Overwegingen
1. Eiser heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] en stelt de Kameroense nationaliteit te bezitten. Hij verblijft sinds 2003 in een Regionale Instelling voor Beschermd Wonen. Eiser heeft in 2003 een asielaanvraag ingediend, die is afgewezen bij besluit van 27 oktober 2003. Dit besluit staat in rechte vast. Eiser heeft vanaf 2005 meerdere procedures voor een verblijfsvergunning doorlopen zonder gevolg. Bij besluit van 13 november 2006 heeft verweerder eiser op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) uitstel van vertrek verleend, voor de periode van 1 maart 2006 tot 1 maart 2007.
2. Verweerder heeft naar aanleiding van een verzoek van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) om ambtshalve toetsing aan artikel 64 van de Vw het Bureau Medische Advisering (BMA) op 20 oktober 2017 verzocht om medisch advies. Op 3 januari 2018 heeft het BMA het gevraagde advies uitgebracht.
3. Het BMA concludeert dat bij eiser sprake is van chronische PTSS, een gegeneraliseerde angststoornis en matig misbruik van alcohol. De klachten bestaan o.a. uit herbelevingen en nachtmerries. Eiser is zeer gespannen met een zekere mate van achterdocht. Eiser wordt behandeld door de huisarts en een psychiater. Het BMA acht het niet uitgesloten dat het uitblijven van behandeling kan leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn. Eiser wordt niet in staat geacht te reizen met gangbare vervoermiddelen als boot, trein, bus, auto en vliegtuig tenzij direct aansluitend aan de reis een fysieke overdracht wordt geregeld aan een psychiater in een kliniek die ter plekke kan beoordelen wat er moet gebeuren. Tijdens de reis is begeleiding nodig door een sociaal psychiatrisch verpleegkundige. Tevens wordt een schriftelijke overdracht van de medische gegevens aanbevolen. Het BMA gaat er op grond van de beschikbare informatie vanuit dat de noodzakelijke medische behandeling in Kameroen aanwezig is. Zolang de fysieke overdracht niet is geregeld kan eiser niet reizen.
4. Eiser heeft na het BMA-advies van 3 januari 2018 een brief van 16 maart 2018 overgelegd van [naam 2] , psychiater GGZ Breburg. Op 18 april 2018 heeft het BMA een aanvullend advies uitgebracht. De conclusie van het aanvullend advies luidt dat er geen aanleiding is om het advies van 3 januari 2018 aan te vullen.
5. Bij besluit van 26 april 2018 (primair besluit) heeft verweerder de toepassing van artikel 64 van de Vw afgewezen.
6. Eiser heeft op 30 april 2018 bezwaar gemaakt tegen dit besluit en op 8 mei 2018, 14 mei 2018, 28 mei 2018 en 15 augustus 2018 aanvullende gronden van bezwaar. Op 11 mei 2018 en 14 augustus 2018 heeft eiser brieven van [naam 2] , psychiater GGZ Breburg overgelegd. Op 20 december 2018 201 heeft een ambtelijke hoorzitting plaatsgevonden. Eiser is met ingang van 6 november 2018 voor de duur van twee weken opgenomen op de open opnameafdeling van GGZ Breburg.
7 . Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaarschrift ongegrond verklaard.
Daarbij heeft verweerder overwogen dat eiser, gelet op het BMA-advies, onder voorwaarden kan reizen. Als de fysieke overdracht echter niet geregeld kan worden, zal eiser niet uitgezet worden, aldus verweerder. Verweerders vergewisplicht strekt niet zover dat al ten tijde van het bestreden besluit de fysieke overdracht en voortzetting van de behandeling geregeld moeten zijn. Verder heeft verweerder zich primair op het standpunt gesteld dat eiser zijn gestelde identiteit en nationaliteit niet aannemelijk gemaakt heeft. Eiser heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat de benodigde medische behandeling voor hem niet toegankelijk is. Subsidiair gaat verweerder ervan uit dat de benodigde medische behandeling in Kameroen voor eiser toegankelijk is. In het verweerschrift is aanvullend gesteld dat eisers beroep op het arrest C.K. en anderen tegen Slovenië (hierna: het arrest C.K.) van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 februari 2017faalt.
8. Op wat eiser daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
9. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser voor zijn psychische problemen medische behandeling en toegang tot die behandeling nodig heeft om te voorkomen dat zijn uitzetting op korte termijn leidt tot een medische noodsituatie.
10. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat reizen voor hem mogelijk is, terwijl de voorwaarden voor een fysieke overdracht ten tijde van het bestreden besluit niet geregeld zijn. Verweerder dient dit bij het nemen van een overdrachtsbesluit te beoordelen en niet eerst bij de feitelijke overdracht. Verweerder heeft een vergewisplicht, aldus eiser. Verder is behandeling in Kameroen niet daadwerkelijk toegankelijk en betaalbaar voor eiser. Tevens beroept eiser zich op het arrest C.K., want uitzetting betekent een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van de gezondheidssituatie van eiser. Terugkeer naar Kameroen is daarom in strijd met artikel 3 van het EVRMen het arrest Paposhvili van 13 december 2016 van het Europees Hof voor de rechten van de mens. Ter onderbouwing van zijn identiteit heeft eiser een geboorteakte en een nationaliteitsverklaring overgelegd.
11. De rechtbank overweegt, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 26 april 2016dat de vergewisplicht van verweerder niet zo ver strekt dat reeds ten tijde van het nemen van het bestreden besluit de fysieke overdracht van eiser geregeld en gegarandeerd dient te zijn.
Wat betreft de reisvoorwaarden heeft verweerder in het besluit toegezegd dat eiser niet zal worden uitgezet, indien medische overdracht niet geregeld kan worden volgens de vereisten zoals neergelegd in het BMA-advies. Voor de uitzetting zal DT&V contact opnemen met het General Hospital in [plaats] in Kameroen, waar behandeling door een psychiater en huisarts mogelijk is. Met dit ziekenhuis zullen afspraken gemaakt worden over de datum en wijze waarop de medische behandeling wordt overgedragen. Nu verweerder nadrukkelijk gesteld heeft dat fysieke overdracht van eiser slechts zal plaatsvinden indien voldaan is aan de vereiste stringente reisvoorwaarden, heeft verweerder aan zijn vergewisplicht voldaan. Eisers beroepsgrond faalt.
12. De rechtbank overweegt voorts dat in hoofdstuk A3/7.1.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 staat dat verweerder het BMA geen informatie over behandelmogelijkheden in het land van herkomst vraagt als de vreemdeling zijn identiteit en nationaliteit niet heeft aangetoond. De rechtbank acht dit beleid niet onredelijk. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling van 18 maart 2013. Het is volgens het beleid van verweerder aan eiser om zijn identiteit en nationaliteit aannemelijk te maken door middel van gegevens en documenten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht gesteld dat eiser zijn identiteit en nationaliteit niet aannemelijk heeft gemaakt. De door eiser overgelegde documenten zijn immers geen identificerende documenten. Een pasfoto ontbreekt en uit het onderzoek van Bureau Documenten van 14 december 2012 is gebleken dat niet kan worden vastgesteld dat de documenten zijn opgemaakt en afgegeven door de daartoe bevoegde autoriteiten. Eiser is, naar gesteld is tijdens het ambtelijk gehoor van 20 december 2018, weliswaar op 5 september 2016 gepresenteerd bij de Kameroense vertegenwoordiging in Den Haag, maar hij heeft niet alsnog een paspoort overgelegd, noch een verklaring dat eiser niet in het bezit kan worden gesteld van identificerende documenten.
Nu eiser zijn nationaliteit niet aannemelijk heeft gemaakt, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de benodigde medische zorg voor eiser in zijn land van herkomst voor hem toegankelijk is.
13. De beroepsgrond dat uitzetting een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van de gezondheidssituatie van eiser betekent, zoals bedoeld in het arrest C.K., treft evenmin doel. Verweerder heeft het standpunt ingenomen dat geen uitzetting zal plaatsvinden als niet wordt voldaan aan de strenge reis- en overdrachtsvoorwaarden, zoals gesteld in het BMA-advies van 3 januari 2018. Verweerder heeft er daarbij op gewezen dat het BMA in zijn advies rekening heeft gehouden met de psychische instabiliteit van eiser. Eiser heeft niet kunnen uitleggen, laat staan onderbouwen, waarom desondanks de uitzetting van eiser zou leiden tot een situatie als bedoeld in het arrest C.K. Om dezelfde reden faalt het beroep van eiser op het arrest Paposhvili.
14. De slotsom is dat verweerder terecht geen uitstel van vertrek heeft verleend op medische gronden, zoals bedoeld in artikel 64 van de Vw.
15. Het beroep is ongegrond.
16. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.