ECLI:NL:RBDHA:2019:5266
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzuimboete bij stelselmatig niet indienen van aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2019 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. Eiseres heeft voor het jaar 2016 niet tijdig aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) gedaan. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van stelselmatig verzuim, aangezien eiseres ook voor de jaren 2012, 2013, 2014 en 2015 niet tijdig aangifte heeft gedaan. Hierdoor is de opgelegde verzuimboete van € 5.278, het wettelijke maximum, terecht opgelegd. Eiseres had eerder al aanmaningen ontvangen om haar aangifte in te dienen, maar heeft hieraan niet voldaan.
Tijdens de zitting op 3 mei 2019 is eiseres verschenen, terwijl de verweerder, de inspecteur van de Belastingdienst, vertegenwoordigd werd door J. Hordijk en mr. drs. H.B. van Houten-Bücker. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet tijdig aangifte heeft gedaan en dat de verzuimboete in beginsel terecht is opgelegd. Eiseres heeft geprobeerd te betogen dat er sprake was van afwezigheid van alle schuld (avas), omdat haar aangifte door de accountant van haar man zou zijn verzorgd. De rechtbank oordeelt echter dat dit voor rekening en risico van eiseres komt.
De rechtbank heeft ook het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat de door haar aangehaalde eerdere uitspraak van het Hof Den Haag niet vergelijkbaar is met haar situatie. De rechtbank concludeert dat de verzuimboete terecht is opgelegd en dat het beroep ongegrond is verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.