ECLI:NL:RBDHA:2019:5266

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2019
Publicatiedatum
23 mei 2019
Zaaknummer
18_8096
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzuimboete bij stelselmatig niet indienen van aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2019 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. Eiseres heeft voor het jaar 2016 niet tijdig aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) gedaan. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van stelselmatig verzuim, aangezien eiseres ook voor de jaren 2012, 2013, 2014 en 2015 niet tijdig aangifte heeft gedaan. Hierdoor is de opgelegde verzuimboete van € 5.278, het wettelijke maximum, terecht opgelegd. Eiseres had eerder al aanmaningen ontvangen om haar aangifte in te dienen, maar heeft hieraan niet voldaan.

Tijdens de zitting op 3 mei 2019 is eiseres verschenen, terwijl de verweerder, de inspecteur van de Belastingdienst, vertegenwoordigd werd door J. Hordijk en mr. drs. H.B. van Houten-Bücker. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet tijdig aangifte heeft gedaan en dat de verzuimboete in beginsel terecht is opgelegd. Eiseres heeft geprobeerd te betogen dat er sprake was van afwezigheid van alle schuld (avas), omdat haar aangifte door de accountant van haar man zou zijn verzorgd. De rechtbank oordeelt echter dat dit voor rekening en risico van eiseres komt.

De rechtbank heeft ook het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat de door haar aangehaalde eerdere uitspraak van het Hof Den Haag niet vergelijkbaar is met haar situatie. De rechtbank concludeert dat de verzuimboete terecht is opgelegd en dat het beroep ongegrond is verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 18/8096
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 mei 2019 in de zaak tussen

[eiseres], wonende te [plaats], eiseres

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 6 november 2018 op het bezwaar van eiseres tegen de voor het jaar 2016 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de daarbij opgelegde verzuimboete.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 mei 2019.
Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J. Hordijk en mr. drs. H.B. van Houten-Bücker.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiseres is uitgenodigd, herinnerd en aangemaand om voor het jaar 2016 aangifte IB/PVV in te dienen. In de aanmaning, die is gedagtekend 3 november 2017, is 17 november 2017 genoemd als datum waarop de aangifte uiterlijk moet zijn ingediend.
2. Eiseres heeft de aangifte IB/PVV niet binnen de gestelde termijn ingediend. Ook voor de jaren 2012, 2013, 2014 en 2015 heeft eiseres de aangiften IB/PVV niet tijdig ingediend.
3. Met dagtekening 28 mei 2018 heeft verweerder medegedeeld het belastbaar inkomen van eiseres ambtshalve te zullen vaststellen en daarbij een verzuimboete van € 5.278 te zullen opleggen wegens het stelselmatig niet doen van aangifte.
4. Met dagtekening 4 juli 2018 is aan eiseres voor het jaar 2016 een aanslag IB/PVV opgelegd. Daarbij is een verzuimboete opgelegd van € 5.278.
5. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV en de verzuimboete. Ook heeft zij op 14 augustus 2018 alsnog een aangifte IB/PVV voor het jaar 2016 ingediend. Verweerder heeft daarop de aanslag IB/PVV verminderd. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar is de opgelegde verzuimboete gehandhaafd.
6. In geschil is of de verzuimboete terecht en naar een juist bedrag is opgelegd.
7. Ingevolge artikel 67a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, kan aan de belastingplichtige die is uitgenodigd tot het doen van aangifte en die de aangifte niet, dan wel niet binnen de in de aanmaning tot het doen van aangifte gestelde termijn heeft gedaan, een verzuimboete worden opgelegd. De verzuimboete heeft tot doel een gebod tot nakoming van fiscale verplichtingen in te scherpen. Daarbij speelt de mate van verwijtbaarheid van het verzuim geen rol. Alleen bij afwezigheid van alle schuld (avas) dient oplegging van een boete achterwege te blijven. Van avas is sprake als eiseres stelt en bij betwisting aannemelijk maakt dat zij alle in de gegeven omstandigheden van haar in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat het verzuim niet zou worden begaan.
8. Vaststaat dat eiseres niet tijdig aangifte IB/PVV heeft gedaan. De verzuimboete is in beginsel dan ook terecht aan eiseres opgelegd. De vraag die zich aandient is of sprake is van avas. Naar het oordeel van de rechtbank dient die vraag ontkennend te worden beantwoord. Dat eiseres haar aangifte IB/PVV door de accountant van haar man laat verzorgen die de aangifte vervolgens niet (tijdig) heeft ingediend, dient voor haar rekening en risico te komen. Dat, zoals eiseres stelt, door de accountant op 13 november 2017 is verzocht om uitstel totdat discussies over voorgaande jaren waren beëindigd, kan niet tot een ander oordeel leiden. Nog los van de vraag of een dergelijk verzoek voor het einde van de aanmaningstermijn door verweerder is ontvangen, blijkt uit niets dat verweerder met een dergelijk uitstelverzoek heeft ingestemd. De verzuimboete is dan ook terecht opgelegd.
9. Met inachtneming van paragraaf 21, tweede onderdeel, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB) legt de inspecteur ter zake van een aangifteverzuim een verzuimboete op van zeven procent van het wettelijke maximum van € 5.278, zijnde € 369. In paragraaf 21, zesde onderdeel, van het BBBB is bepaald dat in uitzonderlijke gevallen, zoals het stelselmatig in verzuim zijn, een verzuimboete tot het wettelijke maximum van € 5.278 kan worden opgelegd.
10. Nu eiseres ook voor de jaren 2012, 2013, 2014 en 2015 niet tijdig aangifte IB/PVV heeft gedaan, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van stelselmatig verzuim, zodat verweerder een verzuimboete tot het wettelijke maximum heeft kunnen opleggen. De rechtbank acht de opgelegde verzuimboete ook overigens passend en geboden. Dat, zoals eiseres stelt, de hoogte van de boete niet in verhouding staat tot de daadwerkelijk verschuldigde belasting, kan niet tot een ander oordeel leiden. De opgelegde boete is gekoppeld aan het verzuim en niet aan de hoogte van de verschuldigde belasting. Daar komt bij dat aan eiseres voor eerdere jaren ook verzuimboetes zijn opgelegd, zij het naar lagere bedragen dan het wettelijke maximum.
11. Eiseres heeft, onder verwijzing naar de uitspraak van Hof Den Haag van 27 april 2016 (ECLI:NL:GHDHA:2016:2119), nog een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. In die zaak, die zag op het jaar 2011, is een verzuimboete gematigd terwijl betreffende belastingplichtige reeds elf jaar in verzuim was. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit beroep niet slagen. De bewuste hofuitspraak biedt namelijk geen aanknopingspunten voor de conclusie dat onderhavige zaak als gelijk geval kan worden aangemerkt. Zo wordt in de hofuitspraak over de beweegredenen om de verzuimboete te matigen geen uitsluitsel gegeven. Daar komt nog bij dat het beleid dat verweerder ten aanzien van verzuimboetes voert tussen 2011 en 2016 is aangescherpt.
12. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de verzuimboete terecht en naar een juist bedrag opgelegd en is het beroep ongegrond verklaard.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E. Schotte, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.