Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Raadkamernummer 19/1282
1.Het verzoek tot uitlevering en de overgelegde stukken
- het door de daartoe bevoegde autoriteiten van de verzoekende staat gegeven bevel tot aanhouding van de opgeëiste persoon, betrekking hebbende op de feiten waarvoor de uitlevering wordt gevraagd, gedateerd 1 augustus 2018;
- een uiteenzetting van de feiten waarvoor de uitlevering wordt gevraagd;
- de tekst van de toepasselijke rechtsvoorschriften waarin de feiten waarop de verdenking ziet strafbaar zijn gesteld, alsmede rechtsvoorschriften die (onder meer) zien op de afschaffing van de doodstraf, het niet van toepassing zijn van vervolgingsverjaring, jurisdictie en competentie van gerechten;
- stukken met betrekking tot de identiteit van de opgeëiste persoon en zijn nationaliteit;
- informatie betreffende het verloop van de verjaringstermijn;
- diverse garanties met betrekking tot de rechten van de opgeëiste persoon;
- stukken met betrekking tot de aanhouding en de uitleveringsdetentie van de opgeëiste persoon;
- de schriftelijke vordering van de officier van justitie van het Landelijk Parket te Rotterdam en plaatsvervangend officier van justitie te Den Haag, bij de rechtbank ingekomen op 18 maart 2019, strekkende tot het in behandeling nemen van genoemd uitleveringsverzoek, alsmede inhoudende de vordering tot gevangenhouding van de opgeëiste persoon;
- de schriftelijke samenvatting van de officieren van justitie, overgelegd ter zitting op 9 mei 2019, houdende hun opvatting omtrent de toelaatbaarheid van het uitleveringsverzoek;
- de pleitnotities van de raadslieden van de opgeëiste persoon, overgelegd ter zitting op 9 mei 2019.
2.De inhoud van het verzoek
[Pleegplaats]in de Republiek Rwanda.
[Bedrijf]. Tussen 25 en 30 april 1994 heeft hij gereedschappen zoals schoffels, grote messen en machetes verstrekt aan Hutu-burgers, om te gebruiken om Tutsi-burgers te doden. Samen met Hutu-burgers uit de gemeente Maraba en
gendarmesdie door hem uit militair kamp [Naam] waren gehaald, is hij naar Rubona Hill in
[Pleegplaats]gegaan. Daar hebben zij zich zodanig georganiseerd dat de Hutu-burgers de Tutsi-burgers die zich daar hadden verzameld omsingelden, terwijl de gendarmes de Tutsi-burgers doodschoten. Ontsnapte Tutsi-burgers werden met traditionele wapens gedood.
[Bedrijf]en Hutu-burgers en hen voorzien van schoffels, grote messen, machetes en traditionele wapens. De Hutu
Interahamwedie uit de aangrenzende Maraba- en Masasu gebieden kwamen, werkten samen met de Hutu-burgers die gereedschappen hadden gekregen om Tutsi-burgers aan te vallen die binnen het
[Bedrijf]werkten. Samen met anderen heeft hij
gendarmesmee gebracht, waarna alle Tutsi-burgers in de verschillende struiken rondom het Instituut zijn samengebracht en gedood met machetes, grote messen en traditionele wapens.
3.Het onderzoek ter zitting
4.Beoordeling van de toelaatbaarheid van de gevraagde uitlevering
toelaatbaarheidvan de uitlevering, terwijl de minister dient te beslissen of het verzoek wordt
ingewilligd(waarbij hij overigens wel is gebonden aan het oordeel van de uitleveringsrechter tot ontoelaatbaarheid van de uitlevering). Dit brengt met zich dat niet alle weigeringsgronden die de UW en de verdragen kennen zijn onderworpen aan het oordeel van de uitleveringsrechter. De uitleveringsrechter is - voor zover dit niet reeds uit de UW volgt - enkel bevoegd om over weigeringsgronden te oordelen, indien daarvoor geen beoordeling van de politieke situatie en rechtspleging in de verzoekende staat nodig is die toegang tot voor de rechter gesloten informatiebronnen vereist, er niet onderhandeld hoeft te worden over eventueel aanvullende garanties en er geen afwegingen moeten worden gemaakt waarbij beleidskeuzes een rol spelen. Het toetsingskader van de uitleveringsrechter is derhalve vele malen beperkter dan dat van de minister. De uitleveringsrechter kan de minister in een advies bij de uitspraak echter wel over alle aspecten adviseren.
[Pleegplaats]in de Republiek Rwanda. Het is in de uitleveringsprocedure niet aan de rechter om te toetsen of er voldoende onderbouwing is voor die verdenking.
kanhebben gepleegd. Vooropgesteld moet worden dat een onschuldbewering volgens vaste jurisprudentie alleen opgaat indien de rechtbank onverwijld - dat wil zeggen zonder diepgaand onderzoek vergelijkbaar met dat in het strafgeding zelf - tot de overtuiging komt dat er geen sprake kan zijn van een vermoeden van schuld
dreigendeinbreuk op zijn fundamentele rechten als bedoeld in onder meer artikel 3 van het EVRM voorbehouden aan de minister. Indien evenwel komt vast te staan dat in de zaak waarvoor de uitlevering van de opgeëiste persoon is gevraagd, sprake is van een
voltooideinbreuk op zijn fundamentele rechten, is het de uitleveringsrechter die de verzochte uitlevering ontoelaatbaar dient te verklaren.
dreigendeschending van artikel 6, eerste lid, van het EVRM en/of artikel 14, eerste lid, van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke rechten (hierna: IVBPR), in de regel niet aan de uitleveringsrechter is. Hierop kan een uitzondering bestaan indien bij de behandeling van het uitleveringsverzoek ter zitting naar aanleiding van een voldoende onderbouwd verweer is komen vast te staan a) dat de opgeëiste persoon door zijn uitlevering zal worden blootgesteld aan het risico van een
flagranteinbreuk op enig hem ingevolge deze verdragsbepalingen toekomend recht, en b) dat hem na zijn uitlevering ter zake van die inbreuk niet een rechtsmiddel als bedoeld in artikel 13 van het EVRM respectievelijk artikel 2, derde lid, aanhef en onder a, van het IVBPR ten dienste staat. Uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens volgt echter niet snel dat sprake is van blootstelling aan het risico van een flagrante inbreuk op artikel 6, eerste lid, van het EVRM.
voltooideschending van artikel 6 van het EVRM, komt de uitleveringsrechter in de regel niet toe, omdat pas na de berechting in de
voltooideschending van artikel 3 van het EVRM is immers geen sprake.
Transfer Law.Hier tegenover staan de procedures die
welworden gevoerd onder de
Transfer Law, waaronder de strafzaken tegen twee personen die eerder door Nederland aan Rwanda zijn uitgeleverd. Met betrekking tot die twee strafzaken, worden door de Kenyan Sector van de International Commission of Jurists (hierna: ICJ Kenya) jaarlijks
monitoring reportsvrijgegeven. Uit deze
monitoring reportsvolgen geen directe indicaties dat moet worden gevreesd voor een dreigende flagrante schending van artikel 6 van het EVRM met betrekking tot de opgeëiste persoon. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat niet is gebleken van een dreigende flagrante schending van artikel 6 van het EVRM.
African Court on Humans and People’s Rightsdoor Rwanda naast zich neer worden gelegd, brengt niet met zich dat moet worden geconcludeerd dat er geen effectief rechtsmiddel is, temeer nu processen onder de
Transfer Lawworden gemonitord. Het beroep wordt derhalve verworpen.
5.De toepasselijke verdrags- en wetsartikelen
6.Beslissing
affidavit, vermelde feiten.
Raadkamernummer 19/1282
Transfer Law.Op grond van de
Transfer Lawvindt berechting plaats door een speciale kamer van het
High Courtin [Plaats] . Daarnaast kent de
Transfer Lawbepaalde procedurele waarborgen, zoals immuniteit voor de advocaten die een verdachte in deze soort zaken bijstaan. De personen die verdacht en veroordeeld worden onder het regime van de
Transfer Lawondergaan hun hechtenis respectievelijk gevangenisstraf in afzonderlijke, speciaal voor hen ingerichte (afdelingen van) penitentiaire faciliteiten.
Transfer Lawheeft Nederland eerder twee personen uitgeleverd aan Rwanda, te weten [Naam] en [Naam] De Rwandese strafzaken tegen deze personen zijn nog niet afgerond, maar door de
Kenyan Sectorvan de
International Commission of Jurists(hierna: ICJ Kenya) zijn wel jaarlijks
monitoring reportsvrijgegeven. De rechtbank adviseert u om - indien u de verzochte uitlevering van de opgeëiste persoon toestaat - ook het proces in de onderhavige zaak te doen waarnemen en de waarnemingsrapporten publiek toegankelijk te maken.