Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 5 juli 2016
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Veiligheid en Justitie),
[naam] ,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
“will recieve a fair trial.In acht zaken, waaronder die van Jean Uwinkindi, heeft het ICTR beslist dat overdracht kon plaatsvinden. In vier van die gevallen is hoger beroep ingesteld, maar de
Appeals Chamberheeft de aangevallen beslissingen tot nu toe telkens bevestigd.
“where it is clear that the conditions for referral of the case are no longer met and it is in the interest of justice”. Uwinkindi en Munyagishari hebben ieder verschillende keren om herroeping verzocht, maar hun verzoek werd tot nu toe steeds door het ICTR dan wel het MICT afgewezen. Laatstelijk heeft het MICT bij uitspraak van 22 oktober 2015 het verzoek van Uwinkindi om het besluit tot overdracht te herroepen afgewezen. Van deze uitspraak heeft Uwinkindi hoger beroep ingesteld bij de
Appeals Chambervan het MICT. Dit hoger beroep is nog aanhangig.
Transfer Law. Deze
Transfer Lawvoorziet in de berechting van overgedragen verdachten door een speciale kamer van het
High Courtin Kigali. De
Transfer Lawkent bepaalde procedurele waarborgen, zoals immuniteit voor de advocaten die de verdachte bijstaan. De personen die verdacht en veroordeeld worden onder het regime van de
Transfer Lawondergaan hun hechtenis respectievelijk gevangenisstraf in afzonderlijke, speciaal voor hen ingerichte (afdelingen van) penitentiaire faciliteiten.
“Fair Trial Guarantees”zijn gegeven, dat deze in zijn algemeenheid een voldoende waarborg voor een eerlijk proces bieden en dat niet is gebleken dat de verzoekende staat zijn verplichtingen niet zal naleven. De rechtbank concludeerde dat geen flagrante schending van art. 6 EVRM dreigt. De Hoge Raad heeft het hiertegen door [X] gerichte cassatieberoep bij arrest van 17 juni 2014 verworpen.
National Public Prosecution Authority(NPPA) in Rwanda. De voorzieningenrechter hecht grote waarde aan de conclusies van Witteveen. Toen het MICT in zijn uitspraak van 22 oktober 2015 oordeelde dat Uwinkindi een eerlijk proces krijgt in Rwanda beschikte het volgens de voorzieningenrechter kennelijk niet over dit rapport van Witteveen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moet deze rapportage worden aangemerkt als een gegronde reden om aan te nemen dat uitlevering aan Rwanda een flagrante schending van art. 6 EVRM zal opleveren, omdat daaruit blijkt dat het recht op rechtsbijstand in genocidezaken in de praktijk onvoldoende is verzekerd. De in deze zaak afgegeven garanties doen aan dit oordeel niet af, aangezien deze garanties ook in een aantal door Witteveen gevolgde procedures waren afgegeven en die garanties kennelijk in de praktijk niet de gewenste gevolgen hebben, aldus nog steeds de voorzieningenrechter. Het beroep van [X] op de artt. 2, 3, 6, 13 en 8 EVRM heeft de voorzieningenrechter verworpen.
“would be exposed to a real risk of being subject to a flagrant denial of justice”(EHRM 27 oktober 2011, Ahorugeze t. Zweden, nr. 37075/09). Ook oordeelde het EHRM dat voor
“a flagrant denial of justice”niet genoeg is dat zich een situatie voordoet die op nationaal niveau een schending van art. 6 EVRM inhoudt. Vereist is
“a breach of the principles of fair trial guaranteed by Article 6 which is so fundamental as to amount to a nullification, or destruction of the very essence, of the right guaranteed by that Article”(Ahorugeze t. Zweden, hiervoor geciteerd). Aan de hand van dit criterium zal het hof dan ook de grieven en de vordering beoordelen. Van belang hierbij is dat het er volgens constante rechtspraak van het EHRM om gaat of het proces
als geheeleerlijk is, hetgeen meebrengt dat een uit een oogpunt van art. 6 EVRM bedenkelijke gang van zaken in beginsel kan worden hersteld, hetzij door de rechter zelf hetzij in hoger beroep (bijv. EHRM 27 oktober 1993, Dombo Beheer t. Nederland, nr. 14448/88; EHRM 9 juni 1998, Twalib t. Griekenland, nr. 42/1997/826/1032).
Transfer Lawhebben verworpen. In dit kort geding, waarin de mogelijkheden voor feitenonderzoek beperkt zijn, weegt het oordeel van deze internationale, door de VN Veiligheidsraad ingestelde rechterlijke colleges voor het hof zwaar. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat, anders dan de voorzieningenrechter veronderstelde, in hoger beroep als door de Staat gesteld en [X] erkend is komen vast te staan dat het MICT wel bekend was met het rapport Witteveen van 3 juni 2015. Het hof neemt ook in aanmerking dat het ICTR en het MICT hebben getoetst of de verdachten bij overdracht aan Rwanda een
fair trialte wachten staat, en niet of een
flagrant denial of justicedreigt. Het ICTR en het MICT hebben aldus een strenger criterium aangelegd dan het hof in dit geding op grond van de jurisprudentie van het EHRM moet toepassen.
fair trialzal krijgen, waarbij zij meer in het bijzonder hebben gegarandeerd dat [X] de volgende rechten zal hebben:
Practice Directionsvan de
Chief Justice(van het Rwandese Supreme Court) waarin de voorwaarden zijn opgenomen waaronder additionele financiering kan worden verstrekt voor het doen van onderzoek ten behoeve van de verdediging.
“Rwanda has a functioning justice system, capable of investigating, prosecuting and adjudicating cases of genocide, transferred from other jurisdictions, applying international standards and providing fair trial rights for defendants”, maar anderzijds dat
“..I have a deep concern on the status and quality of the defence attorneys acting for their clients in the genocide transfer cases. In the cases I witnessed, none of the defence attorneys performed at a level that meets any international standard. In summary: in some cases there is currently no defence, either officially or materially, in other cases the defence attorneys act or acted substandard and even irresponsible”. Witteveen komt tot deze conclusie op basis van zijn observatie van zittingen en gesprekken met betrokkenen in de onder het regime van de
Transfer Lawgevoerde strafzaken tegen Uwinkindi, Munyagishari, Mugesera, Bandora en Mbarushimana (hierna ook: Uwinkindi c.s.). Daarbij hecht Witteveen met name belang aan de volgende omstandigheden: (i) een goede verdediging is juist in genocidezaken essentieel, (ii) het systeem waaronder verdachten onder de
Transfer Lawworden berecht is accusatoir en niet inquisitoir, dus de rol van de rechter is beperkt en (iii) de openbare aanklager verricht slechts een uiterst beperkt feitenonderzoek. Dit alles onderstreept volgens Witteveen het belang van een goede verdediging. De conclusie van Witteveen luidt dat hij aanbeveelt dat de verdachte kan beschikken over een advocaat die aan de door Witteveen omschreven eisen voldoet, dat deze advocaat wordt toegevoegd aan een Rwandese advocaat, dat het Rwandese ministerie van justitie hiertoe fondsen ter beschikking stelt en dat ook fondsen ter beschikking worden gesteld voor het doen van onderzoek.
Transfer Lawgevoerde strafzaken tegen Uwinkindi c.s. In Witteveen II worden de volgende tekortkomingen gesignaleerd.
High Courtheeft de RBA twee nieuwe advocaten benoemd die, hoewel aanwezig in de zaal, Uwinkindi niet hebben vertegenwoordigd en niet beschikten over het dossier. Gedurende de periode dat Uwinkindi geen rechtsbijstand had heeft het
High Courteen aantal getuigen gehoord.
alleRwandese advocaten daartoe niet in staat zullen zijn. De eventuele omstandigheid dat een aantal advocaten incompetent mocht zijn gebleken betekent immers niet dat dit voor alle Rwandese advocaten geldt. Witteveen heeft in dit verband gesteld dat veel buitenlandse steun is verleend bij het opbouwen van de rechterlijke macht en de NPPA, maar nauwelijks bij de ontwikkeling van de Rwandese advocatuur. De Staat heeft echter in hoger beroep een verklaring van de president van de RBA en het rapport Arguin in het geding gebracht, waarin zij het volgende tegen de stelling van Witteveen inbrengen:
transferred casesop te treden voor 15.000.000 RF (lumpsum).
transfer caseszullen optreden omdat zij door hun kritische houding van de zaak zullen worden gehaald net als in de Uwinkindi-zaak (Witteveen IV), acht het hof niet aannemelijk, aangezien niet is gebleken dat advocaten in de Uwinkindi-zaak van de zaak zijn gehaald als gevolg van hun kritische opstelling. De feiten wijzen vooralsnog veeleer in de richting dat het
High Courtnieuwe advocaten heeft benoemd omdat de oorspronkelijke advocaten, vanwege hun conflict met het ministerie over hun beloning, niet op twee zittingen waren verschenen.
fair trialte verzekeren. Overigens staat vast dat het voor buitenlandse advocaten toegestaan is in genocidezaken op te treden, mits zij zich laten inschrijven bij de RBA. Dat dit laatste in de praktijk een beletsel oplevert is niet gebleken.
Practice Directionsvan de
Chief Justiceop verzoek budget beschikbaar kan worden gesteld voor onderzoek. Uit de in hoger beroep overgelegde verklaring van de president van de RBA blijkt dat in de zaken Mbarushimana en Munyagishari inmiddels budget voor onderzoek is toegekend, hetgeen niet is weersproken. Tegen deze achtergrond kan het hof de stelling van Witteveen, dat het volstrekt onrealistisch is te veronderstellen dat Rwandese advocaten deze onderzoeken kunnen uitvoeren, niet aanvaarden.
Transfer Lawworden berecht accusatoir en niet inquisitoir is, zodat de rol van de rechter beperkt is. Ook hecht hij belang aan de omstandigheid dat de openbare aanklager slechts een uiterst beperkt feitenonderzoek verricht. Dat Rwanda een accusatoir systeem kent wordt weersproken door Arguin, die stelt dat sprake is van een hybride systeem. Het hof constateert dat, wat hier ook van zij, uit Witteveens eigen observaties van het proces tegen Bandora blijkt dat de rechter zeer actief was in het ondervragen van getuigen. Dat de rol van de rechter beperkt is lijkt dus niet zonder meer juist. Wat het onderzoek door de openbare aanklager betreft heeft Arguin er op gewezen dat de politie op grond van het Rwandese Wetboek van Strafvordering verplicht is bewijs voor en tegen de verdachte te verzamelen. Dit wordt bevestigd door de door de Staat in hoger beroep overgelegde verklaring van de NPPA van 15 december 2015, waarin in dit verband wordt verwezen naar art. 20 onder 3 van het Rwandese Wetboek van Strafvordering (als annex A aan deze verklaring gehecht). Witteveen voert echter aan dat het in zijn ervaring in de praktijk niet voorkwam dat de politie dan wel de NPPA ontlastend bewijs verzamelde. Naar het oordeel van het hof betekent dit laatste echter niet dat de verdachte het
High Courtniet zou kunnen verzoeken de politie of het openbaar ministerie te gelasten dat onderzoek te verrichten, indien deze daar zelf mee in gebreke blijven. Witteveen en [X] stellen niet dat een dergelijk verzoek niet het gewenste resultaat zou hebben.
transfer casesbepaalde problemen optraden, de Rwandese autoriteiten bereid zijn gebleken maatregelen te nemen om deze op te lossen.
a nullification, or destruction of the very essence, of the right to a fair trial(zie hiervoor onder 2.2)
.
in het incidenteel hoger beroep
nieuwe- dat wil zeggen na de uitspraak van de uitleveringsrechter opgetreden of aan het licht gekomen - feiten of omstandigheden tot een afwijkend oordeel van dat van de uitleveringsrechter kunnen leiden. De Hoge Raad stelt deze eis niet, hij stelt slechts de eis dat het moet gaan om
anderefeiten en omstandigheden dan waarover de uitleveringsrechter heeft geoordeeld (HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1680 onder 3.4.5). Overigens heeft de Staat, zoals hierna zal blijken, bij dit verweer geen belang, omdat de argumenten van [X] toch niet opgaan.
Transfer Lawen de oprichting van speciale penitentiaire inrichtingen) en uit het opheffen van geconstateerde knelpunten (zie hierboven onder 2.20). Dit zal er naar de verwachting van het hof aan bijdragen dat [X] een eerlijk proces krijgt. Immers indien [X] geen eerlijk proces krijgt, loopt Rwanda het risico dat geen verdere uitleveringen van genocideverdachten zullen volgen. In dit verband acht het hof van belang dat de zaak van [X] ten behoeve van de Staat zal worden gemonitord door ICJ (International Commission of Jurists) Kenya, zodat de Rwandese autoriteiten er rekening mee zullen houden dat eventuele inbreuken op een eerlijk proces bekend zullen worden.
High Court, zoals het besluit om getuigen te horen gedurende de periode dat Uwinkindi niet over rechtsbijstand beschikte, is niet gesteld of gebleken dat dergelijke beslissingen niet in beroep bij het
Supreme Courthadden kunnen worden hersteld, of zelfs door het
High Courtzelf. Zoals [X] erkent (memorie van antwoord in principaal appel, memorie van grieven in incidenteel appel pag. 25) heeft het
High CourtUwinkindi alsnog in de gelegenheid gesteld deze getuigen te ondervragen nadat zijn advocaten kennis hadden kunnen nemen van het dossier. Dat Uwinkindi van de hem geboden gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt omdat hij nog steeds weigerde met de hem toegewezen advocaten samen te werken, komt voor zijn rekening.
[X]een flagrante schending van zijn recht op een eerlijk proces wacht indien hij wordt uitgeleverd. [X] maakt echter niet aannemelijk dat de mensenrechtenschendingen in de Rwandese maatschappij waarop hij zich beroept, ook zullen leiden tot een flagrante inbreuk op een eerlijk proces in zijn eigen zaak. Zoals hiervoor is overwogen zal voor [X] op basis van de
Transfer Laween specifiek regime gelden, anders dan bijvoorbeeld het strafproces tegen Victoire Ingabire (hierna: Ingabire). In de procedures tegen Uwinkindi c.s., die ook onder de werking van de
Transfer Lawworden afgewikkeld, is van mensenrechtenschendingen niet gebleken.
transfer caseszoals die van [X] , een flagrante schending van het recht op een eerlijk proces zal plaatsvinden. Het hof constateert in dit verband dat beide hoogleraren reeds geruime tijd niet meer in Rwanda zijn geweest (zij worden daar niet meer toegelaten) en dat zij dus niet zelf de berechting van genocideverdachten voor het
High Courthebben kunnen observeren. Hun oordeel weegt dan ook niet op tegen dat van Witteveen, die wel een aantal van dergelijke processen heeft bijgewoond en die van mening is dat deze over het algemeen – afgezien van de kwaliteit van de rechtsbijstand – eerlijk verlopen.
Transfer Law. [X] brengt hier echter tegen in dat hem ook een politiek proces wacht, omdat hij een medestander van Ingabire is en omdat een genocideproces per definitie een politieke lading heeft.
transfer cases(Witteveen III, III onder f; Witteveen IV onder 3). Bovendien is het hof er niet van overtuigd dat [X] door Rwanda als een politiek tegenstander van president Kagame wordt beschouwd. Het hof wil aannemen dat [X] in Nederland voor de oppositie actief is geweest, maar niet blijkt dat hij daarin een prominente rol heeft gespeeld, zoals met Ingabire onmiskenbaar wel het geval was, dat zijn activiteiten zijn doorgedrongen tot het huidige bewind in Kigali of tot gevolg hebben gehad dat hij thans als een serieuze politieke tegenstander van het regime wordt beschouwd. Ook ontbreekt iedere aanwijzing dat de aangifte van [X] tegen Kagame bij deze laatste bekend is geworden en door hem hoog wordt opgenomen. Dat [X] een belastende getuigenis tegen het huidige regime zou kunnen afleggen over bepaalde gebeurtenissen in 1994 is mogelijk, maar dat het regime zich daar serieus zorgen over maakt is niet gebleken en is ook niet erg aannemelijk. Ook is onvoldoende aannemelijk dat een genocideproces altijd een politiek proces is. Het is weliswaar duidelijk dat de Rwandese autoriteiten de uitlevering en de berechting van genocideverdachten bevorderen en dat, zoals blijkt uit het bij de brief van 9 juni 2016 van mr. Stapert gevoegde persbericht van de Rwandese autoriteiten, de kwestie van de genocide zeer gevoelig ligt, maar dat is iets anders dan de berechting of behandeling van politieke tegenstanders, zoals Ingabire, die een rechtstreekse bedreiging kunnen vormen voor de zittende machthebbers.
Transfer Lawimmuniteit voor verklaringen die getuigen in een genocidezaak afleggen, maar dit zal weinig getuigen gerust stellen, aldus [X] .
Transfer Lawvele getuigen bereid zijn gebleken in Rwanda te getuigen voor de verdediging, zowel in het
High Courtals in de (lokale, informele) gacaca-processen. Daarbij heeft zij in aanmerking genomen dat (i) aan getuigen immuniteit is verleend voor wat zij voor de rechter verklaren, (ii) dat de mogelijkheid bestaat een anonieme getuigenverklaring af te leggen, (iii) dat een getuige via videolink kan worden gehoord en (iv) dat is voorzien in een beschermingsprogramma voor getuigen. Het hof sluit zich bij dit oordeel aan en concludeert derhalve dat ook in dit opzicht niet aannemelijk is dat sprake is van een flagrante strijd met het recht op een eerlijk proces.
Transfer Law, zouden zijn geschonden. Ook dit betoog faalt. Het gaat in productie 7 telkens om zeer gedetailleerde kritiek op de gang van zaken tijdens andere procedures dan die tegen [X] , die het hof in de meeste gevallen niet zonder kennisneming van de volledige dossiers en zonder verder feitenonderzoek, waarvoor in dit kort geding geen plaats is, kan beoordelen. Over een aantal van de opgesomde schendingen heeft het hof hiervoor overigens reeds beslist dat geen sprake is van een flagrante schending van het recht op een eerlijk proces, zoals ten aanzien van het recht van de verdachte zich te laten bijstaan door een advocaat, het recht op gefinancierde rechtshulp, het recht op financiering van feitenonderzoek, het recht getuigen te laten horen en de contractuele bepaling dat advocaten de regering niet mogen bekritiseren. Het enkele feit dat de advocaten van Uwinkindi c.s. een conflict hebben met het ministerie, de NPPA of het
High Courtover de wijze waarop bepaalde processuele waarborgen moeten worden ingevuld in een concreet geval, betekent nog niet dat die advocaten het gelijk aan hun kant hebben of dat de geldende waarborgen in de praktijk niets voorstellen. Voor zover het al gaat om gegronde kritiek (en niet bijvoorbeeld om de weigering van een verdachte om samen te werken met de hem toegewezen advocaat, of de niet aan de Rwandese autoriteiten toe te rekenen terughoudendheid van sommige getuigen om ten gunste van de verdachte te verklaren) is de situatie inmiddels in een aantal gevallen gewijzigd en is vooralsnog dan ook niet aannemelijk dat een en ander ook bij de berechting van [X] zal spelen. Dit betekent dat niet is gebleken dat de Rwandese autoriteiten in betekenisvolle mate de in regelgeving en garanties verstrekte waarborgen voor een eerlijk proces schenden. [X] heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat deze waarborgen in de praktijk niet functioneren.
Transfer Lawzal worden berecht. Voor zover [X] in dit verband, met een verwijzing naar het addendum van 11 januari 2015 op het rapport van Longman en een boek van Anjan Sundaram, een beroep doet op het autoritaire karakter van het huidige regime verwijst het hof naar het geen hiervoor ten aanzien van dergelijke stellingen is overwogen. Concrete aanwijzingen dat deze omstandigheden zullen leiden tot een behandeling van [X] in strijd met art. 2 of art. 3 EVRM zijn niet komen vast te staan.
exceptional circumstances. Gelet op de ernst van het delict waarvoor uitlevering was gevraagd en het belang van het Verenigd Koninkrijk om zijn verdragsverplichtingen te honoreren achtte het EHRM de inbreuk op het familieleven gerechtvaardigd en proportioneel.
exceptional circumstances. De gevolgen van uitlevering voor het gezinsleven van [X] zijn hard, maar niet buitengewoon. De inbreuk die de uitlevering op het familieleven van [X] zal maken is gerechtvaardigd en niet disproportioneel. Dat [X] een levenslange gevangenisstraf opgelegd zal worden staat niet nu reeds vast. Het hof acht ook niet voldoende aannemelijk gemaakt dat zijn gezin hem in Rwanda niet zou kunnen volgen of bezoeken. Dat de echtgenote van [X] zo ernstig getraumatiseerd is door de gebeurtenissen uit 1994 dat zij Rwanda niet meer kan bezoeken is, mede gezien het tijdsverloop, niet onderbouwd en ook niet zonder meer aannemelijk. Bij dit alles moet in aanmerking worden genomen dat [X] verdacht wordt van een zeer ernstig misdrijf, te weten genocide. Hierbij is verder van belang dat in Resolutie 3074 (XXVIII) van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 3 december 1973 (onder 5) als algemene regel geeft dat berechting van genocide plaatsvindt in de staat waar het feit is gepleegd. Onder deze omstandigheden moet de in art. VII van het Genocideverdrag opgenomen verplichting van de Staat om [X] uit te leveren aan Rwanda het zwaarste wegen.
Slotsom in het principaal en het incidenteel hoger beroep
Beslissing
in het principaal hoger beroep:
in het incidenteel hoger beroep:
in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
in eerste aanlegbegroot op € 613,-- voor verschotten en € 816,-- voor salaris van de advocaat,
in het principaal hoger beroepop € 805,19 voor verschotten en € 2.682,-- voor salaris van de advocaat, en bepaalt dat de wettelijke rente over deze bedragen verschuldigd zal zijn indien deze niet uiterlijk binnen 14 dagen na de dag van dit arrest zullen zijn voldaan;