Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eisende partij A] ,
[eisende partij B] ,
[eisende partij C] ,
[eisende partij D] ,
[eisende partij E] ,
[eisende partij F] ,
[eisende partij G] ,
1.De procedure
- de dagvaardingen met producties van 3 maart 2017 (zaak C/09/535020 / HA ZA 17/679) en 10 maart 2017 (de andere zaken);
- de conclusies van antwoord, met producties;
- de tussenvonnissen waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- de tijdens de comparitie van partijen door partijen voorgedragen pleitnotities;
2.De feiten
in alle zaken
“zuiveren”van nationalistische opstandelingen die zich aan ernstige terreurdaden schuldig hadden gemaakt. Dit om zo de rust en orde onder Nederlands koloniaal gezag op Zuid-Celebes te herstellen.
“zuiveringsacties”uitgevoerd in de regio Zuid-Celebes, waarbij telkens zogenoemde
“standrechtelijke executies”hebben plaatsgevonden van mannen die werden verdacht van verboden nationalistische activiteiten en/of terreur. Die executies werden vaak in aanwezigheid van de dorpsbevolking uitgevoerd om zo de nationalistische terreur te breken en gehoorzaamheid, rust en orde af te dwingen. Westerling heeft die zuiveringsacties later zelf aldus samengevat dat hij daarbij
“optrad als officier van justitie, rechter en beul tegelijkertijd”. De militairen van het DST en andere onderdelen van het KNIL hadden van de autoriteiten géén richtlijnen meegekregen over de manier waarop de zuiveringen moesten worden uitgevoerd en hebben hun handelen steeds naar eigen inzicht bepaald.
“de oorzaken, de omvang en verschijningsvorm van de ongeregeldheden die gedurende het tijdvak December 1946-Februari 1947 in Zuid-Celebes hebben plaats gevonden en de maatregelen en acties die hebben gevoerd tot het herstel van orde en rust in het betrokken gebied, gezien in verband met alle omstandigheden die daarop van invloed zijn geweest”.De commissie-Enthoven concludeerde in 1948 in haar rapport, dat bij het militair optreden in Zuid-Celebes sprake was geweest van een aantal excessen in met name Paré-Paré en Galung Lombok, maar dat dit optreden verder gezien moest worden als de geboden uitoefening van de bevoegdheid van de overheid tot herstel van recht en veiligheid in de noodtoestand die was ontstaan. Het rapport is niet gepubliceerd maar ter vertrouwelijke kennisname voor de leden van de Eerste en de Tweede Kamer ter griffie gedeponeerd.
bupati(regent) van Rengat, is op 5 januari 1949 bij de aanval op Rengat door Nederlandse militairen uit zijn woning gehaald en tezamen met anderen geëxecuteerd. Zijn stoffelijke resten zijn in een rivier gegooid en zijn nooit meer teruggevonden.
“Rapport betreffende de Zuid-Celebeszaak”geconcludeerd dat de handelingen van de militaire actieleiders bij de zuiveringen niets met rechtspraak te maken hadden, maar gekwalificeerd moeten worden als
“tegenterreur”,die onder alle omstandigheden afkeurenswaardig is. Van Rij en Stam stellen verder vast dat het niet mogelijk is uit de stukken ook maar enigermate tot een juiste opstelling van het aantal slachtoffers van deze tegenterreur te komen.
“Zuid-Celebesaffaire”. Hierin staat onder meer vermeld: “
De drastische middelen die het detachement bij de uitvoering van deze opdracht heeft toegepast, vielen buiten het kader van een normale militaire actie.” In juli 1969 heeft de Tweede Kamer na debat de Excessennota 1969
“voor kennisgeving aangenomen”.
“met de grootschalige inzet van Nederlandse militairen in 1947 aan de verkeerde kant van de geschiedenis heeft geplaatst”. Daarbij heeft hij namens de Nederlandse regering diepe spijt betuigd voor het daardoor bij een groot aantal Indonesiërs veroorzaakte leed.
“zorgvuldig te willen afhandelen”en ook met hen zo mogelijk een schikking te willen treffen.
“regeling van de Nederlandse regering”is op 10 september 2013 gepubliceerd in de Staatscourant met nummer 25383. Die regeling draagt de titel
“Bekendmaking van de Minister van Buitenlandse zaken en de Minister van Defensie van 10 september 2013 (…) van de contouren van een civielrechtelijke afwikkeling ter vergoeding van schade aan weduwen van slachtoffers van standrechtelijke executies in het voormalige Nederlands-Indië van vergelijkbare ernst en aard als Rawagedeh en Zuid Sulawesi(hierna: de Bekendmaking).
3.Het geschil
in alle zaken
4.De beoordeling
in alle zaken
acta iure imperii) waarvoor de Staat immuniteit van jurisdictie geniet buiten Nederland en alleen in Nederland in rechte kan worden betrokken. Er is geen enkel aanknopingspunt voor het oordeel dat eisers – destijds (zeer jonge) kinderen, wonend in Zuid-Sulawesi – (via hun moeder als wettelijk vertegenwoordiger) de Staat tussen 27 december 1949 en 31 december 1952 voor een Nederlandse rechter hadden kunnen dagen. Aangenomen moet worden dat de Staat vóór 27 december 1947 eveneens voor een rechtbank in Nederlands-Indië kon worden gedaagd. Op geen enkele manier blijkt dat dat destijds feitelijk mogelijk was voor eisers. Dat geldt temeer als de chaotische situatie waarin Nederlands-Indië, in het bijzonder Zuid-Celebes, destijds verkeerde in aanmerking wordt genomen.
hors de combatwaren, zoals deze op Zuid-Sulawesi hebben plaatsgevonden, buiten de gelegitimeerde wijzen van oorlogsvoering plaatsvonden en daarom onrechtmatig waren.
“Overeenkomst (…) inzake de tussen de beide landen nog bestaande financiële vraagstukken”(Tractatenblad 1966, nummer 236). Die overeenkomst uit 1966 tussen Nederland en Indonesië ziet niet op de financiële afwikkeling van claims van nabestaanden van slachtoffers van standrechtelijke executies in het toenmalig Nederlands-Indië, maar op de afwikkeling van claims tussen beide landen voor vraagstukken van geheel andere financieel-juridische aard. Indien en voor zover de Staat vanwege deze overeenkomst geen rekening meer heeft gehouden met aansprakelijkheidsclaims zoals die van eisers, komt dat voor zijn rekening en risico. De Staat kan dit niet tegenwerpen aan eisers.
kunnenleveren, in het bijzonder omdat het de vraag is of er voldoende bewijs voorhanden zal blijken te zijn ter ondersteuning van hun eigen verklaringen. Verder zou de Staat ook in een eerder aanhangig gemaakte procedure met verificatieproblemen zijn geconfronteerd, omdat hij destijds geen administratie heeft bijgehouden van de mannen die tijdens de zuiveringsacties in 1947 op Zuid-Sulawesi zijn geëxecuteerd.
aansprakelijkstellingovergaan, in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. De rechtbank volgt eisers niet in dit betoog. De in dit verband overigens niet nader geduide bijzondere aard van hun zaken is reeds meegewogen bij de beoordeling van de andere gezichtspunten en neemt niet weg dat het bijzondere, met terughoudendheid te hanteren karakter van het ter zijde stellen van verjaring vergt dat eisers voortvarend handelen en de Staat binnen een redelijke termijn daadwerkelijk aansprakelijk stellen, waarbij een termijn van een tot twee jaar in zijn algemeenheid als redelijk kan worden aanvaard. De belangen die de verjaring beoogt te dienen, in het bijzonder de rechtszekerheid, verzetten zich tegen de door eisers bepleite benadering. De rechtbank zal dus beoordelen of eisers binnen een redelijke termijn zijn overgegaan tot aansprakelijkstelling van de Staat.
in algemene zinniet langer aan de orde waren. Nu de eisende partijen in de Rawagede-zaak in 2005 via Indonesische activisten toegang kregen tot rechtshulp, was het volgens de Staat in ieder geval vanaf 2005 in algemene zin mogelijk om een vordering zoals die van eisers tegen de Staat geldend te maken.
.