Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[eiser sub 1] ,
[eiser sub 2] ,
[eiser sub 3] ,
[eiser sub 4] ,
[eiser sub 5] ,
[eiser sub 6] ,
[eiser sub 7] ,
[eiser sub 8] ,
[eiser sub 9] ,
[eiser sub 10] ,
[eiser sub 11] ,
[eiser sub 12] ,
[eiser sub 13] ,
[eiser sub 14] ,
[eiser sub 15] ,
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
1.De procedure
- de dagvaarding van 23 december 2016, met producties;
- het proces-verbaal van de op 29 mei 2017 gehouden comparitie van partijen;
- het voorstel van partijen voor een afwijkende procesvoering;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de akte van eisers over het beroep van de Staat op verjaring;
- het tussenvonnis van 20 september 2017;
- de akte van de Staat.
2.De feiten
“de oorzaken, de omvang en verschijningsvorm van de ongeregeldheden die gedurende het tijdvak December 1946-Februari 1947 in Zuid-Celebes hebben plaats gevonden en de maatregelen en acties die hebben gevoerd tot het herstel van orde en rust in het betrokken gebied, gezien in verband met alle omstandigheden die daarop van invloed zijn geweest”.De commissie-Enthoven concludeerde in 1948 in haar rapport, dat bij het militair optreden in Zuid-Celebes sprake was geweest van een aantal misdragingen, maar dat dit optreden verder gezien moest worden als de geboden uitoefening van de bevoegdheid van de overheid tot herstel van recht en veiligheid in de noodtoestand die was ontstaan. Het rapport is niet gepubliceerd maar ter vertrouwelijke kennisname voor de leden van de Eerste en de Tweede Kamer ter griffie gedeponeerd.
“Rapport betreffende de Zuid-Celebeszaak”geconcludeerd dat de handelingen van de militaire actieleiders bij de zuiveringen niets met rechtspraak te maken hadden, maar gekwalificeerd moeten worden als
“tegenterreur”.Het voeren van tegenterreur is onder alle omstandigheden afkeurenswaardig, aldus Van Rij en Stam, die verder vaststellen dat het niet mogelijk is uit de stukken ook maar enigermate tot een juiste opstelling van het aantal slachtoffers van deze tegenterreur te komen.
“Zuid-Celebesaffaire”. Hierin staat onder meer vermeld: “
De drastische middelen die het detachement bij de uitvoering van deze opdracht heeft toegepast, vielen buiten het kader van een normale militaire actie.” In juli 1969 heeft de Tweede Kamer na debat de Excessennota 1969
“voor kennisgeving aangenomen”.
“met de grootschalige inzet van Nederlandse militairen in 1947 aan de verkeerde kant van de geschiedenis heeft geplaatst”. Daarbij heeft hij namens de Nederlandse regering diepe spijt betuigd voor het daardoor bij een groot aantal Indonesiërs veroorzaakte leed.
“zorgvuldig te willen afhandelen”en ook met hen zo mogelijk een schikking te willen treffen.
“regeling van de Nederlandse regering”is op 10 september 2013 gepubliceerd in de Staatscourant met nummer 25383. Die regeling draagt de titel
“Bekendmaking van de Minister van Buitenlandse zaken en de Minister van Defensie van 10 september 2013 (…) van de contouren van een civielrechtelijke afwikkeling ter vergoeding van schade aan weduwen van slachtoffers van standrechtelijke executies in het voormalige Nederlands-Indië van vergelijkbare ernst en aard als Rawagedeh en Zuid Sulawesi(hierna: de Bekendmaking).
3.Het geschil
4.De beoordeling
inleiding
het handelen van de Staat (...) hun (andere) nabestaanden in een volgende generatie in minder directe mate (raakt).
acta iure imperii) waarvoor de Staat immuniteit van jurisdictie geniet buiten Nederland en alleen in Nederland in rechte kan worden betrokken. Er is geen enkel aanknopingspunt voor het oordeel dat eisers – destijds (zeer jonge) kinderen, wonend in Zuid-Sulawesi – (via hun moeder als wettelijk vertegenwoordiger) de Staat tussen 27 december 1949 en 31 december 1952 voor een Nederlandse rechter hadden kunnen dagen. Aangenomen moet worden dat de Staat vóór 27 december 1947 eveneens voor een rechtbank in Nederlands-Indië kon worden gedaagd. Op geen enkele manier blijkt dat dat destijds feitelijk mogelijk was voor eisers. Dat geldt temeer als de chaotische situatie waarin Nederlands-Indië, in het bijzonder Zuid-Celebes, destijds verkeerde in aanmerking wordt genomen.
hors de combatwaren, zoals deze op Zuid-Sulawesi hebben plaatsgevonden, buiten de gelegitimeerde wijzen van oorlogsvoering plaatsvonden en daarom onrechtmatig waren.
“Overeenkomst (…) inzake de tussen de beide landen nog bestaande financiële vraagstukken”(Tractatenblad 1966, nummer 236). Die overeenkomst uit 1966 tussen Nederland en Indonesië ziet niet op de financiële afwikkeling van claims van nabestaanden van slachtoffers van standrechtelijke executies in het toenmalig Nederlands-Indië, maar op de afwikkeling van claims tussen beide landen voor vraagstukken van geheel andere financieel-juridische aard. Indien en voor zover de Staat vanwege deze overeenkomst geen rekening meer heeft gehouden met aansprakelijkheidsclaims zoals die van eisers, komt dat voor zijn rekening en risico. De Staat kan dit niet tegenwerpen aan eisers.
kunnenleveren, in het bijzonder omdat het de vraag is of er voldoende bewijs voorhanden zal blijken te zijn ter ondersteuning van hun eigen verklaringen. Verder zou de Staat ook in een eerder aanhangig gemaakte procedure met verificatieproblemen zijn geconfronteerd, omdat hij destijds geen administratie heeft bijgehouden van de mannen die tijdens de zuiveringsacties in 1947 op Zuid-Sulawesi zijn geëxecuteerd.
geen zin had”om vorderingen tegen de Staat in te stellen en stellen zich op het standpunt dat dit ook in redelijkheid niet van hen kon worden verlangd. Dit veranderde toen de rechtbank bij vonnis van 11 maart 2015 oordeelde dat er geen grond is om bij beoordeling van een beroep op verjaring van de Staat onderscheid te maken tussen weduwen en kinderen van mannen die in 1946-1949 in Nederlands-Indië standrechtelijk zijn geëxecuteerd door Nederlandse militairen. Eisers zijn in augustus 2015 op de hoogte geraakt van dit vonnis. Daarom moet volgens eisers augustus 2015 worden aangehouden als aanvangsmoment van de in gezichtspunt g bedoelde termijn; voordien bestond volgens eisers in de gegeven omstandigheden alleen een hypothetische mogelijkheid de Staat aansprakelijk te stellen en in rechte te betrekken. Ook in dit verband benadrukken eisers dat zij zich in een specifieke positie bevinden.