ECLI:NL:RBDHA:2019:4278
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechter in strafzaak wegens afwijzing verzoek tot aanhouding
Op 29 april 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verdachte, ingediend door zijn raadsman mr. E.R. Schenkhuizen. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de afwijzing van een verzoek tot aanhouding door de politierechter tijdens een eerdere zitting op 29 maart 2019. De raadsman stelde dat de rechter de belangen van zijn cliënt had miskend en dat de beslissing op onjuiste gronden was genomen. Tevens werd aangevoerd dat de verdachte niet in de gelegenheid was gesteld om een toelichting te geven op het verzoek tot aanhouding.
De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar brengen. Het uitgangspunt is dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn. De wrakingskamer concludeerde dat er geen sprake was van de door de Hoge Raad geformuleerde uitzonderingssituatie die wraking zou rechtvaardigen. Bovendien is er geen wettelijke verplichting om een verdachte het woord te geven over een verzoek tot aanhouding. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af en bepaalde dat de behandeling van de onderliggende procedure voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.
De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De griffier mr. M. van Beeck was aanwezig bij de uitspraak, die werd gedaan door de rechters O. van der Burg, P.M.E. Bernini en S.M. Krans.