7.2De rechtbank ziet in de door eiser overgelegde informatie geen grond om anders te oordelen dan de Afdeling heeft gedaan. Anders dan eiser stelt, is het bericht van 7 december 2018 van IRIN news wel beoordeeld door de Afdeling in haar uitspraak van 19 december 2018. Voor zover de overige door eiser overgelegde informatie nog niet is beoordeeld in de genoemde uitspraken van de Afdeling, oordeelt de rechtbank dat die informatie geen wezenlijk ander beeld van de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Italië schetst, dan de informatie in de rapporten die al door de Afdeling zijn beoordeeld. Bovendien ziet niet alle informatie op Dublinterugkeerders, zoals het geval is bij eiser. Anders dan eiser wenst, zie de rechtbank geen aanleiding om de behandeling van zijn beroep aan te houden in afwachting van de uitkomst van de behandeling van zaaknummers NL19.2502 en NL19.2504 door een meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem. De beroepsgrond slaagt niet.
Medische omstandigheden en het beroep op het arrest C.K.
8. De Afdeling heeft in twee uitspraken van 3 november 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2980 (http://pi.rechtspraak.minjus.nl/deeplink/ecli?id=ECLI:NL:RVS:2017:2980) en ECLI:NL:RVS:2017:2986) uitleg gegeven aan het arrest C.K. Uit deze uitspraken volgt dat niet kan worden uitgesloten dat de overdracht van een asielzoeker met een ernstige mentale of lichamelijke aandoening op zichzelf een reëel en bewezen risico op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van diens gezondheidstoestand zou inhouden. Of dit het geval is moet worden beoordeeld bij de
beslissing over de overdracht van die asielzoeker of in het geval van een rechterlijke
procedure, wanneer wordt geoordeeld over de rechtmatigheid van het overdrachtsbesluit,
omdat de tenuitvoerlegging daarvan tot een onmenselijke of vernederende behandeling van
die asielzoeker zou kunnen leiden. Hieruit volgt dat als een asielzoeker objectieve gegevens
overlegt die de bijzondere ernst van zijn gezondheidstoestand en ook de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen daarvoor van een overdracht aantonen, verweerder bij het nemen
van het overdrachtsbesluit dient te beoordelen wat het risico is dat die gevolgen zich
voordoen en welke voorzorgsmaatregelen eventueel noodzakelijk zijn.
9. Verweerder heeft naar aanleiding van de door eiser overgelegde medische stukken het BMA gevraagd om medisch advies uit te brengen. In het BMA-advies van 14 februari 2019 staat het volgende:
“Uit de informatie verstrekt door de gemachtigde behandelaar blijkt dat betrokkene in maart 2018 in Duitsland is onderzocht waarbij de diagnose zware Depressie met post traumatische kenmerken werd gesteld. Er werd toen een anti-depressivum (Sertraline) voorgeschreven, en dit middel wordt in Nederland gecontinueerd. Er worden klachten beschreven zoals slaapproblemen, nachtmerries, herbelevingen, somberheid, angst, paniek en suicidale gedachten. Betrokkene is eerder suicidaal geweest onder invloed van
spanning en toename van stress, en tevens zou hij zelf beschadigend gedrag hebben laten zien. Wat dit zelfbeschadigend gedrag inhield, wordt verder niet beschreven. Betrokkene heeft stategieen ontwikkeld om zich staande te houden, te overleven, aldus de Informatie.
Diagnostisch is er sprake van een vermoeden van een Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS).”
Verder blijkt uit het BMA-advies dat eiser onder behandeling staat van een sociaal psychiatrisch verpleegkundige (POH-GGZ) en dat er op dit moment geen trauma behandeling plaatsvindt. Er is vooralsnog gekozen voor het creëren van relatieve rust en aansterken, en op termijn behandeling in gang te zetten vanwege het vermoeden op een PTSS. Deze behandeling zou dan in een 2e lijns GGZ instelling dienen plaats te vinden, aldus de informatie. Eiser kan reizen, zonder medische reisvoorwaarden. Wel wordt aanbevolen dat eiser een schriftelijke overdracht van de medische gegevens meeneemt (zoals bijvoorbeeld een ingevuld Europees Medisch Paspoort) en om de medicatie te continueren tijdens de reis en voldoende medicatie mee te nemen om de periode van de reis te overbruggen.
10. Eiser betoogt dat verweerder niet heeft voldaan aan de uitspraak van 21 december 2018, waarin het eerder door eiser ingestelde beroep tegen het overdrachtsbesluit naar Italië gegrond is verklaard. De vraagstelling en de resultaten van het BMA-onderzoek, waarop verweerder zich in het bestreden besluit baseert, lijken zich, zo stelt eiser, vooral te richten op de vraag of eiser in staat is te reizen, terwijl die gelet op het arrest C.K. moeten zijn gericht op de vraag of overdracht aan Italië leidt tot een reëel en bewezen risico van een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van eisers gezondheidstoestand. In dit kader wijst eiser op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch, van 4 februari 2019 (NL18.5152).
11. Deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, heeft in haar uitspraak van 21 december 2018 verweerder opgedragen nader onderzoek te verrichten naar eisers medische omstandigheden, bijvoorbeeld door het vragen van een advies van het BMA. Nu verweerder medisch advies heeft ingewonnen bij het BMA, heeft verweerder in zoverre voldaan aan de uitspraak. De rechtbank staat zich gesteld voor de vraag of verweerder hiermee voldoende zorgvuldig onderzoek heeft verricht naar de medische situatie van eiser.
12. In de uitspraak van 21 december 2018 is – voor zover hier van belang – het volgende overwogen:
“
12. In de overgelegde brief van de Duitse psychiater wordt onder meer vermeld dat
eiser bekend is met PTSS en dat een psychotherapeutische behandeling dringend
geïndiceerd is. Voorts wordt vermeld dat een terugkeer naar Italië of eisers thuisland
dringend wordt afgeraden gelet op het risico van verslechtering van eisers
gezondheidstoestand en zijn suïcidaliteit. De GGZ consulent schrijft dat eiser lijdt aan PTSS
waarvoor behandeling in de Specialistische Gezondheidszorg geïndiceerd is. Hij acht het
noodzakelijk om zo spoedig mogelijk met de behandeling te beginnen. Verder merkt hij op
dat de Dublinprocedure het toestandsbeeld van eiser geen goed doet. In eisers medisch
patiëntdossier wordt op 14 september 2018 gerapporteerd dat de instabiliteit bij eiser
toeneemt vanwege de Dublinclaim. Tevens wordt gerapporteerd dat de dreiging om zichzelf
iets aan te doen aanwezig is. Verweerder heeft noch de door eiser overgelegde documenten
noch zijn verhaal over de in Duitsland doorgemaakte acute crisis bestreden. (…)”
13. De rechtbank stelt vast dat verweerder bij nota van 16 januari 2019 het BMA heeft verzocht vragen te beantwoorden over de medische klachten van eiser, de (duur van de) medische behandeling van die klachten en de mogelijkheid voor eiser om te reizen, al dan niet met reisvoorwaarden. Het BMA heeft in haar advies van 14 februari 2019 deze vragen beantwoord. Hiermee is het BMA dus niet ingegaan op de vraag of overdracht op zichzelf gevolgen heeft voor de gezondheid van eiser, terwijl uit het arrest C.K. volgt dat verweerder, indien de door de vreemdeling overgelegde nadere medische gegevens daartoe aanleiding geven, moet onderzoeken wat het risico is dat de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen van de gezondheidstoestand van een vreemdeling zich voordoen bij een eventuele overdracht en welke voorzorgsmaatregelen eventueel noodzakelijk zijn. Door alleen in te gaan op de vraag of eiser kan reizen, heeft verweerder niet onderzocht wat de weerslag van een overdracht op de gezondheidstoestand van eiser is (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:560)). Dit klemt te meer, nu uit het medisch dossier van zijn Duitse behandelaar kan worden afgeleid dat zijn medische situatie (het risico op suïcidaliteit) in verband wordt gebracht met een eventuele terugkeer naar Italië. Zoals de rechtbank heeft geoordeeld in de uitspraak van 21 december 2018, wordt dit niet door verweerder betwist. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in het geval van eiser het BMA-onderzoek onvoldoende toereikend is door alleen te onderzoeken of hij in staat is te reizen. Dat verweerder relevante medische gegevens met de Italiaanse autoriteiten zal delen teneinde ervoor te zorgen dat Italië voldoende voorzorgsmaatregelen kan treffen om aan de bijzondere behoeften van eiser te voldoen, is onvoldoende toereikend. Hiermee wordt naar het oordeel van de rechtbank immers geen uitspraak gedaan over de overdracht zelf. In de vraagstelling aan het BMA is daarover ook geen vraag opgenomen.
Verweerders standpunt dat het BMA zich niet kan uitlaten over de juridische vraag of overdracht zal leiden tot een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van de gezondheidssituatie dan wel of er een aanzienlijk risico daarop bestaat (artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden dan wel artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie), maakt niet dat het BMA geen beoordeling kan geven van de medische gevolgen voor de gezondheid van een vreemdeling van een eventuele overdracht. Niet valt in te zien dat een BMA-arts bij deze beoordeling niet binnen de grenzen van zijn deskundigheid blijft. Het betreft een medisch oordeel. Dat het volgens verweerder, onder verwijzing naar pagina’s 16 en 17 van het Protocol Bureau Medische Advisering (hierna: BMA-Protocol), zou gaan om een persoonlijke visie van de BMA-arts over wat de te verwachten medische gevolgen zijn in reactie op de terugkeer zelf of bij dreigende terugkeer van een vreemdeling, volgt de rechtbank niet. De door het BMA te beantwoorden vraag is immers gebaseerd op de door de vreemdeling overgelegde medische informatie. Bovendien staat het een BMA-arts vrij om een vreemdeling zelf te onderzoeken indien hij een eigen oordeel noodzakelijk acht, dan wel van mening is hiermee de voor de beantwoording van de vraagstelling relevante informatie te kunnen verkrijgen. De rechtbank verwijst hiervoor naar pagina 6 van het BMA-Protocol.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat verweerder nader onderzoek dient te verrichten naar de gevolgen van een eventuele overdracht naar Italië voor de gezondheidstoestand van eiser.
14. Het beroep is gegrond wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht en het bestreden besluit van 15 februari 2019 zal worden vernietigd. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder dient nader onderzoek te verrichten en dat te betrekken in zijn besluitvorming en de duur en uitkomst daarvan valt op dit moment niet te overzien. Verweerder dient een nieuw besluit te nemen op eisers asielaanvraag met inachtneming van deze uitspraak.
15. Omdat het beroep gegrond is verklaard, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512, en een wegingsfactor 1). Van andere kosten is de rechtbank niet gebleken.