Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 25 april 2019 in de zaak tussen
[eiser], te [plaats], eiser
het college van burgemeester en wethouders van Gouda, verweerder
Procesverloop
Als iemand, die behoefte heeft aan maatschappelijke ondersteuning, zich tot het college wendt, is het van belang dat allereerst wordt onderzocht wat de hulpvraag van betrokkene is. Wanneer de betrokkene zich voor het eerst meldt, is in veel gevallen niet op voorhand duidelijk of en in welke vorm het college in actie moet komen. (…) Zoals in het algemeen deel van deze toelichting is aangegeven, hoeft niet in alle gevallen steeds een onderzoek te worden uitgevoerd zoals dat in dit artikel verder is geregeld. Als de cliënt tijdens het onderzoek te kennen geeft dat hij met aangereikte mogelijkheden uit de voeten kan of geen aanvraag voor een maatwerkvoorziening zal doen, kan het onderzoek als afgerond worden beschouwd.”
Iemand die in aanmerking denkt te komen voor maatschappelijke ondersteuning bestaande uit ondersteuning van zijn zelfredzaamheid en participatie of uit beschermd wonen of opvang (artikel 1.2.1), kan daarvoor na de onderzoekfase een aanvraag indienen bij het college. Hoewel er informeel vooroverleg, het onderzoek, plaats dient te vinden (artikel 2.3.2), zal de uiteindelijke aanvraag schriftelijk bij het college moeten worden ingediend. Het college is het bevoegde orgaan om te beslissen of een maatwerkvoorziening aan de aanvrager wordt verstrekt. Dit artikel benadrukt dat voor het door het college toekennen van een maatwerkvoorziening altijd een aanvraag nodig is.(…)”