Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 29 augustus 2017, met producties,
- de conclusie van antwoord en eis in reconventie, met producties,
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties,
- het tussenvonnis van 28 februari 2018, waarin een comparitie van partijen is bevolen,
- het proces-verbaal van comparitie van 13 juni 2018 en de daarin genoemde producties,
- de akte van Wensholt van 5 september 2018, met producties,
- de akte van [eiser] van 17 oktober 2018, met producties.
2.De feiten
algemeen/totstandkoming Raamcontract Wensholt/Panteia
De looptijd van het raamcontract is 15 jaar, voorzien van een afnameverplichting vanuit Panteia. (…) Binnen de eerste vijf jaar van het contract zal Panteia het overeengekomen minimumniveau van Wensholt dienen af te nemen.
Iedere 5 jaar zal er een diepgaande evaluatie ( .) plaatsvinden op basis waarvan partijen gewijzigde inzichten en omstandigheden opnieuw aan de orde kunnen stellen die van directe invloed kunnen zijn op omvang, aard en prijs van de benoemde werkzaamheden.
Als verrekeningsmodel wordt de formule van integrale loonkosten plus 15% fee gehanteerd.
Indien de continuïteit van Panteia structureel en fundamenteel over meerdere jaren bekeken in negatieve zin zich ontwikkelt, zal het contract opengebroken worden en zal in alle redelijkheid naar oplossingen gezocht worden.
- duidelijkheid omtrent de uit te voeren werkzaamheden die onder het aangepaste contract vallen;
- de periode waarop het aangepaste contract van toepassing is;
- uitwerking van de drukwerkovereenkomst;
- de brug naar Merin.
“wat mij betreft is dit ok.”
e-mail waarin je stelt dat Panteia het maandbedrag niet meer zal voldoen en waarin je namens Panteia toch een eigen invulling voor het contract dicteert. Die mededeling en dat dictaat zijn niet in overeenstemming met het vonnis van de rechtbank. De rechtbank heeft toepassing van een formule door Panteia afgewezen. Je bent er bovendien van op de hoogte dat de formule die je voorstelt niet werkbaar is en dus ook geen redelijke oplossing vormt. Aanpassingen dienen redelijk te zijn, in redelijk overleg worden gevonden. Dat houdt ook in dat WensHolt haar hoofd boven water moet kunnen houden. Volgens het contract dient Wensholt in staat gesteld te worden een redelijke winst te maken. In de oplossingen die jij tot nu toe namens Panteia hebt voorgesteld is WensHolt niet levensvatbaar, laat staan rendabel.
- partijen vaststellen dat het Raamcontract en de huurovereenkomst zijn geëindigd;
- Wensholt een bedrag van € 10.000,- aan Panteia betaalt;
- Wensholt het door haar ingestelde hoger beroep tegen het vonnis van 1 juni 2016 intrekt.
heeft gevraagd of er niets bijbetaald kan worden. Ik heb gezegd dat er verder niets is.
zal met veel moeite een kleine winst uit de cijfers persen in 2014 en 2015. Dat is eerder om de bank tevreden te stellen dan echte realiteit. (…) Als we met Barthel schikken kunnen we ook een afbetalingsregeling treffen met UWV. Of is dat geen optie? Bijvoorbeeld maandelijks een x bedrag.”
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie
- de factuur van 4 mei 2016 ter hoogte van € 1.558,28 (werkzaamheden april 2016) ziet op correspondentie met Wensholt en Panteia en het opstellen van een faillissementsaanvraag;
- de factuur van 2 juni 2016 ter hoogte van € 4.796,54 (mei 2016) ziet op het opstellen van aansprakelijkstelling aan het bestuur en de commissarissen van Panteia en het voorbereiden van de faillissementszitting;
- de factuur van 4 juli 2016 ter hoogte van € 12.893,49 (juni 2016) ziet op overleg en correspondentie met Wensholt en Panteia over de uitleg van het vonnis van 1 juni 2016, het opnieuw opstellen van een faillissementsaanvraag, het opnieuw aansprakelijk stellen van het bestuur en de commissarissen van Panteia en werkzaamheden voor het verstrekken van een complex loonkostenoverzicht van Wensholt;
- de factuur van 2 augustus 2016 ter hoogte van € 25.604,47 (juli 2016) ziet op (het voorbereiden van) de faillissementszitting, de kort geding zitting en correspondentie met Wensholt;
- de factuur van 17 augustus 2016 ter hoogte van € 3.886,- ziet op het griffierecht voor het kort geding en het hoger beroep van het kort geding (bij creditfactuur van 6 september 2016 is € 1.957,- voor het griffierecht voor het hoger beroep gecrediteerd).
- i) of en zo ja, in hoeverre, sprake is van een tekortkoming van [eiser] ,
- ii) zo ja, of en hoeverre Wensholt daardoor schade heeft geleden die door [eiser] moet worden vergoed,
- iii) zo ja, of na de verrekening met die schade nog een door Wensholt aan [eiser] te betalen bedrag of juist andersom een door [eiser] aan Wensholt te betalen bedrag resteert.
- i) met ingang van 1 januari 2017
- ii) de inkomsten uit het Raamcontract 50% zouden worden teruggebracht en
- iii) gelijktijdig de huurprijs voor Wensholt met 50% omlaag zou gaan;
Indien het bedrag vastgesteld zal worden op 22.5K zullen er 55% van de mensen uit moeten bij Wensholt. Wij kunnen de reorganisatie niet betalen en gaan daardoor failliet.”(zie randnummer 2.19).
condicio sine qua non) tussen de beroepsfout en het verlies van een kans op succes is hiermee dus gegeven. Ten aanzien van de vraag wat de schade is die aan het verlies van die kans is verbonden, geldt dat niet met zekerheid valt vast te stellen wat in de hypothetische situatie zonder de beroepsfout – waarin Wensholt en Panteia het overleg met elkaar waren aangegaan – het eindresultaat was geweest. Uit de rechtspraak volgt dat in een dergelijke geval de schade die aan het verlies van de kans op een beter resultaat is verbonden, moet worden geschat aan de hand van de goede kansen en kwade kansen die Wensholt had gehad indien de beroepsfout achterwege was gebleven en er verder was onderhandeld (vgl. Hoge Raad 21 december 2012, ECLI:NL:HR:BX7491).
- de omvang van de werkzaamheden voor de receptie, de kantine en de facilitaire zaken zal moeten worden aangepast aan de actuele behoefte van Panteia;
- onweersproken is dat het personeelsbestand van Panteia en het aantal gehuurde vierkante meters kantooroppervlakte was gehalveerd, zodat een neerwaartse bijstelling van de facilitaire zaken voor de hand ligt;
- de afvloeiingskosten van het personeel en advocaatkosten voor eigen rekening van Wensholt komen;
- Wensholt alleen het aantal uren dat een medewerker ten behoeve van Panteia werkzaamheden verricht bij Panteia in rekening kan brengen;
- in het Raamcontract is uitgegaan van een verrekeningsmodel met de formule integrale loonkosten plus 15% fee voor facilitaire zaken.
- of en tot welk bedrag het huurcontract zou zijn aangepast in het Scenario Panteia;
- wat in elk van de scenario’s de benodigde personeelsbezetting voor het aangepaste Raamcontract zou zijn geweest, met inachtneming van de overweging in het vonnis van 1 juni 2016 dat Wensholt alleen het aantal uren dat een medewerker ten behoeve van Panteia werkzaamheden verricht, bij Panteia in rekening kan brengen;
- wat in elk van de scenario’s de waarschijnlijke (transitie)kosten zouden zijn geweest die Wensholt voor het laten afvloeien (of elders inzetten) van overbodig personeel zou hebben moeten betalen; en
- of in elk van beide scenario’s drukwerkopdrachten zouden zijn bestendigd en zo ja, wat de waarschijnlijke omvang van de drukwerkportefeuille voor de resterende periode alsdan zou zijn geweest (en wat daarvan na aftrek van kosten als winst zou hebben geresteerd)?