ECLI:NL:RBDHA:2019:3831
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Italië onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 april 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Nigeriaanse burger, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 3 april 2019 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. Eiser heeft aangevoerd dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat er geen gebruik is gemaakt van een beëdigde tolk tijdens het aanmeldgehoor. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet deugdelijke motivering heeft gegeven voor het gebruik van een niet-beëdigde tolk, maar heeft het gebrek gepasseerd omdat niet is gebleken dat eiser hierdoor is benadeeld.
Eiser heeft verder betoogd dat er systematische tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Italië, waardoor het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden gehanteerd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder nog steeds mag uitgaan van dit beginsel, omdat er geen nieuwe relevante feiten zijn die dit zouden ondermijnen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij als kwetsbaar persoon moet worden aangemerkt, en de rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding was voor verweerder om de behandeling van de asielaanvraag aan zich te trekken. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.024,-.