ECLI:NL:RVS:2013:378

Raad van State

Datum uitspraak
10 juli 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
201300100/1/V4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • E. Steendijk
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit staatssecretaris over verblijfsvergunning asiel na gebruik niet-beëdigde tolk

In deze zaak heeft de Raad van State op 10 juli 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 28 november 2012 was afgewezen. De vreemdeling stelde beroep in tegen deze afwijzing, maar de voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond op 21 december 2012. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de staatssecretaris tijdens de gehoren gebruik heeft gemaakt van een niet-beëdigde tolk, wat in strijd is met artikel 28 van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv). De staatssecretaris had niet voldoende gemotiveerd waarom geen beëdigde tolk beschikbaar was, en de verklaring dat de IND 'om hem moverende redenen' geen gebruik maakte van de diensten van een beëdigde tolk was onvoldoende. De Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris had moeten voldoen aan de afnameplicht van een beëdigde tolk, tenzij er gegronde redenen waren om hiervan af te wijken.

De Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de voorzieningenrechter vernietigd en het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van de staatssecretaris alsnog gegrond verklaard. Het besluit van de staatssecretaris werd vernietigd wegens strijd met de wet, en de staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling. Deze uitspraak benadrukt het belang van het gebruik van beëdigde tolken in asielprocedures en de noodzaak voor de staatssecretaris om transparant te zijn over de beschikbaarheid van dergelijke tolken.

Uitspraak

201300100/1/V4.
Datum uitspraak: 10 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 21 december 2012 in zaak nrs. 12/37451 en 12/37450 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 28 november 2012 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 21 december 2012 heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Hetgeen in de grieven 2 tot en met 4 is aangevoerd kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, met dat oordeel volstaan.
2. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder c, van de Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: de Wbtv) wordt onder beëdigde tolk verstaan: degene die als zodanig is ingeschreven in het register.
Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef en onder d, maakt de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: de IND) in het kader van het vreemdelingenrecht uitsluitend gebruik van beëdigde tolken of vertalers.
Ingevolge het derde lid, voor zover thans van belang, kan in afwijking van het eerste lid gebruik worden gemaakt van een tolk die geen beëdigde tolk is of van een vertaler die geen beëdigde vertaler is, indien wegens de vereiste spoed een ingeschrevene in het register niet tijdig beschikbaar is of indien het register voor de desbetreffende bron- of doeltaal dan wel bron- of doeltalen geen ingeschrevene bevat.
Ingevolge het vierde lid, voor zover thans van belang, wordt, indien van het eerste lid wordt afgeweken, dit met redenen omkleed schriftelijk vastgelegd.
3. In grief 1 klaagt de vreemdeling dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat de staatssecretaris heeft voldaan aan de vereisten van artikel 28 van de Wbtv nu hij voldoende heeft gemotiveerd waarom tijdens het eerste gehoor van 22 november 2012 en het nader gehoor van 24 november 2012 (hierna: de gehoren) gebruik is gemaakt van een tolk, niet zijnde een beëdigde tolk in de zin van artikel 1, aanhef en onder c, van die wet (hierna: beëdigde tolk). De vreemdeling voert hiertoe aan dat, voor zover thans van belang, de voorzieningenrechter niet heeft onderkend dat de staatssecretaris niet 'om hem moverende redenen' mag afwijken van de in artikel 28, eerste lid, van de Wbtv neergelegde plicht gebruik te maken van een beëdigde tolk (hierna: de afnameplicht).
4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie onder meer de uitspraak van 17 mei 2013 in zaak nr. 201211047/1/V4) stelt artikel 28, vierde lid, van de Wbtv, gelezen in samenhang met het derde lid, wat betreft de motivering geen andere eis aan de staatssecretaris dan dat hij de reden voor het gebruik maken van een niet-beëdigde tolk uiterlijk in het besluit schriftelijk vastlegt en dat deze reden een van de in het derde lid vermelde redenen dient te zijn.
Anders dan in het geval dat het register voor beëdigde tolken en vertalers voor de desbetreffende bron- of doeltaal dan wel bron- of doeltalen geen ingeschrevene bevat (zie voormelde uitspraak van 17 mei 2013), is, in het geval dat een beëdigde tolk niet tijdig beschikbaar is, het schriftelijk vastleggen van een mededeling van die strekking op zichzelf onvoldoende. De staatssecretaris dient dan nader toe te lichten om welke reden geen beëdigde tolk beschikbaar was, opdat kan worden nagegegaan of zorgvuldig met de afnameplicht is omgegaan.
5. Niet in geschil is dat de staatssecretaris tijdens de gehoren gebruik heeft gemaakt van een niet-beëdigde tolk. Op het voorblad van de verslagen van deze gehoren is hierover vermeld dat een beëdigde tolk in het Sorani niet tijdig beschikbaar was. In het besluit van 28 november 2012 is vermeld dat er vijf beëdigde tolken in die taal zijn en, zonder nadere toelichting, dat geen van hen beschikbaar was. In beroep heeft de staatssecretaris verklaard dat, voor zover thans van belang, de IND 'om hem moverende redenen' van de diensten van een van deze beëdigde tolken geen gebruik maakt.
6. Daargelaten dat uit het voorgaande blijkt dat de staatssecretaris pas in beroep nader uiteengezet heeft waarom geen beëdigde tolk beschikbaar was tijdens de gehoren, wordt het volgende overwogen. Uit artikel 28, derde lid, van de Wbtv volgt dat van de in het eerste lid neergelegde afnameplicht kan worden afgeweken indien wegens de vereiste spoed een ingeschrevene in het register niet tijdig beschikbaar is of indien het register voor de desbetreffende bron- of doeltaal of bron- of doeltalen geen ingeschrevene bevat. In alle andere gevallen dient de staatssecretaris gebruik te maken van een beëdigde tolk.
Uit de verklaring van de staatssecretaris dat de IND 'om hem moverende redenen' geen gebruik maakt van de diensten van een van de beëdigde tolken in het Sorani kan op zichzelf niet worden afgeleid dat deze tolk niet beschikbaar was. Er bestaat zonder nadere motivering dan ook geen grond voor het oordeel dat de staatssecretaris voor de gehoren geen gebruik had hoeven maken van de diensten van deze tolk en gebruik mocht maken van een niet-beëdigde tolk.
7. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris in strijd met artikel 28 van de Wbtv gehandeld door gebruik te maken van een niet-beëdigde tolk. De voorzieningenrechter heeft dit niet onderkend.
8. De grief slaagt.
9. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de voorzieningenrechter zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 28 november 2012 van de staatssecretaris alsnog gegrond verklaren en dat besluit vernietigen wegens strijd met artikel 28, derde lid, gelezen in samenhang met het eerste lid, van de Wbtv.
10. De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 21 december 2012 in zaak nr. 12/37450;
III. verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 28 november 2012, kenmerk 278.293.4720;
V. veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.652,00 (zegge: zestienhonderdtweeënvijftig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. E. Steendijk en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Dijken, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Van Dijken
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2013
595