ECLI:NL:RBDHA:2019:3828
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van Dublinverordening met beroep op interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 april 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Gambiaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 3 april 2019 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn bezwaren tegen de overdracht aan Italië uiteengezet. Hij betoogde dat er systematische tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Italië, waardoor het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer zou moeten gelden. Eiser verwees naar rapporten en eerdere uitspraken van de voorzieningenrechter die deze tekortkomingen onderbouwden.
De rechtbank overwoog dat, ondanks de zorgen van eiser, de meest recente uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigen dat verweerder nog steeds mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Italië. De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij als kwetsbaar persoon moet worden aangemerkt en dat er geen aanleiding was voor verweerder om de behandeling van de asielaanvraag aan zich te trekken. Uiteindelijk werd het beroep van eiser ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.