ECLI:NL:RBDHA:2019:3694

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 mei 2019
Publicatiedatum
15 april 2019
Zaaknummer
7516566 RP VERZ 19-50062
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en verzoek om vergoedingen in arbeidsconflict

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Hotel Bella Vista B.V. verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster], die sinds 2006 in dienst was. De kantonrechter heeft op 6 mei 2019 uitspraak gedaan na een verzoekschrift dat op 6 februari 2019 was ingediend. Bella Vista stelde dat er sprake was van verwijtbaar handelen van [verweerster] en een verstoorde arbeidsverhouding. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 februari en 25 maart 2019 zijn beide partijen gehoord, waarbij [verweerster] zich verweerde tegen het verzoek en stelde dat er onvoldoende gronden waren voor ontbinding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen redelijke grond was voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, omdat de vertrouwensbreuk niet zo onomkeerbaar was als Bella Vista stelde. Er waren geen functioneringsgesprekken gevoerd en de kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende was onderzocht of er minder verstrekkende oplossingen mogelijk waren. De kantonrechter concludeerde dat de arbeidsovereenkomst niet ontbonden kon worden op de door Bella Vista aangevoerde gronden, maar dat er wel een ernstige vertrouwensbreuk was ontstaan.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter besloten de arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 7 juni 2019, en heeft [verweerster] veroordeeld tot betaling van € 736,20 aan Bella Vista. De kantonrechter heeft geen van de partijen in de proceskosten veroordeeld, en het verzoek om een transitievergoeding en billijke vergoeding werd afgewezen, omdat deze niet waren verzocht door [verweerster].

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
HvB
Zaaknr.: 7516566 RP VERZ 19-50062
Uitspraakdatum: 6 mei 2019
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
Hotel Bella Vista B.V.,
gevestigd te Den Haag,
verzoekende partij,
verder ook te noemen: Bella Vista,
gemachtigde: mr. J.W.H. Buiting,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
verder ook te noemen: [verweerster] ,
gemachtigde: mr. J.B. Kloosterman.

1.Het procesverloop

1.1.
Bella Vista heeft de kantonrechter bij verzoekschrift, bij de griffie ingekomen op 6 februari 2019 verzocht de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [verweerster] heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 18 februari 2019 heeft een mondelinge behandeling van het verzoek plaats gevonden. Die mondelinge behandeling is voortgezet op 25 maart 2019. Verschenen zijn telkens [betrokkene 1] namens Bella Vista en [verweerster] in persoon, bijgestaan door hun gemachtigden. Daarbij zijn door [verweerster] op 25 maart 2019 pleitaantekeningen overgelegd. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier telkens aantekeningen gemaakt die zich in het procesdossier bevinden.
Voorafgaande aan de mondelinge behandeling en de voortzetting daarvan hebben beide partijen nog diverse stukken en producties overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[verweerster] is geboren op [geboortedag] 1976. Zij is sinds vanaf 1 november 2006 op uitzendbasis en vanaf 15 juni 2007 op grond van een mondelinge arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst bij Bella Vista, laatstelijk in de functie van [functie] tegen een salaris van
€ 4.223,22 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en verdere emolumenten op basis van 38 uur per week.
Op deze arbeidsovereenkomst is de Horeca cao van toepassing.
Er geldt een opzegtermijn van drie maanden.
2.2.
Bella Vista drijft een hotel in Den Haag op korte afstand van het strand van Scheveningen. Het hotel heeft twee locaties. De hoofdvestiging bevindt zich aan de Gevers Deynootweg. Daar bevindt zich ook de receptie. De tweede locatie is daar dicht in de buurt aan de Dirk Hoogenraadstraat 214. In het hotel werken ongeveer vijftien medewerkers.
2.3.
De functie van [verweerster] omvat het aansturen van het personeel en de financiële administratie, receptiewerkzaamheden en het ondersteunen van de medewerkers bij hun werkzaamheden, waaronder bijvoorbeeld het verzorgen van het ontbijt, kortom zij bestiert het hele reilen en zeilen van het hotel.
2.4.
Eind oktober 2018 is [verweerster] vrijgesteld van werk met behoud van salaris.

3.Het verzoek

3.1.
Bella Vista verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW), in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e dan wel onderdeel g BW, met nevenverzoeken.
3.2.
Aan dit verzoek legt Bella Vista -kort gezegd- het volgende te grondslag.
Er is sprake van verwijtbaar handelen van [verweerster] , dan wel een verstoorde arbeidsverhouding zodanig dat van Bella Vista redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
Ter onderbouwing daarvan heeft Bella Vista het volgende naar voren gebracht.
Eind oktober 2018 gaven medewerkers van Bella Vista aan [betrokkene 1] te kennen dat zij niet meer met [verweerster] wilden en konden samenwerken. Er was een hele waslijst van verwijten die [verweerster] werden gemaakt. Deze vertrouwenscrisis met het overige personeel was voor Bella Vista niet te negeren en de oorzaak daarvan is uitsluitend gelegen in het gedrag van [verweerster] en dat is hoogst verwijtbaar.
Ter onderbouwing daarvan heeft Bella Vista een door een aantal medewerkers ondertekende verklaring gedateerd 2 november 2018 overgelegd, alsmede een aantal verklaringen van individuele werknemers van Bella Vista gedateerd eind januari 2019 en gedateerd medio maart 2019.
Begin november 2018 heeft Bella Vista met [verweerster] en haar toenmalige raadsvrouwe een gesprek gevoerd op het kantoor van [betrokkene 2] , de boekhouder van Bella Vista, hierna ook genoemd [betrokkene 2] . Daar is, onder meer, gesproken over het andere verwijt van Bella Vista, te weten dat [verweerster] na de geboorte van haar kind op 8 augustus 2014 met toestemming van Bella Vista 32 uur per week is gaan werken, terwijl zij voor 38 uur per week salaris is blijven ontvangen.
Dat [verweerster] dit nooit op de juiste wijze aan de boekhouder heeft doorgegeven, aldus Bella Vista, acht Bella Vista hoogst verwijtbaar en mede daarom is er geen enkele basis meer om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren en is ieder vertrouwen van Bella Vista in [verweerster] verloren gegaan.
3.3.
Daarnaast heeft Bella Vista nog een viertal nevenverzoeken ingediend, die hieronder afzonderlijk zullen worden behandeld.

4.Het verweer

4.1.
[verweerster] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen.
Zij voert daartoe –samengevat- het volgende aan.
Volgens [verweerster] zijn niet voldoende feiten en omstandigheden gesteld, die ontbinding op de e-grond of de g-grond rechtvaardigen. Zij stelt zich op het standpunt dat er sprake is van een “opzetje” om [verweerster] kwijt te raken, zodat Bella Vista het hotel kan verkopen dan wel aan een ander kan verpachten.
Voor zover het verzoek niet meteen wordt afgewezen, dient de kantonrechter tot nader feitenonderzoek over te gaan, getuigen te horen en daarna het verzoek af te wijzen.
[verweerster] voert ook verweer tegen de nevenverzoeken en stelt zich daarbij op het standpunt dat die niet voor toewijzing vatbaar zijn.

5.De beoordeling

5.1.
Beoordeeld dient te worden of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. De kantonrechter stelt vast dat onderhavig verzoek geen verband houdt met enig opzegverbod.
5.2.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669, eerste lid BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [verweerster] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669, derde lid BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (
Stcrt.2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
5.3.
De kantonrechter zal eerst nagaan of Bella Vista voldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld, die -indien bewezen- tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de e-grond zouden kunnen rechtvaardigen.
Dat is niet het geval.
Daartoe is het volgende redengevend.
Gelet op de duur van de arbeidsovereenkomst is het, ook na de toelichting van de zijde van Bella Vista, onbegrijpelijk dat de vertrouwensbreuk tussen [verweerster] en de rest van het personeel van Bella Vista binnen Bella Vista plotsklaps zo definitief en onomkeerbaar is als Bella Vista thans doet voorkomen en dat [verweerster] zo verwijtbaar heeft gehandeld jegens het overige personeel van Bella Vista dat alleen ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster] nu nog soelaas biedt voor de oplossing van deze problemen.
De kantonrechter constateert dat er geen verslagen van functioneringsgesprekken zijn en dat [verweerster] op goede gronden heeft aangevoerd dat het dossier, dat in het geding is gebracht, voor het overgrote deel is gebouwd op basis van verklaringen van na oktober 2018. Van de zijde van Bella Vista is op geen enkel moment onderzocht of er andere en minder verstrekkende mogelijkheden waren/zijn om tot een oplossingen te komen. Mogelijkheden tot verbetering zijn door Bella Vista niet aan [verweerster] geboden.
Ook bij de voortzetting van de mondelinge behandeling heeft Bella Vista uitdrukkelijk geweigerd om mee te werken naar het zoeken van een minder verstrekkende oplossing, bijvoorbeeld door te onderzoeken of er mogelijk een gesprek was te arrangeren tussen [verweerster] en de rest van het personeel, al dan niet in de vorm van een mediation. Zelfs al heeft een werknemer zoals [verweerster] een grote vrijheid van handelen, dan kan en mag van een goed werkgever toch worden verwacht dat hij voldoende inzicht heeft in de feitelijke gang van zaken binnen zijn bedrijf dat een zodanig snel hoogoplopende situatie die zoals hier gesteld als het ware uit het niets opkomt, zich niet voordoet. Bella Vista heeft op de vragen van de raadsman van [verweerster] en de kantonrechter tijdens de mondelinge behandeling op 18 februari 2019 niet duidelijk gemaakt hoe dit hier toch heeft kunnen gebeuren, terwijl dit zeker op de weg van Bella Vista had gelegen. De vertegenwoordiger van Bella Vista heeft bij de mondelinge behandeling van 18 februari 2019 alleen als antwoord gegeven dat hij er nooit was en dat hij wat dit betreft ook de hand in eigen boezem steekt.
Hetzelfde geldt voor de stelling dat Bella Vista [verweerster] vanaf 2014 jarenlang 4 uur per week te veel heeft betaald, ook indien de vastgestelde arbeidsomvang vanaf augustus 2014 formeel 32 uur is geworden. In dit kader heeft Bella Vista met name niet voldoende weerlegd dat [verweerster] feitelijk meer uren heeft gewerkt dan waartoe zij op grond van de omvang van haar aanstelling verplicht was en dat zij ook buiten haar arbeidsuren (telefonisch) beschikbaar was. Ook al had [verweerster] de wijziging in uren van haar aanstelling (duidelijker) moeten doorgeven aan [betrokkene 2] , dan nog is ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de omstandigheden van dit geval en de duur van de arbeidsovereenkomst een veel te zwaar middel en ligt het treffen een terugbetalingsregeling en/of verrekening met overuren meer voor de hand. Daarbij speelt ook een rol dat onbetwist is gebleven dat Bella Vista volledig op de hoogte was en is van de bijzondere persoonlijke omstandigheden van [verweerster] voorafgaand en ten tijde van de geboorte van haar kind in 2014.
5.4.
In deze procedure is zowel uit de stukken als uit het optreden van partijen en hun raadslieden bij de mondelinge behandeling en de voortzetting daarvan méér dan duidelijk geworden dat er inmiddels een zeer ernstige en onomkeerbare vertrouwensbreuk is ontstaan tussen partijen. Partijen en hun raadslieden zijn niet meer tot enige constructieve dialoog in staat. Wat door de één wordt aangevoerd wordt door de ander onmiddellijk met allerlei verwijten weersproken. Bella Vista is ook niet bereid gebleken naar enige oplossing te zoeken om het vertrouwen weer te herstellen.
Daarbij wordt aangetekend dat voor het vaststellen van het bestaan van een ernstig verstoorde arbeidsverhouding het antwoord op de vraag aan wie de verstoring te wijten is wel gewicht in de schaal kan leggen maar dat dit antwoord voor die vaststelling niet doorslaggevend hoeft te zijn. Bij deze stand van zaken is bewijslevering daarom in dit geding niet noodzakelijk (zie hiervoor HR 16 februari 2018 ECLI:NL:HR:2018:220), omdat voor de beslissing in deze zaak niet van belang is om vast te stellen wie het meeste verwijt treft van het ontstaan en voortduren van de inmiddels zeer ernstige en onomkeerbare vertrouwensbreuk. Inmiddels is voldoende duidelijk dat [verweerster] , gelet op haar functie niet zal kan functioneren zonder steun van Bella Vista. Het onthouden van die steun door Bella Vista en het van haar kant niet bereid zijn om naar enige oplossing te zoeken om het gebroken vertrouwen te herstellen, dragen in belangrijke mate bij aan de onomkeerbaarheid en de ernst van de geconstateerde vertrouwensbreuk.
5.5.
Bij de beantwoording van de vraag wat de gevolgen hiervan in deze zaak moeten zijn, komt de kantonrechter voor de beantwoording van de vraag te staan of van deze werkgever desondanks in redelijkheid toch gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
De raadsman van [verweerster] heeft immers bepleit dat het gedrag van Bella Vista jegens [verweerster] zo beneden peil is en de hele situatie door Bella Vista eenzijdig zo hoog wordt opgespeeld zonder ook maar een beetje ruimte te geven voor een behoorlijke buitengerechtelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst, dat bij wijze van sanctie slechts afwijzing van het verzoek van Bella Vista in aanmerking komt.
5.6.
Allereerst is van belang dat herplaatsing van [verweerster] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is en ook niet in de rede ligt. Bella Vista heeft maar één functie als [functie] in haar organisatie en zonder steun van Bella Vista ligt het niet voor de hand dat [verweerster] met voldoende gezag haar functie als bedrijfsleidster nog zal kunnen uitoefenen.
5.7.
Het standpunt van [verweerster] en haar raadsman dat in deze situatie als sanctie een volledig disfunctionele arbeidsovereenkomst toch in stand zou moeten blijven, vindt geen steun in het recht.
Voor deze situatie is door de wetgever de mogelijkheid van ontbinding met toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding in het leven geroepen.
Dat in deze zaak is afgezien van het indienen van een (zelfstandig) tegenverzoek tot het toekennen van deze vergoedingen maakt dat niet anders.
De wetgever heeft de werknemer deze mogelijkheden tot het instellen van deze verzoeken gegeven maar het staat de werknemer en diens raadsman vrij om daarvan af te zien, omdat zij de baas in hun eigen zaak zijn (dominus litis). In dit kader wordt verwezen naar HR 8 juni 2018 ECLI:NL:HR:2018:878 en HR 8 februari 2019 ECLI:NL:HR:2019:203, waarin is geoordeeld dat het optreden van de werkgever een factor is die meeweegt in de bepaling of een of meer vergoedingen moeten worden toegekend én bij de bepaling van de hoogte van de eventueel toe te kennen billijke vergoeding.
Het gevolg van dit een en ander is dat het ontbindingsverzoek van Bella Vista op de g-grond voor toewijzing vatbaar is, omdat er sprake is van een ernstige onomkeerbare vertrouwensbreuk tussen partijen.
5.8.
Vervolgens moet worden beoordeeld tegen welke datum de arbeidsovereenkomst ontbonden dient te worden. Bij de beoordeling van deze vraag zal de kantonrechter er veronderstellende wijs van uitgaan dat de door Bella Vista in het geding gebrachte verklaringen juist en volledig zijn, ook al dateren zij (vrijwel) allemaal van na oktober 2018. Bij de weging van de inhoud van deze verklaringen en de uitwerking van de daarin gemelde feiten de omstandigheden, die dan kan en moet worden gemaakt, speelt een grote rol dat de arbeidsovereenkomst al meer dan 10 jaar duurt en dat zich nooit eerder een situatie heeft voorgedaan die ook maar lijkt op hetgeen thans door Bella Vista wordt gesteld. Daarbij is verder van belang dat gesteld noch gebleken is dat Bella Vista met enige regelmaat het functioneren van [verweerster] heeft geëvalueerd. Ook weegt mee dat de vertegenwoordiger van Bella Vista op 18 februari 2019 uitdrukkelijk heeft verklaard dat hij voor het ontstaan van deze situatie ook de hand in eigen boezem dient te steken.
Bij een dergelijke stand van zaken kan wel worden aangenomen dat ook [verweerster] enig verwijt treft, maar niet in een zodanig ernstige mate dat de arbeidsovereenkomst op de voet van artikel 7:671 b, achtste lid aanhef en onder b. BW op een eerder tijdstip moet worden beëindigd dan als aangegeven in artikel 7:671 b, aanhef en onder a BW.
Het einde van de arbeidsovereenkomst zal dus worden bepaald overeenkomstig deze laatste maatstaf.
5.9.
Bella Vista heeft verder een verklaring voor recht verzocht inhoudende dat zij aan [verweerster] geen transitievergoeding verschuldigd is.
In deze zaak is niet om toekenning van een transitievergoeding verzocht en het staat de kantonrechter niet vrij om die ambtshalve toe te kennen.
In zoverre is dit verzoek niet ontvankelijk omdat daarvoor een rechtens relevant procesbelang aan de zijde van Bella Vista ontbreekt.
Overigens is dit verzoek ook op inhoudelijke gronden niet voor toewijzing vatbaar.
Op het in artikel 7:673, eerste lid BW neergelegde recht van de werknemer bestaan enkele uitzonderingen en één daarvan doet zich voor indien het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Deze uitzondering moet terughoudend worden toegepast, namelijk alleen in uitzonderlijke gevallen waarin het evident is dat het tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst leidende handelen of nalaten van de werknemer niet slechts als verwijtbaar maar als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. Daarvoor is, zoals hiervoor in ander verband al is overwogen meer nodig dan uit de door Bella Vista in het geding gebrachte verklaringen kan worden gedestilleerd.
De verzochte verklaring voor recht is dus niet voor toewijzing vatbaar.
5.10.
Het verzoek van Bella Vista om voor recht te verklaren dat [verweerster] geen billijke vergoeding toekomt moet op soortgelijke overwegingen als die hiervoor onder 5.9. zijn gemaakt ten aanzien van de transitievergoeding worden afgewezen.
Voor zover Bella Vista vanwege de proceskosten belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van dit onderdeel van haar verzoek, heeft te gelden dat op grond van hetgeen hiervoor onder 5.3 is overwogen het niet aannemelijk is geworden dat [verweerster] geen billijke vergoeding zal toekomen, indien zij daarom verzoekt.
5.11.
Bella Vista heeft verder verzocht om [verweerster] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 22.961,71 bruto aan Bella Vista op grond van onverschuldigde betaling van te veel betaald salaris over 2016, 2017 en 2018. Het gaat daarbij steeds om het verschil van 6 uur per werkweek.
Zoals hiervoor al is overwogen, kan het zo zijn dat [verweerster] niet voldoende duidelijk heeft doorgegeven dat zij met ingang van 2016 met een aanstelling van 32 uur per week is gaan werken in plaats van 38 uur per week maar dat is onvoldoende om te kunnen oordelen dat Bella Vista aan [verweerster] ook onverschuldigd heeft betaald. Immers Bella Vista heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat [verweerster] feitelijk meer uren heeft gewerkt dan de uren van haar aanstelling en ook buiten die uren telefonisch beschikbaar was. De grondslag van dit verzoek van Bella Vista, te weten onverschuldigde betaling brengt immers mee dat [verweerster] naar voren kan en mag brengen dat Bella Vista dit bedrag aan haar heeft voldaan omdat zij dit bedrag aan [verweerster] wel verschuldigd is.
Dat betekent dat Bella Vista, gelet op dit verweer van [verweerster] , dit verzoek niet voldoende nader met feiten heeft onderbouwd en dit onderdeel van haar verzoek daarop moet stranden, omdat de kantonrechter aan bewijslevering niet toekomt.
5.12.
Ten slotte verzoekt Bella Vista [verweerster] te veroordelen tot betaling van een bedrag ad
€ 736,20 ter zake telefoonkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2019, de datum van het indienen van het verzoekschrift.
[verweerster] heeft (met verwijzing naar productie16 bij haar verweerschrift) aangevoerd dat zij dit bedrag op verzoek van [betrokkene 1] op 3 oktober 2018 in de middag heeft teruggestort in de kas.
[betrokkene 2] heeft een schriftelijke verklaring afgelegd (productie 8 van de bij brief van 19 maart 2019 door Bella Vista in het geding gebrachte producties) met de strekking dat dit bedrag niet is terug te vinden in de schriftelijke verantwoording bij de kasstukken.
De conclusie hiervan moet zijn dat er geen bewijs is dat dit bedrag inderdaad per kas is terugbetaald.
Bij deze stand van zaken dient [verweerster] veroordeeld te worden tot betaling van dit bedrag omdat zij heeft erkend dit bedrag schuldig te zijn en zij geen specifiek bewijs heeft aangeboden dat zij inderdaad per kas heeft betaald. Bij [verweerster] ligt immers de stelplicht en bewijslast van dit bevrijdende verweer.
Mede gelet op de bij haar functie behorende verantwoordelijkheden had het op de weg van [verweerster] gelegen om te zorgen voor een deugdelijke vastlegging van deze betaling per kas. Zij heeft ook geen specifiek getuigenbewijs aangeboden op dit punt.
5.13.
De conclusie van dit alles is dat het verzoek van Bella Vista tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal worden toegewezen en dat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel a, BW zal worden ontbonden met ingang van 7 juni 2019. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure, waarbij ten minste een termijn van één maand resteert.
Daarnaast wordt toegewezen een bedrag van € 736,20, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2019 en dat het meer of anders verzochte zal worden afgewezen.
5.14.
De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval geen aanleiding om een van de partijen in de kosten te veroordelen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 7 juni 2019;
6.2.
veroordeelt [verweerster] om tegen bewijs van kwijting aan Bella Vista te betalen een bedrag van € 736,20 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2019 tot de dag der algehele voldoening;
6.3.
verklaart deze beschikking tot hiertoe uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.C. Heuveling van Beek, kantonrechter en op 6 mei 2019 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.