ECLI:NL:RBDHA:2019:2917

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2019
Publicatiedatum
26 maart 2019
Zaaknummer
AWB 18/8463
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag in het kader van nareis door eiseres uit Eritrea

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2019 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres, een Eritrese vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Eiseres had de uitkomst van haar mvv-aanvraag niet afgewacht en was naar Nederland gereisd, waar zij asiel heeft aangevraagd. De rechtbank oordeelde dat hierdoor het procesbelang bij de onderhavige procedure ontbreekt. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de mvv-aanvraag afgewezen omdat eiseres haar identiteit niet met officiële documenten had aangetoond en geen substantieel indicatief bewijs had overgelegd. Eiseres had eerder een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gekregen, maar haar aanvraag voor de mvv werd afgewezen. De rechtbank overwoog dat eiseres geen procesbelang meer had bij de beoordeling van haar beroep, aangezien zij inmiddels in Nederland was en een asielaanvraag had ingediend. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees erop dat de vragen over de verantwoordelijkheid van Italië voor de asielaanvraag in de asielprocedure beantwoord moeten worden. De rechtbank concludeerde dat de lange duur van de procedure geen rechtens te honoreren procesbelang oplevert. De uitspraak werd gedaan door mr. E.C.E. Marechal, in tegenwoordigheid van griffier M.M. Neutgens.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/8463

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 maart 2019

in de zaak tussen

[eiseres] ,

geboren op [datum] 1995,
v-nummer [nummer] ,
van Eritrese nationaliteit,
eiseres
(gemachtigde: mr. M. Pals),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verweerder.

Procesverloop

[referent] (hierna: referent) heeft ten behoeve van eiseres een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) in het kader van nareis aangevraagd. Bij besluit van 15 november 2016 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
Daartegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 2 juni 2017 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Op 27 juni 2018 heeft verweerder dit besluit ingetrokken.
Bij besluit van 30 oktober 2018 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J. Douma.

Overwegingen

1. Aan referent is op 16 november 2015 een verblijfsvergunning asiel
voor bepaalde tijd verleend. Referent heeft de mvv-aanvraag nareis gedaan ten behoeve van zijn gestelde echtgenote, eiseres.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat de identiteit van eiseres niet met
officiële documenten is aangetoond en zij geen substantieel indicatief bewijs van haar identiteit heeft overgelegd. Verweerder heeft geen aanvullend onderzoek aangeboden omdat de verklaringen van eiseres, volgens verweerder, onvoldoende zijn om aan te nemen dat het ontbreken van documenten haar niet is toe te rekenen.
3. Het is de rechtbank gebleken dat eiseres inmiddels Nederland op illegale wijze is in gereisd en op 28 februari 2018 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in Nederland heeft ingediend. Bij besluit van 11 oktober 2018 heeft verweerder deze aanvraag niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld, welk beroep ten tijde van behandeling van onderhavig beroep nog in behandeling was.
3.1.
Gelet op deze omstandigheden ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of eiseres procesbelang heeft bij de beoordeling van haar beroep. Een belanghebbende kan namelijk slechts bij een ter zake bevoegde rechter opkomen tegen een besluit, indien hij bij het instellen van dat rechtsmiddel belang heeft, in die zin dat hij daardoor in een gunstigere positie zou kunnen geraken.
3.2.
De rechtbank overweegt dat de aanvraag om afgifte van een mvv bij inwilliging
leidt tot afgifte van een visum voor verblijf van meer dan drie maanden waarmee de vreemdeling Nederland mag inreizen. Eiseres heeft de uitkomst van haar mvv-procedure echter niet in het buitenland afgewacht, maar is Nederland ingereisd en heeft hier asiel aangevraagd.
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres hierdoor, anders dan zij ter zitting heeft
betoogd, geen procesbelang meer heeft bij het onderhavige beroep. In dit verband wijst de rechtbank op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 3 april 2013 (ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ7996) waar ook geen procesbelang werd aangenomen bij de beoordeling van het beroep gericht tegen de afwijzing van de mvv-aanvragen omdat eisers inmiddels in Nederland waren en aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden ingediend. Dat in het onderhavige geval verweerder de asielaanvraag niet in behandeling heeft genomen en in het geval van de hiervoor genoemde uitspraak wel, doet daar niet aan af. Het feit blijft immers dat eiseres nu in Nederland is en door middel van deze procedure niet in een gunstigere positie kan komen dan bij haar asielprocedure. Aan eiseres wordt ook geen rechterlijke toets onthouden van hetgeen zij heeft aangevoerd in het kader van haar mvv-aanvraag, ingediend met het oog op nareis. Blijkens de memorie van toelichting in het kader van de herschikking van de asielgronden (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 33293, nr. 3) wordt binnen de asielprocedure de mogelijkheid geïntroduceerd voor de vreemdeling die daar uitdrukkelijk om verzoekt, om de aanvraag uitsluitend te toetsen aan de criteria van het nareisbeleid (zie ook de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 15 mei 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:6114). De vragen of Italië desalniettemin verantwoordelijk is voor de inhoudelijke behandeling van de asielaanvraag van eiseres en haar aanvraag buiten behandeling kan worden gesteld en of zij kan worden uitgezet naar Italië, kunnen en dienen beantwoord te worden in de asielprocedure. Ook de stelling van eiseres dat zij bij inwilliging van haar mvv-aanvraag een verblijfsvergunning met een eerdere ingangsdatum krijgt dan bij haar asielaanvraag, en hierdoor eerder in aanmerking komt voor het Nederlanderschap, kan niet slagen. Anders dan eiseres betoogt, is de ingangsdatum van de verblijfsvergunning, zoals bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die aan de houder van een mvv ambtshalve wordt verleend, op grond van artikel 3:57, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 namelijk niet de datum van de mvv-aanvraag, maar de datum van afgifte van de mvv.
4. Eiseres voert aan dat de mvv-aanvraag al op 23 december 2015 is ingediend en
de procedure, buiten haar schuld om, erg lang duurt. Alleen al door deze bijzondere omstandigheid heeft eiseres procesbelang bij het onderhavige beroep.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat dit beroep eiseres niet kan baten. De stelling van eiseres dat haar procedure lang duurt is voor de rechtbank invoelbaar, maar dit - in feite - principiële standpunt kan niet worden aangemerkt als een rechtens te honoreren procesbelang.
5. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Voor een
proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk
.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C.E. Marechal, rechter, in tegenwoordigheid van
M.M. Neutgens, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 22 maart 2019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen de uitspraak in beroep kunnen partijen binnen vier weken na de verzending van een afschrift hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing. Een afschrift van de uitspraak dient overgelegd te worden. Meer informatie treft u aan op de website van de Raad van State (www.raadvanstate.nl).