ECLI:NL:RBDHA:2019:2604

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2019
Publicatiedatum
18 maart 2019
Zaaknummer
09/767393-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omkoping van politieambtenaar en schending van het ambtsgeheim

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 maart 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedurende bijna 10 maanden een politiefunctionaris heeft omgekocht. De verdachte heeft de politiefunctionaris herhaaldelijk gevraagd om vertrouwelijke informatie uit politiesystemen te verkrijgen. Dit leidde tot een schending van de geheimhoudingsplicht door de politieambtenaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door het aanbieden van geld, de politieambtenaar heeft bewogen om in zijn functie informatie te delen die niet openbaar mocht zijn. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de verdachte een belangrijke rol heeft gespeeld in het schenden van het vertrouwen in de politie en dat zijn handelen ernstige gevolgen heeft gehad voor de integriteit van de politie. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar heeft geoordeeld dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan actieve omkoping en het medeplegen van het schenden van het ambtsgeheim.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/767393-17
Datum uitspraak: 18 maart 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte ],
geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 4 maart 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.M. Gosen en van hetgeen namens de verdachte door zijn raadsman mr. A.M.J. Thomas naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 januari 2016 tot en met 25 oktober 2017 te Raamsdonksveer, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) een ambtenaar, te weten een inspecteur van politie [plaats] ,
(een) gift(en) en/of een belofte(n) heeft gedaan en/of (een) dienst(en) heeft verleend en/of aangeboden, te weten (van) geld en/of goederen (kleding)
  • met het oogmerk om die ambtenaar te bewegen in zijn bediening iets te doen of na te laten en/of
  • ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door die ambtenaar in zijn huidige en/of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten,
te weten het opzoeken en aan hem, verdachte, doorgeven van informatie uit een of meer politiesyste(e)m(en), te weten vertrouwelijke informatie met betrekking tot:
  • hem, verdachte, (8 mei 2016 - 26 september 2017) en/of
  • een [bedrijf] (5-8 juli 2017) en/of
  • [naam 1] (17 augustus 2017-7 september 2017) en/of
  • [naam 2] (6 februari 2017 en 2-4 juni 2017) en/of
  • [naam 3] (2 december 2016 en 17 april 2017) en/of
  • [naam 4] (10 april 2016 en 28 september 2017) en/of
  • [naam 5] (21- 22 oktober 2017) en/of
  • dertien subjecten en/of twee locaties uit een strafrechtelijk onderzoek (27 januari 2016 –
7 september 2016) en/of
  • [naam 6] (24-25 oktober 2017) en/of
  • drie kentekens (25 oktober 2017) en/of
  • [naam 7] (19 januari 2017) en/of
  • [naam 8] (19 januari 2017) en/of
  • een kenteken ten name van [naam 9] (23 februari 2016) en/of
  • [naam 10] ( 12 mei 2016) en/of
  • [naam 11] ( 7 maart 2016 tot en met 24 september 2016) en/of
  • [naam 12] (26 januari 2016) en/of
  • [naam 13] (26 januari 2016) en/of
  • [naam 14] (17 april 2017) en/of
  • [naam 15] (14 september 2016) en/of
  • [naam 16] (2 juli 2016) en/of
  • [naam 17] (12 oktober 2016) en/of
  • [naam 18] (31 december 2016) en/of
  • [naam 19] (1 september 2016)
  • [naam 20] (8 september 2016) en/of
  • [naam 21] (10 maart 2017) en/of
  • [naam 22] (11 mei 2017) en/of
  • [naam 23] (27 juni 2017) en/of
  • [naam 24] (7 maart 2016 en 6 februari 2017) en/of
  • [naam 25] ( 17 april 2017) en/of
  • [naam 26] (4 april 2016) en/of
  • [naam 27] (25 september 2016) en/of
  • [naam 28] (26 juni 2017) en/of
  • [naam 29] (9 december 2016) en/of
  • [naam 30] (2 november 2016) en/of
  • [naam 31] (31 december 2016) en/of
  • [naam 32] (26 januari 2016 en 4 april 2017) en/of
  • [naam 33] (4 april 2017) en/of
  • [naam 34] (6 februari 2017 en 23 april 2017) en/of
  • [naam 35] (9 december 2016) en/of
  • [naam 36] (2 november 2016) en/of
  • [naam 37] (25 september 2016 en 23 april 2017) en/of
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 januari 2016 tot en met 25 oktober 2017 te Den Haag en/of Zoetermeer en/of Raamsdonkveer, althans in Nederland, te zamen en in vereniging met een ander, althans alleen (telkens) een geheim waarvan hij en/of zijn mededader wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat zijn, verdachtes, mededader uit hoofde
van ambt, beroep en/of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt en/of beroep, te weten als inspecteur van politie, [plaats] , verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden:
immers heeft zijn, verdachtes, mededader aan hem en op zijn verzoek,
informatie uit een of meer politiesyste(e)m(en) doorgegeven te weten informatie met betrekking tot:
  • hem, verdachte (8 mei 2016 - 26 september 2017) en/of
  • een [bedrijf] (5-8 juli 2017) en/of
  • [naam 2] (6 februari 2017 en 2-4 juni 2017) en/of
  • [naam 3] (2 december 2016 en 17 april 2017) en/of
  • [naam 4] (10 april 2016 en 28 september 2017) en/of
  • [naam 5] (21- 22 oktober 2017) en/of
  • dertien subjecten en/of twee locaties uit een strafrechtelijk onderzoek (27 januari 2016 –
7 september 2016) en/of
  • [naam 6] (24-25 oktober 2017) en/of
  • drie kentekens (25 oktober 2017) en/of
  • [naam 7] (19 januari 2017) en/of
  • [naam 8] (19 januari 2017) en/of
  • een kenteken ten name van [naam 9] (23 februari 2016) en/of
  • [naam 10] (12 mei 2016) en/of
  • [naam 11] (7 maart 2016 tot en met 24 september 2016) en/of
  • [naam 12] (26 januari 2016) en/of
  • [naam 13] (26 januari 2016) en/of
  • [naam 14] (17 april 2017) en/of
  • [naam 15] (14 september 2016) en/of
  • [naam 16] (2 juli 2016) en/of
  • [naam 17] (12 oktober 2016) en/of
  • [naam 18] (31 december 2016) en/of
  • [naam 19] (1 september 2016)
  • [naam 20] (8 september 2016) en/of
  • [naam 21] (10 maart 2017) en/of
  • [naam 22] (11 mei 2017) en/of
  • [naam 23] (27 juni 2017) en/of
  • [naam 24] (7 maart 2016 en 6 februari 2017) en/of
  • [naam 25] (17 april 2017) en/of
  • [naam 26] (4 april 2016) en/of
  • [naam 27] (25 september 2016) en/of
  • [naam 28] (26 juni 2017) en/of
  • [naam 29] (9 december 2016) en/of
  • [naam 30] (2 november 2016) en/of
  • [naam 31] (31 december 2016) en/of
  • [naam 32] (26 januari 2016 en 4 april 2017) en/of
  • [naam 33] (4 april 2017) en/of
  • [naam 34] (6 februari 2017 en 23 april 2017) en/of
  • [naam 35] (9 december 2016) en/of
  • [naam 36] (2 november 2016) en/of
  • [naam 37] (25 september 2016 en 23 april 2017);

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
Op 28 juni 2017 is het strafrechtelijk onderzoek onder de naam “ [onderzoeksnaam] ” opgestart waarin onderzoek werd gedaan naar het lekken van vertrouwelijke politie-informatie door [medeverdachte 1] (hierna ook te noemen: [medeverdachte 1] ) aan (onder andere) de verdachte (hierna ook te noemen: [verdachte ] ).
[medeverdachte 1] is op 1 oktober 1992 in dienst getreden bij de gemeentepolitie. [2] Op 4 oktober 1993 heeft [medeverdachte 1] de eed afgelegd. [3] Op 1 oktober 1995 is [medeverdachte 1] in vaste dienst getreden bij de politie [plaats] . [4] [medeverdachte 1] was in de periode voorafgaand aan zijn aanhouding op 20 november 2017 werkzaam als inspecteur van politie, in de functie van operationeel expert beveiliging bij het Team Bewaken en Beveiligen bij de [plaats] . [5] [medeverdachte 1] is aldus in de tenlastegelegde periode aan te merken als een ambtenaar in de zin van artikel 84 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
[medeverdachte 1] had in zijn hoedanigheid van politieambtenaar toegang tot vertrouwelijke politie-informatie. Op hem rustte uit hoofde van zijn functie op grond van artikel 7 lid 1 van de Wet politiegegevens een geheimhoudingsplicht ten aanzien van politiegegevens.
[medeverdachte 1] is de oom van de vrouw van [verdachte ] . [6] [verdachte ] wist dat [medeverdachte 1] bij de politie werkte. [7] [verdachte ] maakte in de tenlastegelegde periode gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . [8] [medeverdachte 1] maakte gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [9]
De inloggegevens van het account van [medeverdachte 1] bij de politie [plaats] zijn [nummer] . [10]
[medeverdachte 1] zocht in de politie-systemen informatie op – onder andere – door invoering van de zogenaamde “KENO-sleutel” van een persoon. [11] Dit zijn de eerste vier letters van de achternaam, de eerste voorletter van de eerste voornaam en het tweecijferig geboortejaar van de op te zoeken persoon. Deze politie-systemen betroffen onder andere de Basisvoorziening Informatie-Integraal Bevragen (BVI-IB) Bluespot, het register van de Rijksdienst voor Wegverkeer (RDW) en het register Gemeentelijke Basis Administratie persoonsgegevens (GBA). [12] Bij het opstarten van BVI-IB komt een standaard waarschuwing in beeld waarin onder andere wordt vermeld dat het bevragen van een persoon zonder gegronde reden en of noodzaak niet is toegestaan, dat ongeautoriseerde toegang strafbaar is en dat handelingen worden vastgelegd. Er moet op OK worden geklikt alvorens BVI-IB kan worden geraadpleegd. [13] Op het intranet van de politie worden berichten geplaatst waarin aandacht wordt gevraagd voor het belang van integriteit. [14]
[medeverdachte 1] had geen toegang tot het systeem Summ-it waarin lopende onderzoeken worden geregistreerd. [15]
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze feiten op grond van de gebezigde bewijsmiddelen zoals in de voetnoten genoemd als vaststaand worden aangemerkt.
Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvragen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde met uitzondering van de naam [naam 1] .
Op haar specifieke standpunten zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde en dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het subsidiair tenlastegelegde met uitzondering van de bevragingen, ‘hem verdachte’, ‘een [bedrijf] ’, ‘ [naam 2] ’, ‘ [naam 4] ’, ‘ [naam 5] ’, ‘ [naam 6] ’, ‘drie kentekens’, ‘ [naam 17] ’ en ‘ [naam 32] ’.
Op specifieke (bewijs)verweren wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
3.4.1
Opbouw
De rechtbank heeft ter wille van de overzichtelijkheid voor alle gedachtestreepjes in de tenlastelegging een letter gezet, te beginnen bij a voor [verdachte ] en te eindigen bij oo voor [naam 37] . De rechtbank zal hierna de bewijsmiddelen die in het dossier aanwezig zijn voor de verschillende bevragingen in de politiesystemen uiteenzetten. Ook zal de rechtbank hieraan - indien noodzakelijk - tussenconclusies verbinden.
Onder kopje 3.4.4 en 3.4.5 zal de rechtbank vervolgens ingaan op de vraag wat deze bewijsmiddelen opleveren en in hoeverre de tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard en waarom.
De rechtbank zal beginnen met hetgeen waarvan de verdachte partieel wordt vrijgesproken.
3.4.2
Partiele vrijspraak primair en subsidiair
c. [naam 1]
Op 15 augustus 2017 wordt de voicemail van [medeverdachte 1] ingesproken door ene [naam 38] met het verzoek om met spoed teruggebeld te worden. Op 16 augustus 2017 hebben [medeverdachte 1] en [naam 38] telefonisch met elkaar gesproken. [naam 38] heeft aangegeven te willen weten waar zijn zus [naam 1] verblijft. [medeverdachte 1] heeft [naam 38] gevraagd naar de naam en geboortedatum van [naam 1] en heeft tegen [naam 38] gezegd dat hij zal kijken wat hij kan vinden en dat hij het laat weten. Op 17 augustus 2017 wordt opnieuw de voicemail van [medeverdachte 1] ingesproken door [naam 38] met het verzoek om te kijken waar [naam 1] zich heeft ingeschreven of aangemeld.
Uit onderzoek naar de logging gegevens blijkt dat [medeverdachte 1] op 17 augustus en
7 september 2017 de KENO-sleutel [nummer] bij het RDW en in Bluespot heeft ingevoerd. [medeverdachte 1] heeft verklaard [naam 1] op 17 augustus en 7 september 2017 te hebben bevraagd op verzoek van de broer van [naam 1] . De gevraagde informatie heeft [medeverdachte 1] telefonisch aan [naam 38] doorgegeven.
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] ‘ [naam 1] ’ op verzoek van [naam 38] , en niet op het verzoek van [verdachte ] , heeft bevraagd in diverse politiesystemen en dat politie-informatie bij [naam 38] terecht is gekomen. De rechtbank zal de verdachte hier dan ook partieel voor vrijspreken.
m. een kenteken ten name van [naam 9]
De rechtbank zal de verdachte partieel vrijspreken van het onder gedachtestreepje m tenlastegelegde, betreffende de bevraging van een kenteken ten name van [naam 9] .
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [medeverdachte 1] in de politiesystemen blijkt dat [medeverdachte 1] op 23 februari 2016 het kenteken [kenteken 1] heeft ingevoerd in BVI-IB. De kentekenhouder betreft [naam 39] . Uit het mutatierapport dat vervolgens wordt bekeken blijkt dat het voertuig voorzien van genoemd kenteken betrokken was bij een aanrijding met de auto van [naam 9] , zijnde de vader van [verdachte ] .
Uit het vorengaande volgt dat [medeverdachte 1] een kenteken ten name van [naam 39] heeft bevraagd, zodat het ten laste gelegde bevragen van het kenteken op naam van [naam 9] niet is bewezen.
e. [naam 3] , h. bevraging dertien subjecten en/of twee locaties uit een strafrechtelijk onderzoek, k. [naam 7] , l. [naam 8] , n. [naam 10] , o. [naam 11] , p. [naam 12] , q. [naam 13] , r. [naam 14] , s. [naam 15] , t. [naam 16] , v. [naam 18] , w. [naam 19] , x. [naam 20] , y. [naam 21] , z. [naam 22] , aa. [naam 23] , bb. [naam 24] , cc. [naam 25] , dd. [naam 26] , ee. [naam 27] , ff. [naam 28] , gg. [naam 29] , hh. [naam 30] , ii. [naam 31] , kk. [naam 33] , ll. [naam 34] , mm. [naam 35] , nn. [naam 36] , oo. [naam 37]
[medeverdachte 1] heeft bij de Rijksrecherche verklaard alleen bevragingen voor [verdachte ] te hebben gedaan. Ter terechtzitting verklaarde [medeverdachte 1] als getuige dat hij ook via anderen namen had gekregen. [verdachte ] heeft ontkend [naam 3] , de subjecten en locaties, [naam 7] , [naam 8] , [naam 10] , [naam 11] , [naam 12] , [naam 14] , [naam 29] , [naam 18] , [naam 23] , [naam 20] en [naam 21] te hebben laten bevragen door [medeverdachte 1] . [verdachte ] is niet nader gehoord over de overige bevragingen.
Voor bovenvermelde bevragingen is op basis van het dossier niet vast komen te staan dat [medeverdachte 1] dit heeft gedaan op verzoek van [verdachte ] . De enkele verklaring van [medeverdachte 1] dat hij dit deed op verzoek van [verdachte ] en de omstandigheid dat hij op sommige momenten vlak na de bevragingen informatie zou hebben geprint, zoals door de officier van justitie naar voren gebracht, zijn daarvoor onvoldoende. De inhoud van die geprinte documenten is op basis van het dossier niet duidelijk geworden en kan dus een andere inhoud bevatten dan politie-informatie. Tevens heeft [medeverdachte 1] tijdens de terechtzitting als getuige in deze zaak verklaard de bevraging van sommige namen op verzoek van anderen, die onbekend zijn gebleven, te hebben gedaan. Daarnaast staan [medeverdachte 1] en [verdachte ] in een familiaire relatie tot elkaar en kan dus niet ieder bezoek van [medeverdachte 1] aan [verdachte ] , zonder nader bewijsmiddel, worden aangemerkt als bedoeld voor het doorgeven van politie-informatie.
De rechtbank zal de verdachte voor bovenvermelde bevragingen dan ook partieel vrijspreken ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
3.4.3
Bevragingen a, b, d, f, g, i, j en jj.
a. [verdachte ]
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [medeverdachte 1] in de politiesystemen, blijkt dat [medeverdachte 1] op 8 mei 2016 de KENO-sleutel [nummer] heeft ingevoerd in BVI-IB. Aan de registercode van het RDW-register is te zien dat vervolgens de registers bekeken werden van: [verdachte ] , [verdachte ] (hierna: [verdachte ] ). Op 12 oktober 2016 werd opnieuw deze KENO-sleutel bevraagd en werden opnieuw de registers van [verdachte ] bekeken. Vervolgens werden vijf verschillende BlueSpot registraties bekeken. Op 10 maart, 16 juli en 26 september 2017 werd opnieuw deze KENO-sleutel bevraagd en werden de registers van [verdachte ] bekeken gevolgd door Bluespot registraties. Op 15 juli 2017 werd een kenteken bevraagd van een bromfiets. [verdachte ] was de kentekenhouder. [16]
Op 15 juli 2017 stuurt de gebruiker van de telefoon van [verdachte ] via de app Signal een bericht naar contactpersoon [medeverdachte 1] inhoudende: “kijk even voor me, mijn eigen”. [17] Nadat dit bericht in een verhoor aan [medeverdachte 1] wordt voorgehouden verklaart hij dat hij [verdachte ] op zijn verzoek heeft nagetrokken in BVI-IB. [18] [verdachte ] antwoordt tijdens een verhoor op de vraag of hij wel eens aan [medeverdachte 1] heeft gevraagd om zijn naam door de politiesystemen te halen: “ja net wat u zegt, over me eigen”. Vervolgens verklaart [verdachte ] dat hij de informatie van [medeverdachte 1] over hemzelf mondeling kreeg. [19]
[medeverdachte 1] heeft verklaard informatie uit de politiesystemen sinds 2016 aan [verdachte ] te hebben verstrekt. [20] [verdachte ] heeft verklaard voor het eerst informatie te hebben gekregen in 2016 van [medeverdachte 1] . [21]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] de naam ‘ [verdachte ] ’ op verzoek van [verdachte ] heeft bevraagd in diverse politiesystemen en dat de politie-informatie bij [verdachte ] terecht is gekomen.
b. een [bedrijf]
Uit communicatie via WhatsApp is gebleken dat [medeverdachte 1] op 6 juli 2017 bij de woning van [verdachte ] in Raamsdonkveer is geweest en dat [verdachte ] tegen hem heeft gezegd dat hij naar de grote hal in Geertruidenberg moest komen. [22] In de notities in de telefoon van [medeverdachte 1] is op 6 juli 2017 een notitie opgemaakt inhoudende: ‘ [adres] ’. [23] Uit onderzoek blijkt dat het een adres betreft waar [verdachte ] een kantoor- en/of opslagruimte heeft gehuurd. [24]
Uit onderzoek naar de logging gegevens blijkt dat [medeverdachte 1] op 7 juli 2017 de postcode en- huisnummercombinatie ‘ [nummer] ’ heeft bevraagd. Na de bevraging wordt een Bluespot registratie bekeken. Op 15 juli 2017 werd de Bluespot registratie, na bevraging van het kenteken van een bromfiets waarvan [verdachte ] de kentekenhouder was, opnieuw bekeken door [medeverdachte 1] . [25]
In de agenda van de telefoon van [medeverdachte 1] staat op 8 juli 2017: ’14.00 bij [naam 40] en [verdachte ] ’. [26] De rechtbank begrijpt dat met [verdachte ] , [verdachte ] wordt bedoeld.
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] de ‘ [bedrijf] ’ op verzoek van [verdachte ] heeft bevraagd in diverse politiesystemen en dat de politie-informatie bij [verdachte ] terecht is gekomen.
d. [naam 2]
Uit onderzoek naar de logging gegevens blijkt dat [medeverdachte 1] op 6 februari en 2 juni 2017 de KENO-sleutel [nummer] heeft ingevoerd in BVI-IB. Op 2 juni 2017 werden volgend op de bevraging meerdere BlueSpot registraties bekeken, waaronder een mutatierapport van 6 februari 2017 waarin over de inbeslagname van een schip met de naam ‘ [naam 42] ’ wordt gerelateerd. [naam 2] is eigenaar van dit schip en [verdachte ] heeft onderhoud en reparaties verricht. [27]
[medeverdachte 1] heeft bekend [naam 2] te hebben bevraagd en politie-informatie met betrekking tot [naam 2] te hebben doorgegeven aan [verdachte ] . [28] [verdachte ] heeft verklaard aan [medeverdachte 1] te hebben gevraagd om na te gaan of zijn naam voorkomt in verband met de inbeslagname van de boot van [naam 2] . [verdachte ] heeft het antwoord van [medeverdachte 1] gekregen op een A4-tje. [29]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] de naam ‘ [naam 2] ’ op verzoek van [verdachte ] heeft bevraagd in diverse politiesystemen en dat de politie-informatie bij [verdachte ] terecht is gekomen.
f. [naam 4]
Uit onderzoek naar de logging gegevens blijkt dat [medeverdachte 1] op 10 april en 12 oktober 2016 de KENO-sleutel [nummer] heeft ingevoerd in BVI-IB. Na de bevraging werd een Bluespot registratie bekeken van [naam 4] . [30] Uit het onderzoek opnames politiewerkomgeving blijkt dat [medeverdachte 1] op 28 september 2017 de KENO-sleutel opnieuw in BVI-IB heeft ingevoerd en Bluespot heeft geraadpleegd. Tevens is gebleken dat [medeverdachte 1] diezelfde dag, kort na het bevragen van de KENO-sleutel, informatie uit Bluespot heeft gekopieerd, geplakt en bewerkt in een Microsoft Word document alvorens hij de informatie heeft geprint. [31]
[medeverdachte 1] heeft verklaard [naam 4] te hebben bevraagd op verzoek van [verdachte ] en de informatie uit de politiesystemen te hebben geprint. [medeverdachte 1] heeft tevens verklaard informatie uit het politiesysteem aan [verdachte ] te hebben verstrekt. [32] [verdachte ] heeft verklaard aan [medeverdachte 1] te hebben gevraagd om informatie uit het politiesysteem over [naam 4] . [33] [verdachte ] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] hem de informatie op een printje heeft laten zien. [34] [medeverdachte 1] heeft verklaard informatie uit de politiesystemen sinds 2016 aan [verdachte ] te hebben verstrekt. [35] [verdachte ] heeft verklaard voor het eerst informatie te hebben gekregen van [medeverdachte 1] in 2016. [36]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] de naam ‘ [naam 4] ’ heeft bevraagd in het politiesysteem in 2016 en 2017. [medeverdachte 1] deed dit op verzoek van [verdachte ] en heeft aan hem de gevraagde informatie verstrekt.
g. [naam 5]
Uit het onderzoek opnames politiewerkomgeving blijkt dat [medeverdachte 1] op 21 oktober 2017 de KENO-sleutel [nummer] in BVI-IB heeft ingevoerd en informatie uit de registers Bluespot, RDW en SKDB van [naam 5] heeft gekopieerd, geplakt en bewerkt in een Microsoft Word document alvorens het document werd geprint. [37]
Uit gegevens van het baken geplaatst onder het voertuig van [medeverdachte 1] is gebleken dat [medeverdachte 1] op 22 oktober 2017 in de buurt van de woning van [verdachte ] is geweest. [38]
In een holle bank in de woning van [verdachte ] zijn bij de doorzoeking op 20 november 2017 stukken aangetroffen met betrekking tot [naam 5] . [39] Het blijkt om de informatie te gaan die [medeverdachte 1] op 21 oktober 2017 heeft uitgeprint. [40]
[medeverdachte 1] heeft verklaard [naam 5] bevraagd te hebben en informatie uit verschillende politiesystemen te hebben gekopieerd, geplakt en bewerkt in een Microsoft Word document op verzoek van [verdachte ] . [medeverdachte 1] heeft de informatie vervolgens geprint en naar [verdachte ] gebracht. [41] [verdachte ] heeft verklaard aan [medeverdachte 1] informatie over [naam 5] te hebben gevraagd. [verdachte ] heeft de gevraagde informatie op papier gekregen van [medeverdachte 1] . [42]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] ‘ [naam 5] ’ op verzoek van [verdachte ] heeft bevraagd in diverse politiesystemen en dat de politie-informatie bij [verdachte ] terecht is gekomen.
i. [naam 6]
Uit het onderzoek opnames politiewerkomgeving blijkt dat [medeverdachte 1] op 25 oktober 2017 de KENO-sleutel [nummer] in BVI-IB heeft ingevoerd en informatie uit de registers Bluespot, RDW en SKDB van [naam 6] heeft gekopieerd, geplakt en bewerkt in een Microsoft Word document alvorens het document werd geprint. [43]
Op 25 oktober 2017 stuurt [medeverdachte 1] een WhatsAppbericht naar [verdachte ] inhoudende ‘kom eraan [verdachte ] even snel’ en ‘ok is wel druk op de weg’. [44] [medeverdachte 1] heeft verklaard [naam 6] te hebben bevraagd op verzoek van [verdachte ] en het geprinte document naar [verdachte ] te hebben gebracht. [45] [verdachte ] heeft bekend aan [medeverdachte 1] informatie te hebben gevraagd over [naam 6] en de gevraagde informatie op een kladje te hebben ontvangen bij hem thuis. [46]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] de naam ‘ [naam 6] ’ op verzoek van [verdachte ] heeft bevraagd in diverse politiesystemen en dat [medeverdachte 1] de informatie naar de woning van [verdachte ] heeft gebracht.
j. drie kentekens
Uit het onderzoek opnames politiewerkomgeving blijkt dat [medeverdachte 1] op 25 oktober 2017 de volgende kentekens heeft bevraagd in BVI-IB: . [kenteken 2] , [kenteken 3] en [kenteken 4] . [47] De informatie werd geplakt en bewerkt in een Microsoft Word document. [48] In de notities in de telefoon van [medeverdachte 1] is een notitie opgemaakt inhoudende: ‘ [verdachte ] . [kenteken 2] [kenteken 3] [kenteken 4] [kenteken 5] ’. [49]
[medeverdachte 1] heeft verklaard de kentekens te hebben bevraagd op verzoek van [verdachte ] . [medeverdachte 1] heeft de kentekens van [verdachte ] op een briefje gekregen. [50] [verdachte ] heeft bekend aan [medeverdachte 1] informatie te hebben gevraagd over de drie kentekens en de gevraagde informatie van [medeverdachte 1] te hebben ontvangen. [verdachte ] heeft de gevraagde informatie op een kladje ontvangen bij hem thuis. [51]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] ‘drie kentekens’ op verzoek van [verdachte ] heeft bevraagd in diverse politiesystemen en dat [medeverdachte 1] deze politie-informatie naar [verdachte ] heeft gebracht.
u. [naam 17]
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [medeverdachte 1] in de politiesystemen, blijkt dat [medeverdachte 1] op 12 oktober 2016 de KENO-sleutel [nummer] heeft ingevoerd, nadat hij het adres [adres] heeft ingevoerd in BVI-IB, en dat de registers van [naam 17] zijn bekeken. [52]
[verdachte ] heeft verklaard een keer een chassisnummer van een paardentrailer van [naam 17] te hebben nagevraagd aan [medeverdachte 1] . [53]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] op verzoek van [verdachte ] de naam ‘ [naam 17] ’ heeft bevraagd in het politiesysteem op 12 oktober 2016.
jj [naam 32]
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [medeverdachte 1] in de politiesystemen, blijkt dat [medeverdachte 1] op 26 januari 2016 en op 4 april 2017 de KENO-sleutel [nummer] heeft ingevoerd in BVI-IB en dat de registers van [naam 32] zijn bekeken. [54] Kort na de bevraging op 4 april 2017 heeft [medeverdachte 1] de code [code-naam 1] , [code-naam 2] en [code-naam 3] bevraagd waarna een Microsoft Word document wordt geprint. [55]
[medeverdachte 1] heeft verklaard het kenteken [code-naam 1] te hebben bevraagd op verzoek van [verdachte ] en aan [verdachte ] door te hebben gegeven niks te hebben gevonden. [56] Uit een tapgesprek van 7 april 2017 blijkt dat [verdachte ] aan [medeverdachte 1] heeft gevraagd of hij het nummer van die boot weet. [medeverdachte 1] heeft geantwoord dat hij niks kon vinden. Zowel [verdachte ] als [medeverdachte 1] vinden dit vreemd. [57]
Tussenconclusie
Ten tijde van het opzoeken van een kenteken op verzoek van [verdachte ] bevraagt [medeverdachte 1] [naam 32] . De rechtbank acht aannemelijk dat het kenteken en de naam ‘ [naam 32] ’ met elkaar verbonden zijn en dat [medeverdachte 1] de naam ‘ [naam 32] ’ op 4 april 2017 op verzoek van [verdachte ] in de politiesystemen heeft bevraagd.
3.4.4.
Omkoping
Juridisch kader
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is geweest van - kort gezegd - omkoping van een (politie)ambtenaar is het volgende van belang. De wetgever heeft er bewust voor gekozen geen criterium te verbinden aan de aard of hoogte van de belofte, gift of dienst. Van het aannemen van een gift is sprake als het betreffende voordeel feitelijk in de macht van de ambtenaar geraakt en van het aannemen van een belofte is sprake als het aanbod is aanvaard. Het aanbieden van geld valt onder het doen van een belofte. Voorts moet er sprake van zijn dat de ambtenaar wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de gift/belofte/dienst werd aangeboden of gedaan om hem iets te laten doen of na te laten in de uitoefening van zijn bediening. Degene die een ambtenaar de gift/belofte/dienst aanbiedt of doet moet daarmee het oogmerk hebben gehad om de ambtenaar iets te laten doen of nalaten in zijn bediening, dan wel dat deze dit doet of nalaat als gevolg van de gift/belofte/dienst. Daarbij komt dat in een situatie waarin in een zekere periode een ambtenaar een aantal giften en/of beloften zijn aangeboden of gedaan en deze in dezelfde periode in een aantal gevallen heeft gehandeld in strijd met zijn ambtsplicht het niet noodzakelijk is dat een één op één verband wordt aangetoond tussen een specifieke gift of belofte en een specifiek handelen in strijd met de ambtsplicht (ECLI:NL:HR:2006:AW3584). Er hoeft derhalve niet voor elke schending een directe gift of belofte te worden bewezen. Dat kan anders zijn indien er in die periode voor bepaalde schendingen van de ambtsplicht duidelijke contra indicaties zijn dat deze zijn gedaan in het kader van de ontvangen giften/beloften.
Onderhavige casus
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat [medeverdachte 1] meermalen vertrouwelijke politie-informatie uit de politiesystemen heeft gelekt aan [verdachte ] .
[medeverdachte 1] heeft over de aanloop verklaard dat [verdachte ] is getrouwd met zijn nicht en dat er sprake is van familiair contact. Op enig moment in 2016 heeft [verdachte ] aan [medeverdachte 1] gevraagd of hij voor hem in het politiesysteem wilde kijken. [medeverdachte 1] heeft verklaard sinds 2016 aan [verdachte ] informatie uit de politiesystemen te lekken en in 2016 niets te hebben ontvangen voor de gelekte politie-informatie. Het betrof een vriendendienst. [58]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij voor het bevragen een aantal keren vijftig euro heeft ontvangen van [verdachte ] voor brandstof. [medeverdachte 1] kreeg dit geld omdat hij moest omrijden om de gevraagde informatie te brengen. [medeverdachte 1] heeft tevens verklaard dat het omrijden ongeveer vijf euro voor brandstof per keer heeft gekost. [59] Later heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij per bevraagd persoon vijftig euro cash ontving. Deze verklaring legde [medeverdachte 1] af nadat hij had verklaard de geprinte informatie betreffende [naam 5] naar [verdachte ] te hebben gebracht. Het totale bedrag zou, volgens [medeverdachte 1] , misschien tot duizend euro zijn opgelopen. [60]
[verdachte ] heeft verklaard [medeverdachte 1] te hebben betaald voor politie-informatie en denkt bij elkaar ongeveer een bedrag van duizend euro te hebben betaald. Hij denkt dat hij [medeverdachte 1] hooguit drie of vier keer geld heeft gegeven, altijd tussen de honderd en honderdvijftig euro. [medeverdachte 1] vroeg er zelf niet om, maar bleef wel zitten tot hij wat kreeg. [verdachte ] heeft tevens verklaard in oktober 2017 [medeverdachte 1] voor het laatst honderd of honderdvijftig euro te hebben betaald voor het bevragen van het kenteken van [naam 6] . [61]
[medeverdachte 1] en [verdachte ] hebben op andere momenten verklaard dat er helemaal geen geld werd betaald voor de politie-informatie en dat het enkel een vriendendienst betrof.
Giften
Uit het bovenstaande volgt dat er tussen [medeverdachte 1] en [verdachte ] gesproken is over geld dat door [verdachte ] aan [medeverdachte 1] zou worden gegeven in ruil voor politie-informatie die [verdachte ] wilde hebben en dat er door [verdachte ] daadwerkelijk geld aan [medeverdachte 1] is betaald. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat er in 2016 niet werd betaald voor de politie-informatie, maar verklaarde ook dat hijvijftig euro per bevraging heeft ontvangen, oplopend tot duizend euro in totaal, nadat hij had verklaard geprinte informatie over [naam 5] te hebben gegeven aan [verdachte ] . [naam 5] werd door [medeverdachte 1] bevraagd in 2017. [verdachte ] heeft verklaard drie à vier keer aan [medeverdachte 1] politie-informatie te hebben gevraagd waarvoor hij honderd tot honderdvijftig euro per keer betaalde. [verdachte ] verklaarde overeenkomstig [medeverdachte 1] dat het betaalde bedrag niet hoger was dan duizend euro.
De rechtbank acht de verklaringen van [medeverdachte 1] en [verdachte ] dat er geen geld is betaald voor de verstrekte politie-informatie, volstrekt onaannemelijk. De verklaringen van [medeverdachte 1] en [verdachte ] over de concrete bedragen die zouden zijn betaald door [verdachte ] aan [medeverdachte 1] en de verklaring van [verdachte ] waaruit blijkt dat hij voor het laatst [medeverdachte 1] honderd tot honderdvijftig euro heeft betaald voor het bevragen van het kenteken van [naam 6] , komen de rechtbank waarheidsgetrouw voor. Uit het dossier blijkt niet dat [verdachte ] meer voor de informatie heeft betaald dan uit deze verklaringen volgt.
Tot slot merkt de rechtbank nog op dat het ook volstrekt oninvoelbaar is dat [medeverdachte 1] , die naar eigen zeggen eerst alleen keek of mensen gesignaleerd stonden, louter als vriendendienst steeds meer politie-informatie aan [verdachte ] is gaan verstrekken terwijl dit het einde kon – en uiteindelijk zou – betekenen van zijn carrière bij de politie.
Conclusie
De rechtbank komt, al het voorgaande in aanmerking genomen, tot het oordeel dat er door [verdachte ] daadwerkelijk geld is betaald aan [medeverdachte 1] , met het doel om hem te bewegen vertrouwelijke politie-informatie met hem te delen en dat [medeverdachte 1] dit geld heeft aangenomen en de gevraagde informatie aan [verdachte ] heeft verstrekt.
Derhalve is sprake van actieve omkoping door [verdachte ] . Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat in de periode van 1 januari 2017 tot en met 25 oktober 2017 sprake is geweest van giften. Dat er ook vóór 1 januari 2017 geld is betaald voor informatie, blijkt niet uit het dossier. Dat niet exact duidelijk is voor welke gegevens welke giften zijn gedaan is, gelet op het geschetste wettelijk kader, niet noodzakelijk.
Op basis van het bovenstaande gaat de rechtbank ervan uit dat [verdachte ] aan [medeverdachte 1] geld heeft betaald voor het op zijn verzoek bevragen van de namen [naam 2] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] , [naam 32] en de drie kentekens. [medeverdachte 1] heeft deze informatie in de politiesystemen opgevraagd vanaf zijn werkplek in Den Haag en – mondeling of schriftelijk – doorgegeven aan [verdachte ] .
Dat ook giften zijn verleend voor het bevragen van [verdachte ] zelf en de [bedrijf] , blijkt niet uit het dossier. Nu [medeverdachte 1] en [verdachte ] familie van elkaar zijn en ook een goede band hadden met elkaar in die periode, zal de rechtbank ervan uitgaan dat de bevragingen betreffende [verdachte ] en zijn [bedrijf] een vriendendienst van [medeverdachte 1] waren.
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde voor bovenvermelde bevragingen van de namen [naam 2] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] , [naam 32] en de drie kentekens in de bovenvermelde periode wettig en overtuigend bewezen.
3.4.5
Schending van het ambtsgeheim
Uit het arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2016:2187) volgt dat het mogelijk is om zowel een deel van het primair ten laste gelegde als een deel van het subsidiair ten laste gelegde bewezen te verklaren. De vraag die de rechtbank daarom dient te beantwoorden is of er sprake is van het medeplegen van het schenden van het ambtsgeheim voor de bevragingen betreffende ‘hem verdachte’, ‘een [bedrijf] ’, ‘ [naam 4] ’ (voor de data in 2016) en ‘ [naam 17] ’.
Ten aanzien van het bevragen van ‘hem, verdachte’ en ‘een [bedrijf] ’ neemt de rechtbank aan dat deze bevragingen door [medeverdachte 1] zijn gedaan als vriendendienst. Dat voor deze bevragingen giften zijn gedaan is ook niet uit het dossier af te leiden. Uit het dossier volgt evenmin dat [verdachte ] voor de bevragingen betreffende [naam 4] in 2016 en voor de bevraging van [naam 17] giften heeft gedaan zoals onder 3.4.4 is vermeld. [verdachte ] heeft bovengenoemde informatie over hemzelf, de [bedrijf] , [naam 4] en [naam 17] echter wel gevraagd aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 1] heeft deze – terwijl hij wist dat het informatie betrof die hij geheim diende te houden – aan [verdachte ] verstrekt. Dit maakt dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat er voor deze bevragingen op verzoek van de verdachte wel sprake is van het medeplegen van schending van het ambtsgeheim.
3.5
De bewezenverklaring
Ten aanzien van de actieve omkoping
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat hij het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van
1 januari 2017tot en met 25 oktober 2017 te Raamsdonksveer
telkens een ambtenaar, te weten een inspecteur van politie [plaats] ,
giften heeft aangeboden, te weten geld
  • met het oogmerk om die ambtenaar te bewegen in zijn bediening iets te doen en/of
  • ten gevolge van hetgeen door die ambtenaar in zijn huidige bediening is gedaan,
te weten het opzoeken en aan hem, verdachte, doorgeven van informatie uit een of meer politiesyste(e)m(en), te weten vertrouwelijke informatie met betrekking tot:
  • [naam 2] (6 februari 2017 en 2-4 juni 2017) en
  • [naam 4] (28 september 2017) en
  • [naam 5] (21- 22 oktober 2017) en
  • [naam 6] (25 oktober 2017) en
  • drie kentekens (25 oktober 2017) en
  • [naam 32] (4 april 2017) en
Ten aanzien van de schending van het ambtsgeheim
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op tijdstippen in de periode van
10 april 2016tot en met 25 oktober 2017 te Den Haag en/of Raamsdonksveer tezamen en in vereniging met een ander (telkens) een geheim waarvan hij en zijn mededader wisten, dat zijn, verdachtes, mededader uit hoofde van ambt en wettelijk voorschrift te weten als inspecteur van politie, [plaats] , verplicht was
hette bewaren, opzettelijk heeft geschonden:
immers heeft zijn, verdachtes, mededader aan hem en op zijn verzoek, informatie uit een of meer politiesyste(e)m(en) doorgegeven, te weten informatie met betrekking tot:
  • hem, verdachte (8 mei 2016 - 26 september 2017) en
  • een [bedrijf] (5-8 juli 2017) en
  • [naam 4] (10 april 2016 ) en
  • [naam 17] (12 oktober 2016).
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – bij bewezenverklaring – verzocht om in aanvulling op de tijd die de verdachte reeds in detentie heeft doorgebracht een werkstraf op te leggen, eventueel gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking. De verdachte heeft [medeverdachte 1] , die politieambtenaar was, omgekocht gedurende een periode van ongeveer tien maanden. Op verzoek van de verdachte heeft [medeverdachte 1] bevragingen gedaan in politiesystemen. Het was en is voor iedereen volstrekt duidelijk dat dat geheime informatie is die niet gedeeld mag worden met anderen. Het ging met name om het verstrekken van informatie over contacten van de verdachte en meer in het bijzonder of iemand gesignaleerd stond en of er een onderzoek van de politie naar hen liep. De verdachte heeft de politieambtenaar voor het opzoeken en verstrekken van deze informatie betaald. Slechts door de aanhouding van de verdachte en zijn medeverdachte is er een einde gekomen aan het foute gedrag van de verdachte.
Hoewel de politieambtenaar degene is die zich, door zich te laten omkopen het vertrouwen in en het aanzien van de politie ernstig heeft geschaad, en daarmee de integriteit van de politie als geheel in diskrediet heeft gebracht, heeft de verdachte daarin een belangrijke rol gespeeld. Doordat hij om informatie bleef vragen, is de politieambtenaar door blijven gaan met het verstrekken van vertrouwelijke informatie. In die rol heeft de verdachte meegewerkt aan het schenden van het vertrouwen dat de burger in de politie moet kunnen stellen. Niet is gebleken dat de verdachte volledig inzicht heeft in het laakbare van zijn gedragingen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte meerdere contacten met justitie heeft gehad maar dat hij niet eerder is veroordeeld voor een misdrijf. De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het advies van de reclassering van 13 september 2018 waaruit blijkt dat de verdachte veel stress heeft ervaren, dat hij de aandacht van de media als zeer onprettig heeft ervaren en dat hij als zelfstandig ondernemer veel imagoschade heeft geleden. De reclassering noemt het opvallend dat de verdachte binnen een zeer korte periode als verdachte is aangemerkt in verschillende politieonderzoeken sinds hij als zelfstandig ondernemer aan de slag is gegaan.
De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden en is van mening dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de verdachte en zijn gezin financiële consequenties met zich meebrengt. De reclassering ziet geen contra-indicaties voor het opleggen van een werkstraf.
De aard en ernst van de feiten en de langdurige periode waarbinnen het strafbare handelen zich heeft afgespeeld maken dat alleen een gevangenisstraf een passende straf is, niet alleen om de verdachte voor zijn handelen af te straffen, maar ook als signaal naar anderen die menen of denken dat zij door omkoping van een ambtenaar er zelf beter van kunnen worden of informatie kunnen krijgen waarover zij niet horen te beschikken. Het door de verdediging bepleite opleggen van een taakstraf zou een volstrekte miskenning zijn van de ernst van de feiten. Mede in dat licht legt de rechtbank de suggestie van de verdediging dat kan worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest zonder aarzeling naast zich neer. Het feit dat een gevangenisstraf financiële consequenties met zich meebrengt voor de verdachte was een voorzienbaar gevolg van zijn handelen en zal de rechtbank ook niet meewegen bij het bepalen van de hoogte van de straf.
Omstandigheden die in het voordeel van de verdachte zouden moeten meewegen bij het bepalen van de hoogte van de straf ziet de rechtbank niet.
De rechtbank laat ten slotte niet onvermeld dat bij wetswijziging van 1 januari 2015 het strafmaximum van (onder meer) het artikel 177 van het Wetboek van strafrecht is verhoogd van vier naar zes jaar gevangenisstraf. Deze wetswijziging bevestigt de ernst van de feiten die door de verdachte zijn begaan.
De rechtbank zal de verdachte een gevangenisstraf opleggen van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Dit is lager dan geëist door de officier van justitie, omdat de rechtbank op meer onderdelen dan de officier van justitie tot een vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde komt. De rechtbank acht het van belang om de verdachte een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen om de verdachte er van te doordringen niet opnieuw de fout in te gaan, zeker gezien het milieu waar de verdachte zich klaarblijkelijk in bevindt en de frequente contacten die hij de laatste tijd heeft gehad met politie en justitie.

7.De inbeslaggenomen goederen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de beslaglijst genoemde zal worden verbeurd verklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de in beslag genomen goederen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de in beslag genomen goederen verbeurd verklaren, aangezien deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en met deze voorwerpen de bewezen verklaarde feiten zijn begaan.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 57, 177 en 272 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
een ambtenaar een gift of belofte doen met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening iets te doen, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van: enig geheim waarvan hij weet dat hij uit hoofde van zijn ambt en wettelijk voorschrift verplicht is het te bewaren opzettelijk schenden, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
12 (TWAALF) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (ZES) maanden,
niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op
2 (TWEE) jarenvastgestelde
proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen, te weten:
1. STK Kaart
Parkeerkaart
met handgeschreven tekst “ [naam 5] 02-04-70
2. 1.00 STK Karton
-
met tekst “ [naam 43] [adres] .
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.T. Renckens, voorzitter,
mr. J. Holleman, rechter,
mr. A.C. de Winter, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Wouters, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 maart 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit - tenzij anders vermeld - de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 20170042 / zaaksdossier, van de Rijksrecherche, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 502).
2.Een geschrift, zijnde akte van benoeming d.d. 16 september 1992, p. 71.
3.Een geschrift, zijnde eedformulier d.d. 4 oktober 1993, p. 72.
4.Een geschrift, zijnde besluit d.d. 18 september 1995, p. 73.
5.Proces-verbaal van verdenking d.d. 28 juni 2017, p. 60.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 juni 2017, p. 63.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 november 2017, p. 446.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 november 2017, p.439.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 november 2017, p. 370.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 november 2017, p. 374.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 november 2017, p. 377.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 november 2017, p. 410.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 augustus 2017, p. 75.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 augustus 2017, p. 75-78.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 november 2017, p. 374.
16.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2018, p. 266-268.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 november 2017 p. 243.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 december 2017, p. 422.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 november 2017, p. 459.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 november 2017, p. 384.
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 december 2017, p. 476.
22.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2018, p. 346.
23.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2018, p. 344.
24.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2018, p. 267.
25.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2018, p. 267.
26.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2018, p. 344.
27.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2018, p. 269 en 270.
28.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 december 2017, p. 432.
29.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 november 2017, p. 469.
30.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2018, p. 270 en 271.
31.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 oktober 2017, p. 121-130.
32.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 november 2017, p. 407 en 410.
33.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 december 2017, p. 468.
34.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 december 2017, p. 463.
35.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 november 2017, p. 384.
36.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 december 2017, p. 476.
37.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 november 2017, p. 141-156.
38.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 november 2017, p. 157.
39.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2018, p. 174.
40.Bijlagen bij het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2018, p. 175-187 en bijlagen bij het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 november 2017, p. 160-173.
41.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 november 2017, p. 410.
42.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 november 2017, p. 463.
43.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 november 2017, p. 197-208.
44.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2018, p. 346.
45.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 december 2017, p. 426.
46.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 november 2017, p. 469.
47.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 november 2017, p. 197-198.
48.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 november 2017, p. 210-218.
49.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2018, p. 344.
50.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 december 2017, p. 426.
51.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 november 2017, p. 469.
52.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2018, p. 275.
53.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d.22 november 2017, p. 469.
54.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2018, p. 285.
55.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 januari 2018, p. 293.
56.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 december 2017, p. 434.
57.Los proces-verbaal van bevindingen schenden ambtsgeheim 07 april 2017, ongenummerd.
58.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 november 2017, p. 384.
59.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 november 2017, p. 408 en 409.
60.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 december 2017, p. 411.
61.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 december 2017, p. 470-471.