ECLI:NL:RBDHA:2019:2603

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2019
Publicatiedatum
18 maart 2019
Zaaknummer
09/767197-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omkoping van politieambtenaar door het delen van vertrouwelijke informatie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 maart 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een politieambtenaar, die gedurende een periode van meer dan tweeënhalf jaar vertrouwelijke informatie heeft gedeeld met onbevoegde derden, waaronder een medeverdachte. De verdachte, geboren in 1956, heeft zich schuldig gemaakt aan omkoping door het aannemen van geld in ruil voor het verstrekken van vertrouwelijke politie-informatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden en dat hij op verschillende tijdstippen informatie uit politiesystemen heeft opgevraagd en doorgegeven aan derden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, en hem ontzet uit het recht om enig publiek ambt te bekleden voor een periode van vijf jaar. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten, de schending van het ambtsgeheim en het vertrouwen dat de maatschappij in de politie mag hebben, meegewogen. De verdachte heeft verklaard dat hij in ruil voor de informatie soms geld heeft ontvangen, maar de rechtbank oordeelt dat er sprake is van passieve omkoping. De rechtbank heeft de verdachte ook verweten dat hij zijn ambtsgeheim heeft geschonden door vertrouwelijke informatie te delen zonder dat dit voor zijn functie noodzakelijk was.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/767197-17
Datum uitspraak: 18 maart 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren op [Geboortedatum] 1956 te [Geboorteplaats] ,
BRP-adres: [Adres] te [Woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 4 maart 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.M. Gosen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. L.A. Versteegh naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 januari 2015 tot en met 25 oktober 2017 te Den Haag en/of Zoetermeer en/of Raamsdonksveer, althans in Nederland,
(telkens) als ambtenaar, te weten inspecteur van politie [Plaats] geld en/of goederen (kleding) als
  • een gift en/of belofte en/of dienst heeft aangenomen waarvan hij wist, althans redelijkerwijs vermoedde, dat deze hem, verdachte, gedaan en/of verleend en/of aangeboden werd
  • teneinde hem te bewegen om hem in zijn bediening iets te doen of na te laten en/of
  • ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan of nagelaten
en/of
  • een gift en/of belofte en/of dienst heeft gevraagd
  • teneinde hem, verdachte te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten en/of
  • ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan of nagelaten,
immers heeft hij, verdachte, vertrouwelijke informatie uit een of meer politiesyste(e)m(en), met betrekking tot:
  • [medeverdachte] (8 mei 2016 - 26 september 2017) en/of
  • een [Bedrijf] (5-8 juli 2017) en/of
  • [Naam 2] (17 augustus 2017-7 september 2017) en/of
  • [Naam 3] (6 februari 2017 en 2-4 juni 2017) en/of
  • [Naam 4] (2 december 2016 en 17 april 2017) en/of
  • [Naam 5] (5 en 6 mei 2015 en 10 april 2016 en 28 september 2017) en/of
  • [Naam 6] (21- 22 oktober 2017) en/of
  • dertien subjecten en/of twee locaties uit een strafrechtelijk onderzoek (27 januari 2016 –
7 september 2016) en/of
  • [Naam 7] (24-25 oktober 2017) en/of
  • drie kentekens (25 oktober 2017) en/of
  • [Naam 8] (19 januari 2017) en/of
  • [Naam 9] (19 januari 2017) en/of
  • een kenteken ten name van [Naam 10] (23 februari 2016) en/of
  • [Naam 11] (13 en 14 september 2015 en 12 mei 2016) en/of
  • [Naam 12] (13 en 16 januari 2015 en 7 maart 2016 tot en met 24 september 2016) en/of
  • [Naam 13] (26 januari 2016) en/of
  • [Naam 14] (26 januari 2016) en/of
  • [Naam 15] (17 april 2017) en/of
  • [Naam 16] (14 september 2016) en/of
  • [Naam 17] (2 juli 2016) en/of
  • [Naam 18] (12 oktober 2016) en/of
  • [Naam 19] (31 december 2016) en/of
  • [Naam 20] (1 september 2016)
  • [Naam 21] (8 september 2016) en/of
  • [Naam 22] (10 maart 2017) en/of
  • [Naam 23] (11 mei 2017) en/of
  • [Naam 24] (27 juni 2017) en/of
  • [Naam 25] (7 maart 2016 en 6 februari 2017) en/of
  • [Naam 26] (13 januari 2015, 14 juli 2015 en 17 april 2017) en/of
  • [Naam 27] (4 april 2016) en/of
  • [Naam 28] (25 september 2016) en/of
  • [Naam 29] (26 juni 2017) en/of
  • [Naam 30] (9 december 2016) en/of
  • [Naam 31] (2 november 2016) en/of
  • [Naam 32] (31 december 2016) en/of
  • [Naam 33] (26 januari 2016 en 4 april 2017) en/of
  • [Naam 34] (4 april 2017) en/of
  • [Naam 35] (6 februari 2017 en 23 april 2017) en/of
  • [Naam 36] (9 december 2016) en/of
  • [Naam 37] (2 november 2016) en/of
  • [Naam 38] (25 september 2016 en 23 april 2017) en/of
  • [Naam 39] (23- 25 mei 2015);
aan een of meer onbevoegde derden doorgegeven;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 januari 2015 tot en met 25 oktober 2017 te Den Haag en/of Zoetermeer en/of Raamsdonkveer, althans in Nederland (telkens) een geheim waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep en/of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt en/of beroep, te weten inspecteur van politie [Plaats] , verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden,
immers heeft hij, verdachte, aan (een) onbevoegde derde(n) informatie uit een of
meer politiesyste(e)m(en) doorgegeven, althans aangewend voor privégebruik te weten informatie met betrekking tot:
  • [medeverdachte] (8 mei 2016 - 26 september 2017) en/of
  • een [Bedrijf] (5-8 juli 2017) en/of
  • [Naam 2] (17 augustus 2017-7 september 2017) en/of
  • [Naam 3] (6 februari 2017 en 2-4 juni 2017) en/of
  • [Naam 4] (2 december 2016 en 17 april 2017) en/of
  • [Naam 5] (5 en 6 mei 2015 en 10 april 2016 en 28 september 2017) en/of
  • [Naam 6] (21- 22 oktober 2017) en/of
  • dertien subjecten en/of twee locaties uit een strafrechtelijk onderzoek (27 januari 2016 –
7 september 2016) en/of
  • [Naam 7] (24-25 oktober 2017) en/of
  • drie kentekens (25 oktober 2017) en/of
  • [Naam 8] (19 januari 2017) en/of
  • [Naam 9] (19 januari 2017) en/of
  • een kenteken ten name van [Naam 10] (23 februari 2016) en/of
  • [Naam 11] (13 en 14 september 2015 en 12 mei 2016) en/of
  • [Naam 12] (13 en 16 januari 2015 en 7 maart 2016 tot en met 24 september 2016) en/of
  • [Naam 13] (26 januari 2016) en/of
  • [Naam 14] (26 januari 2016) en/of
  • [Naam 15] (17 april 2017) en/of
  • [Naam 16] (14 september 2016) en/of
  • [Naam 17] (2 juli 2016) en/of
  • [Naam 18] (12 oktober 2016) en/of
  • [Naam 19] (31 december 2016) en/of
  • [Naam 20] (1 september 2016)
  • [Naam 21] (8 september 2016) en/of
  • [Naam 22] (10 maart 2017) en/of
  • [Naam 23] (11 mei 2017) en/of
  • [Naam 24] (27 juni 2017) en/of
  • [Naam 25] (7 maart 2016 en 6 februari 2017) en/of
  • [Naam 26] (13 januari 2015, 14 juli 2015 en 17 april 2017) en/of
  • [Naam 27] (4 april 2016) en/of
  • [Naam 28] (25 september 2016) en/of
  • [Naam 29] (26 juni 2017) en/of
  • [Naam 30] (9 december 2016) en/of
  • [Naam 31] (2 november 2016) en/of
  • [Naam 32] (31 december 2016) en/of
  • [Naam 33] (26 januari 2016 en 4 april 2017) en/of
  • [Naam 34] (4 april 2017) en/of
  • [Naam 35] (6 februari 2017 en 23 april 2017) en/of
  • [Naam 36] (9 december 2016) en/of
  • [Naam 37] (2 november 2016) en/of
  • [Naam 38] (25 september 2016 en 23 april 2017) en/of
  • [Naam 39] (23- 25 mei 2015);

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
Op 28 juni 2017 is het strafrechtelijk onderzoek onder de naam “ [Onderzoeksnaam 1] ” opgestart waarin onderzoek werd gedaan naar het lekken van vertrouwelijke politie-informatie door de verdachte (hierna ook te noemen: [Verdachte] ) aan (onder andere) [medeverdachte] (hierna ook te noemen: [medeverdachte] ).
[Verdachte] is op 1 oktober 1992 in dienst getreden bij de gemeentepolitie. [2] Op 4 oktober 1993 heeft [Verdachte] de eed afgelegd. [3] Op 1 oktober 1995 is [Verdachte] in vaste dienst getreden bij de politie Haaglanden. [4] [Verdachte] was in de periode voorafgaand aan zijn aanhouding op 20 november 2017 werkzaam als inspecteur van politie, in de functie van operationeel expert beveiliging bij het Team Bewaken en Beveiligen bij de [Plaats] . [5] [Verdachte] is aldus in de tenlastegelegde periode aan te merken als een ambtenaar in de zin van artikel 84 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
[Verdachte] had in zijn hoedanigheid van politieambtenaar toegang tot vertrouwelijke politie-informatie. Op hem rustte uit hoofde van zijn functie op grond van artikel 7 lid 1 van de Wet politiegegevens een geheimhoudingsplicht ten aanzien van politiegegevens.
[Verdachte] is de oom van de vrouw van [medeverdachte] . [6] [medeverdachte] wist dat [Verdachte] bij de politie werkte. [7] [medeverdachte] maakte in de tenlastegelegde periode gebruik van het telefoonnummer [Telefoonnummer 1] . [8] [Verdachte] maakte gebruik van het telefoonnummer [Telefoonnummer 2] . [9]
De inloggegevens van het account van [Verdachte] bij de politie [Plaats] zijn [Nummer] . [10]
[Verdachte] zocht in de politie-systemen informatie op – onder andere – door invoering van de zogenaamde “KENO-sleutel” van een persoon. [11] Dit zijn de eerste vier letters van de achternaam, de eerste voorletter van de eerste voornaam en het tweecijferig geboortejaar van de op te zoeken persoon. Deze politie-systemen betroffen onder andere de Basisvoorziening Informatie-Integraal Bevragen (BVI-IB) Bluespot, het register van de Rijksdienst voor Wegverkeer (RDW) en het register Gemeentelijke Basis Administratie persoonsgegevens (GBA). [12] Bij het opstarten van BVI-IB komt een standaard waarschuwing in beeld waarin onder andere wordt vermeld dat het bevragen van een persoon zonder gegronde reden en of noodzaak niet is toegestaan, dat ongeautoriseerde toegang strafbaar is en dat handelingen worden vastgelegd. Er moet op OK worden geklikt alvorens BVI-IB kan worden geraadpleegd. [13] Op het intranet van de politie worden berichten geplaatst waarin aandacht wordt gevraagd voor het belang van integriteit. [14]
[Verdachte] had geen toegang tot het systeem Summ-it waarin lopende onderzoeken worden geregistreerd. [15]
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze feiten op grond van de gebezigde bewijsmiddelen zoals in de voetnoten genoemd als vaststaand worden aangemerkt.
Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvragen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde, met dien verstande dat er van de tenlastegelegde dertien subjecten uit een strafrechtelijk onderzoek er slechts twaalf bewezen kunnen worden verklaard en met uitzondering van de naam [Naam 2] en de tenlastegelegde data in 2015 voor [Naam 5] , [Naam 11] , [Naam 12] en [Naam 26] .
Voorts heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde voor de naam [Naam 2] en de tenlastegelegde data in 2015 voor [Naam 5] , [Naam 11] , [Naam 12] en [Naam 26] .
Op haar specifieke standpunten zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde namen [medeverdachte] en [Naam 2] en de tenlastegelegde periode van 13 januari 2015 tot en met 2016.
Voor het subsidiair tenlastegelegde refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
Op specifieke (bewijs)verweren wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
3.4.1
Opbouw
De rechtbank heeft ter wille van de overzichtelijkheid voor alle gedachtestreepjes in de tenlastelegging een letter gezet, te beginnen bij a voor [medeverdachte] en te eindigen bij pp voor [Naam 39] . De rechtbank zal hierna de bewijsmiddelen die in het dossier aanwezig zijn voor de verschillende bevragingen in de politiesystemen uiteenzetten. Ook zal de rechtbank hieraan - indien noodzakelijk - tussenconclusies verbinden. Onder kopje 3.4.4 en 3.4.5 zal de rechtbank vervolgens ingaan op de vraag wat deze bewijsmiddelen opleveren en in hoeverre de tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard en waarom.
De rechtbank zal beginnen met een partiele vrijspraak.
3.4.2
Partiele vrijspraak primair en subsidiair
m. een kenteken ten name van [Naam 10]
De rechtbank zal de verdachte partieel vrijspreken van het onder gedachtestreepje m tenlastegelegde, betreffende de bevraging van een kenteken ten name van [Naam 10] .
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [Verdachte] in de politiesystemen blijkt dat [Verdachte] op 23 februari 2016 het kenteken [Kenteken 1] heeft ingevoerd in BVI-IB. De kentekenhouder betreft [Naam 40] . Uit het mutatierapport dat vervolgens wordt bekeken blijkt dat het voertuig voorzien van genoemd kenteken betrokken was bij een aanrijding met de auto van [Naam 10] , zijnde de vader van [medeverdachte] .
Uit het vorengaande volgt dat [Verdachte] een kenteken ten name van [Naam 40] heeft bevraagd. Uit het dossier volgt niet dat [Verdachte] een kenteken ten name van [Naam 10] heeft bevraagd, zoals ten laste is gelegd.
3.4.3
De overige bevragingen
a. [medeverdachte]
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [Verdachte] in de politiesystemen, blijkt dat [Verdachte] op 8 mei 2016 de KENO-sleutel [Nummer] heeft ingevoerd in BVI-IB. Aan de registercode van het RDW-register is te zien dat vervolgens de registers bekeken werden van: [medeverdachte] , [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ). Op 12 oktober 2016 werd opnieuw de KENO-sleutel bevraagd en werden opnieuw de registers van [medeverdachte] bekeken. Vervolgens werden vijf verschillende BlueSpot registraties bekeken. Op 10 maart, 16 juli en 26 september 2017 werd opnieuw deze KENO-sleutel bevraagd en werden de registers van [medeverdachte] bekeken gevolgd door Bluespot registraties. Op 15 juli 2017 werd een kenteken bevraagd van een bromfiets. [medeverdachte] was de kentekenhouder. [16]
Op 15 juli 2017 stuurt de gebruiker van de telefoon van [medeverdachte] via de app Signal een bericht naar contactpersoon [Verdachte] inhoudende: “kijk even voor me, mijn eigen”. [17] Nadat dit bericht in een verhoor aan [Verdachte] wordt voorgehouden verklaart hij dat hij [medeverdachte] op zijn verzoek heeft nagetrokken in BVI-IB. [18] [medeverdachte] antwoordt tijdens een verhoor op de vraag of hij wel eens aan [Verdachte] heeft gevraagd om zijn naam door de politiesystemen te halen: “ja net wat u zegt, over me eigen”. Vervolgens verklaart [medeverdachte] dat hij de informatie van [Verdachte] over hemzelf mondeling kreeg. [19]
[Verdachte] heeft verklaard informatie uit de politiesystemen sinds 2016 aan [medeverdachte] te hebben verstrekt. [20] [medeverdachte] heeft verklaard voor het eerst informatie te hebben gekregen in 2016 van [Verdachte] . [21]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [Verdachte] de naam ‘ [medeverdachte] ’ op verzoek van [medeverdachte] heeft bevraagd in diverse politiesystemen en dat de politie-informatie bij [medeverdachte] terecht is gekomen.
b. een [Bedrijf]
Uit communicatie via WhatsApp is gebleken dat [Verdachte] op 6 juli 2017 bij de woning van [medeverdachte] in [Woonplaats] is geweest en dat [medeverdachte] tegen hem heeft gezegd dat hij naar de grote hal in Geertruidenberg moest komen. [22] In de notities in de telefoon van [Verdachte] is op 6 juli 2017 een notitie opgemaakt inhoudende: ‘ [Adres] ’. [23] Uit onderzoek blijkt dat het een adres betreft waar [medeverdachte] een kantoor- en/of opslagruimte heeft gehuurd. [24]
Uit onderzoek naar de logging gegevens blijkt dat [Verdachte] op 7 juli 2017 de postcode en- huisnummercombinatie ‘ [Adres] ’ heeft bevraagd. Na de bevraging wordt een Bluespot registratie bekeken. Op 15 juli 2017 werd de Bluespot registratie, na bevraging van het kenteken van een bromfiets waarvan [medeverdachte] de kentekenhouder was, opnieuw bekeken door [Verdachte] . [25]
In de agenda van de telefoon van [Verdachte] staat op 8 juli 2017: ’14.00 bij [Naam 41] en [Naam 1] ’. [26] De rechtbank begrijpt dat met [Naam 1] , [medeverdachte] wordt bedoeld.
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [Verdachte] de ‘ [Bedrijf] ’ op verzoek van [medeverdachte] heeft bevraagd in diverse politiesystemen en dat de politie-informatie bij [medeverdachte] terecht is gekomen.
c. [Naam 2]
Op 15 augustus 2017 wordt de voicemail van [Verdachte] ingesproken door ene [Naam 42] met het verzoek om met spoed teruggebeld te worden. Op 16 augustus 2017 hebben [Verdachte] en [Naam 42] telefonisch met elkaar gesproken. [Naam 42] heeft aangegeven te willen weten waar zijn zus [Naam 2] verblijft. [Verdachte] heeft [Naam 42] gevraagd naar de naam en geboortedatum van [Naam 2] en heeft tegen [Naam 42] gezegd dat hij zal kijken wat hij kan vinden en dat hij het laat weten. Op 17 augustus 2017 wordt opnieuw de voicemail van [Verdachte] ingesproken door [Naam 42] met het verzoek om te kijken waar [Naam 2] zich heeft ingeschreven of aangemeld. [27]
Uit onderzoek naar de logging gegevens blijkt dat [Verdachte] op 17 augustus en
7 september 2017 de KENO-sleutel [Nummer] bij het RDW en in Bluespot heeft ingevoerd. [28]
[Verdachte] heeft verklaard [Naam 2] op 17 augustus en 7 september 2017 te hebben bevraagd op verzoek van de broer van [Naam 2] . De gevraagde informatie heeft [Verdachte] telefonisch aan [Naam 42] doorgegeven. [Verdachte] heeft tevens verklaard te weten dat hij met het doorgeven van die informatie zijn ambtsgeheim schond. [Naam 42] is de voormalig zwager van [Verdachte] . [Verdachte] heeft in ruil voor de bevraging niets ontvangen. [29]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [Verdachte] ‘ [Naam 2] ’ op verzoek van [Naam 42] , en niet op het verzoek van [medeverdachte] , heeft bevraagd in diverse politiesystemen en dat politie-informatie bij [Naam 42] terecht is gekomen.
d. [Naam 3]
Uit onderzoek naar de logging gegevens blijkt dat [Verdachte] op 6 februari en 2 juni 2017 de KENO-sleutel [Nummer] heeft ingevoerd in BVI-IB. Op 2 juni 2017 werden volgend op de bevraging meerdere BlueSpot registraties bekeken. Waaronder een mutatierapport van 6 februari 2017 waarin over de inbeslagname van een schip met de naam ‘ [Naam 43] ’ wordt gerelateerd. [Naam 3] is eigenaar van dit schip en [medeverdachte] heeft onderhoud en reparaties verricht. [30]
[Verdachte] heeft bekend [Naam 3] te hebben bevraagd en politie-informatie met betrekking tot [Naam 3] te hebben doorgegeven aan [medeverdachte] . [31] [medeverdachte] heeft verklaard aan [Verdachte] te hebben gevraagd om na te gaan of zijn naam voorkomt in verband met de inbeslagname van de boot van [Naam 3] . [medeverdachte] heeft het antwoord van [Verdachte] gekregen op een A4-tje. [32]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [Verdachte] de naam ‘ [Naam 3] ’ op verzoek van [medeverdachte] heeft bevraagd in diverse politiesystemen en dat de politie-informatie bij [medeverdachte] terecht is gekomen.
e. [Naam 4]
Uit onderzoek naar de logging gegevens blijkt dat [Verdachte] op 2 december 2016 het adres ‘ [Adres] ’ heeft bevraagd gevolgd door de KENO-sleutel [Nummer] in BVI-IB. Volgend op de KENO-sleutel bevraging wordt een BlueSpot registratie bekeken die betrekking heeft op [Naam 4] en [medeverdachte] . Op 17 april 2017 werd nogmaals de KENO-sleutel [Nummer] ingevoerd in BVI-IB en werden opnieuw de registraties van [Naam 4] bekeken. [33] Het adres ‘ [Adres] ’ betreft het GBA-adres van [Naam 4] . [34]
[Verdachte] heeft verklaard [Naam 4] op verzoek van [medeverdachte] te hebben bevraagd. [35] [medeverdachte] heeft ontkend dat hij [Verdachte] heeft gevraagd om [Naam 4] in de politiesystemen te bevragen. [36]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [Verdachte] de naam ‘ [Naam 4] ’ heeft bevraagd in het politiesysteem. Er zijn onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden waaruit blijkt dat dit op het verzoek van [medeverdachte] gebeurde.
f. [Naam 5]
Tijdens de inventarisatie van de Ennetcom data is gebleken dat [Verdachte] op 5 en 6 mei 2015 [Naam 5] heeft bevraagd in de politiesystemen CVI, BVH, Bluespot, VIP, OPS en GBA. [37] Uit onderzoek naar de logging gegevens blijkt dat [Verdachte] op 10 april en 12 oktober 2016 de KENO-sleutel [Nummer] heeft ingevoerd in BVI-IB. Na de bevraging werd een Bluespot registratie bekeken van [Naam 5] . [38] Uit het onderzoek opnames politiewerkomgeving blijkt dat [Verdachte] op 28 september 2017 de KENO-sleutel opnieuw in BVI-IB heeft ingevoerd en Bluespot heeft geraadpleegd. Tevens is gebleken dat [Verdachte] diezelfde dag, kort na het bevragen van de KENO-sleutel, informatie uit Bluespot heeft gekopieerd, geplakt en bewerkt in een Microsoft Word document alvorens hij de informatie heeft geprint. [39]
[Verdachte] heeft verklaard [Naam 5] te hebben bevraagd op verzoek van [medeverdachte] en de informatie uit de politiesystemen te hebben geprint. [Verdachte] heeft tevens verklaard informatie uit het politiesysteem aan [medeverdachte] te hebben verstrekt. [40] [medeverdachte] heeft verklaard aan [Verdachte] te hebben gevraagd om informatie uit het politiesysteem over [Naam 5] . [41] [medeverdachte] heeft verklaard dat [Verdachte] hem de informatie op een printje heeft laten zien. [42] [Verdachte] heeft verklaard informatie uit de politiesystemen sinds 2016 aan [medeverdachte] te hebben verstrekt. [43] [medeverdachte] heeft verklaard voor het eerst informatie te hebben gekregen van [Verdachte] in 2016. [44]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [Verdachte] de naam ‘ [Naam 5] ’ heeft bevraagd in het politiesysteem in 2015, 2016 en 2017. In 2016 en 2017 deed [Verdachte] dit op verzoek van [medeverdachte] en heeft [Verdachte] aan [medeverdachte] de gevraagde informatie verstrekt. Op wiens verzoek [Verdachte] [Naam 5] in 2015 heeft bevraagd is op basis van het dossier niet duidelijk geworden.
g. [Naam 6]
Uit het onderzoek opnames politiewerkomgeving blijkt dat [Verdachte] op 21 oktober 2017 de KENO-sleutel [Nummer] in BVI-IB heeft ingevoerd en informatie uit de registers Bluespot, RDW en SKDB van [Naam 6] heeft gekopieerd, geplakt en bewerkt in een Microsoft Word document alvorens het document werd geprint. [45]
Uit gegevens van het baken geplaatst onder het voertuig van [Verdachte] is gebleken dat [Verdachte] op 22 oktober 2017 in de buurt van de woning van [medeverdachte] is geweest. [46]
In een holle bank in de woning van [medeverdachte] zijn bij de doorzoeking op 20 november 2017 stukken aangetroffen met betrekking tot [Naam 6] . [47] Het blijkt om de informatie te gaan die [Verdachte] op 21 oktober 2017 heeft uitgeprint. [48]
[Verdachte] heeft verklaard [Naam 6] bevraagd te hebben en informatie uit verschillende politiesystemen te hebben gekopieerd, geplakt en bewerkt in een Microsoft Word document op verzoek van [medeverdachte] . [Verdachte] heeft de informatie vervolgens geprint en naar [medeverdachte] gebracht. [49] [medeverdachte] heeft verklaard aan [Verdachte] informatie over [Naam 6] te hebben gevraagd. [medeverdachte] heeft de gevraagde informatie op papier gekregen van [Verdachte] . [50]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [Verdachte] ‘ [Naam 6] ’ op verzoek van [medeverdachte] heeft bevraagd in diverse politiesystemen en dat de politie-informatie bij [medeverdachte] terecht is gekomen.
h. bevraging dertien subjecten en/of twee locaties uit een strafrechtelijk onderzoek
Uit onderzoek naar de logging gegevens blijkt dat [Verdachte] bevragingen deed naar twaalf subjecten en twee locaties in de periode van 27 januari en 31 augustus 2016, een week voor de actiedag van onderzoek [Onderzoeksnaam 2] op 6 september 2016.
Het dertiende subject werd bevraagd op 7 september 2016. [51] Het betreft een strafrechtelijk onderzoek in Den Haag. Uit geen enkele mutatie blijkt een verband tussen de bevragingen en de reguliere werkzaamheden van [Verdachte] . Opvallend is dat [Verdachte] op 27 januari 2016 de KENO-sleutel [Nummer] heeft ingevoerd en dat de registers van [Naam 44] werden bekeken. Gedurende het onderzoek [Onderzoeksnaam 2] was [Naam 44] bij het onderzoeksteam bekend onder de naam [Naam 45] . Pas tijdens de actiedag op 6 september 2016 bleek dat [Naam 44] de identiteit van deze persoon misbruikt had om zijn ware identiteit te verhullen. [52]
[Verdachte] heeft verklaard de subjecten en de locaties te hebben bevraagd in de politiesystemen op verzoek van [medeverdachte] . [53] [Verdachte] heeft verklaard op een papiertje voor [medeverdachte] te hebben geschreven of de subjecten gesignaleerd stonden en of er bijzonderheden waren met betrekking tot de locaties. [54] Ter terechtzitting verklaarde [Verdachte] dat hij de namen ook via anderen had gekregen. [55] [medeverdachte] heeft ontkend informatie over de subjecten en de locaties aan [Verdachte] te hebben gevraagd. [56]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [Verdachte] ‘dertien subjecten en/of twee locaties uit een strafrechtelijk onderzoek’ heeft bevraagd in het politiesysteem. Op wiens verzoek [Verdachte] de bevragingen heeft gedaan is op basis van het dossier niet duidelijk geworden.
i. [Naam 7]
Uit het onderzoek opnames politiewerkomgeving blijkt dat [Verdachte] op 25 oktober 2017 de KENO-sleutel [Nummer] in BVI-IB heeft ingevoerd en informatie uit de registers Bluespot, RDW en SKDB van [Naam 7] heeft gekopieerd, geplakt en bewerkt in een Microsoft Word document alvorens het document werd geprint. [57]
Op 25 oktober 2017 stuurt [Verdachte] een WhatsAppbericht naar [medeverdachte] inhoudende ‘kom eraan [Naam 1] even snel’ en ‘ok is wel druk op de weg’. [58] [Verdachte] heeft verklaard [Naam 7] te hebben bevraagd op verzoek van [medeverdachte] en het geprinte document naar [medeverdachte] te hebben gebracht. [59] [medeverdachte] heeft bekend aan [Verdachte] informatie te hebben gevraagd over [Naam 7] en de gevraagde informatie op een kladje te hebben ontvangen bij hem thuis. [60]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [Verdachte] de naam ‘ [Naam 7] ’ op verzoek van [medeverdachte] heeft bevraagd in diverse politiesystemen en dat [Verdachte] de informatie naar de woning van [medeverdachte] heeft gebracht.
j. drie kentekens
Uit het onderzoek opnames politiewerkomgeving blijkt dat [Verdachte] op 25 oktober 2017 de volgende kentekens heeft bevraagd in BVI-IB: [Kenteken 2] , [Kenteken 3] en [Kenteken 4] . [61] De informatie werd geplakt en bewerkt in een Microsoft Word document. [62] In de notities in de telefoon van [Verdachte] is een notitie opgemaakt inhoudende: ‘ [Naam 1] . [Kenteken 2] [Kenteken 3] [Kenteken 5] ’. [63]
[Verdachte] heeft verklaard de kentekens te hebben bevraagd op verzoek van [medeverdachte] . [Verdachte] heeft de kentekens van [medeverdachte] op een briefje gekregen. [64] [medeverdachte] heeft bekend aan [Verdachte] informatie te hebben gevraagd over de drie kentekens en de gevraagde informatie van [Verdachte] te hebben ontvangen. [medeverdachte] heeft de gevraagde informatie op een kladje ontvangen bij hem thuis. [65]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [Verdachte] ‘drie kentekens’ op verzoek van [medeverdachte] heeft bevraagd in diverse politiesystemen en dat [Verdachte] deze politie-informatie naar [medeverdachte] heeft gebracht.
k. [Naam 8]
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [Verdachte] in de politiesystemen, blijkt dat [Verdachte] op 19 januari 2017 de KENO-sleutel [Nummer] heeft ingevoerd in BVI-IB. Aan de registercode van het RDW-register is te zien dat vervolgens de registers bekeken werden van [Naam 8] . [66] Kort na de bevraging werd een Microsoft Word document geprint. [67]
[Verdachte] heeft verklaard [Naam 8] te hebben bevraagd op verzoek van [medeverdachte] . [68] [medeverdachte] heeft verklaard geen verzoek te hebben gedaan bij [Verdachte] om [Naam 8] te laten bevragen. [69]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [Verdachte] de naam ‘ [Naam 8] ’ heeft bevraagd in het politiesysteem. Op wiens verzoek [Verdachte] de bevraging heeft gedaan is op basis van het dossier niet duidelijk geworden.
l. [Naam 9]
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [Verdachte] in de politiesystemen, blijkt dat [Verdachte] op 19 januari 2017 de KENO-sleutel [Nummer] heeft ingevoerd in BVI-IB. Aan de registercode van het RDW-register is te zien dat vervolgens de registers bekeken werden van [Naam 9] . [70] Kort na de bevraging werd een Microsoft Word document geprint. [71]
[Verdachte] heeft verklaard [Naam 9] te hebben bevraagd op verzoek van [medeverdachte] . [72] [medeverdachte] heeft verklaard geen verzoek te hebben gedaan bij [Verdachte] om [Naam 9] te laten bevragen. [73]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [Verdachte] de naam ‘ [Naam 9] ’ heeft bevraagd in het politiesysteem. Op wiens verzoek [Verdachte] de bevraging heeft gedaan is op basis van het dossier niet duidelijk geworden.
n. [Naam 11]
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [Verdachte] in de politiesystemen, blijkt dat [Verdachte] op 12 mei 2016 de KENO-sleutel [Nummer] heeft ingevoerd in BVI-IB. De genoemde KENO-sleutel leidt tot één resultaat [Naam 11] . [74] Tijdens de inventarisatie van de Ennetcom data is gebleken dat [Verdachte] op 13 en 14 september 2015 [Naam 11] heeft bevraagd in de politiesystemen CVI, BVH, Bluespot, VIP en RDW. [75]
[Verdachte] heeft verklaard [Naam 11] te hebben bevraagd op verzoek van [medeverdachte] . [76]
[Verdachte] heeft verklaard informatie uit de politiesystemen sinds 2016 aan [medeverdachte] te hebben verstrekt. [77] [medeverdachte] heeft verklaard geen verzoek te hebben gedaan bij [Verdachte] om [Naam 11] te laten bevragen. [78]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [Verdachte] de naam ‘ [Naam 11] ’ heeft bevraagd in het politiesysteem op 13 en 14 september 2015 en op 12 mei 2016. Op wiens verzoek [Verdachte] de bevragingen heeft gedaan is op basis van het dossier niet duidelijk geworden.
o. [Naam 12]
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [Verdachte] in de politiesystemen, blijkt dat [Verdachte] op 7 maart en op 7 en 24 september 2016 de KENO-sleutel [Nummer] heeft ingevoerd en dat de registers van [Naam 12] werden bekeken. [79] Tijdens de inventarisatie van de Ennetcom data is gebleken dat [Verdachte] op 16 januari 2015 [Naam 12] heeft bevraagd in de politiesystemen CVI, BVH, Bluespot, VIP, GBA en RDW. [80]
[Verdachte] heeft verklaard [Naam 12] te hebben bevraagd op verzoek van [medeverdachte] . [81] [Verdachte] heeft verklaard informatie uit de politiesystemen sinds 2016 aan [medeverdachte] te hebben verstrekt. [82] [medeverdachte] heeft verklaard geen verzoek te hebben gedaan bij [Verdachte] om [Naam 12] te laten bevragen. [83]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [Verdachte] de naam ‘ [Naam 12] ’ heeft bevraagd in het politiesysteem op 16 januari 2015 en op 7 maart en 7 en 24 september 2016.
Uit het vorengaande volgt niet dat [Verdachte] [Naam 12] op 13 januari 2015 heeft bevraagd. Op wiens verzoek [Verdachte] de bevragingen heeft gedaan, is op basis van het dossier niet duidelijk geworden.
p. [Naam 13]
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [Verdachte] in de politiesystemen, blijkt dat [Verdachte] op 26 januari 2016 de KENO-sleutel [Nummer] heeft ingevoerd en dat de registers van [Naam 13] zijn bekeken. [84]
[Verdachte] heeft verklaard [Naam 13] te hebben bevraagd op verzoek van [medeverdachte] . [85] [medeverdachte] heeft verklaard geen verzoek te hebben gedaan bij [Verdachte] om [Naam 13] te laten bevragen. [86]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [Verdachte] de naam ‘ [Naam 13] ’ heeft bevraagd in het politiesysteem op 26 januari 2016. Op wiens verzoek [Verdachte] de bevraging heeft gedaan, is op basis van het dossier niet duidelijk geworden.
q. [Naam 14] , r. [Naam 15] , s. [Naam 16] , t. [Naam 17]
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [Verdachte] in de politiesystemen, blijkt dat [Verdachte] op 26 januari 2016 de KENO-sleutel [Nummer] heeft ingevoerd en dat de registers van [Naam 14] zijn bekeken. [87] Op 17 april 2017 heeft [Verdachte] de KENO-sleutel [Nummer] ingevoerd en de registers van
[Naam 15] bekeken. Op 14 september 2016 is [Naam 16] bevraagd door [Verdachte] en op 2 juli 2016 [Naam 17] . [88]
[Verdachte] heeft verklaard alleen bevragingen voor [medeverdachte] te hebben gedaan. [89]
[Verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij weet wat hij heeft gedaan en dat hij zijn ambtsgeheim heeft geschonden. [90] [medeverdachte] heeft verklaard geen verzoek te hebben gedaan bij [Verdachte] om [Naam 15] te laten bevragen. [91] [medeverdachte] is niet nader gehoord over [Naam 14] , [Naam 16] en [Naam 17] .
Tussenconclusie
[medeverdachte] is niet nader gehoord over [Naam 14] , [Naam 16] en [Naam 17] . Door de rechtbank is derhalve niet vast te stellen dat [Verdachte] deze namen heeft bevraagd voor [medeverdachte] . De enkele verklaring van [Verdachte] dat hij alle niet werk-gerelateerde bevragingen op verzoek van [medeverdachte] deed is hiervoor onvoldoende. Uit het voorgaande volgt daarom slechts dat [Verdachte] de naam ‘ [Naam 14] ’ heeft bevraagd in het politiesysteem op 26 januari 2016, de naam ‘ [Naam 15] ’ op 17 april 2017, de naam ‘ [Naam 16] ’ op 14 september 2016 en de naam ‘ [Naam 17] ’ op 2 juli 2016.
u. [Naam 18]
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [Verdachte] in de politiesystemen, blijkt dat [Verdachte] op 12 oktober 2016 de KENO-sleutel [Nummer] heeft ingevoerd, nadat hij het adres [Adres] heeft ingevoerd in BVI-IB, en dat de registers van [Naam 18] zijn bekeken. [92]
[medeverdachte] heeft verklaard een keer een chassisnummer van een paardentrailer van [Naam 18] te hebben nagevraagd aan [Verdachte] . [93]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [Verdachte] op verzoek van [medeverdachte] de naam ‘ [Naam 18] ’ heeft bevraagd in het politiesysteem op 12 oktober 2016.
v. [Naam 19] , w. [Naam 20] , x. [Naam 21] , y. [Naam 22] , z. [Naam 23] , aa. [Naam 24] , bb. [Naam 25] , cc. [Naam 26] , dd. [Naam 27] , ee. B, [Naam 28] , ff. [Naam 29] , gg. [Naam 30] , hh. [Naam 31] , ii. [Naam 32] ,
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [Verdachte] in de politiesystemen, blijkt dat [Verdachte] op 31 december 2016 de KENO-sleutel [Nummer] heeft ingevoerd en dat de registers van [Naam 19] zijn bekeken. [94] Op 1 september 2016 heeft [Verdachte] [Naam 20] bevraagd, op 8 september 2016 [Naam 21] , op 10 maart 2017 [Naam 22] , op 11 mei 2017 [Naam 23] , op 27 juni 2017 [Naam 24] , op 7 maart 2016 en op 6 februari 2017 [Naam 25] en op 17 april 2017 [Naam 26] . [95] Tijdens de inventarisatie van de Ennetcom data is gebleken dat [Verdachte] op 13 januari en 14 juli 2015 [Naam 26] heeft bevraagd in de politiesystemen. [96]
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [Verdachte] in de politiesystemen, blijkt dat [Verdachte] op 4 april 2016 [Naam 27] heeft geraadpleegd, op 25 september 2016 [Naam 28] , op 26 juni 2017 [Naam 29] , op
9 december 2016 [Naam 30] , op 2 november 2016 [Naam 31] en [Naam 32] op 31 december 2016. [97]
[Verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij weet wat hij heeft gedaan en dat hij zijn ambtsgeheim heeft geschonden. [98] [medeverdachte] heeft verklaard geen verzoek te hebben gedaan bij [Verdachte] om [Naam 30] , [Naam 19] , [Naam 24] , [Naam 21] en [Naam 22] te laten bevragen. [99] Over de andere namen is [medeverdachte] niet nader gehoord.
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [Verdachte] de bovenvermelde namen op de bovenvermelde data in de politiesystemen heeft bevraagd. Door de rechtbank is niet vast te stellen dat [Verdachte] heeft bevraagd voor [medeverdachte] .
De enkele verklaring van [Verdachte] dat hij alle niet werk-gerelateerde bevragingen op verzoek van [medeverdachte] deed is hiervoor onvoldoende.
jj [Naam 33]
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [Verdachte] in de politiesystemen, blijkt dat [Verdachte] op 26 januari 2016 en op 4 april 2017 de KENO-sleutel [Nummer] heeft ingevoerd in BVI-IB en dat de registers van [Naam 33] zijn bekeken. [100] Kort na de bevraging op 4 april 2017 heeft [Verdachte] de code [Code-naam] , [Code-naam] en [Code-naam] bevraagd waarna een Microsoft Word document wordt geprint. [101]
[Verdachte] heeft verklaard het kenteken [Code-naam] te hebben bevraagd op verzoek van [medeverdachte] en aan [medeverdachte] door te hebben gegeven niks te hebben gevonden. [102] Uit een tapgesprek van 7 april 2017 blijkt dat [medeverdachte] aan [Verdachte] heeft gevraagd of hij het nummer van die boot weet. [Verdachte] heeft geantwoord dat hij niks kon vinden.
Zowel [medeverdachte] als [Verdachte] vinden dit vreemd. [103]
Tussenconclusie
Ten tijde van het opzoeken van een kenteken op verzoek van [medeverdachte] bevraagt [Verdachte] [Naam 33] . De rechtbank acht aannemelijk dat het kenteken en de naam ‘ [Naam 33] ’ met elkaar verbonden zijn en dat [Verdachte] de naam ‘ [Naam 33] ’ op 4 april 2017 op verzoek van [medeverdachte] in de politiesystemen heeft bevraagd.
kk. [Naam 34] , ll. [Naam 35] , mm. [Naam 36] , nn. [Naam 37] , oo. [Naam 38]
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [Verdachte] in de politiesystemen, blijkt dat [Verdachte] op 4 april 2016 de KENO-sleutel [Nummer] heeft ingevoerd. Op 6 april 2016 werden de registers van [Naam 34] bekeken. Op 6 februari en 23 april 2017 werd [Naam 35] , op 9 december 2016 [Naam 36] , op 2 november 2016 [Naam 37] en op 25 september 2016 en 23 april 2017 werd [Naam 38] bevraagd. [104]
[Verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij weet wat hij heeft gedaan en dat hij zijn ambtsgeheim heeft geschonden. [105]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [Verdachte] de bovenvermelde namen op de bovenvermelde data in de politiesystemen heeft bevraagd.
pp. [Naam 39]
Tijdens de inventarisatie van de Ennetcom data is gebleken dat [Verdachte] op 23 mei 2015 in BVI-IB heeft gezocht op het kenteken [Kenteken 6] en dat het kenteken en de tenaamgestelde zijn nagetrokken. [106] Uit het onderzoek Ennetcom data blijkt dat een persoon die zich ‘ [Bijnaam 1] ’ noemt op 20 mei 2015 op zoek is naar de gebruikers van een auto met kenteken [Kenteken 6] . ’ [Bijnaam 1] ’ schrijft tevens dat als hij het niet kan regelen hij blaffers gaat halen en gaat aankloppen, er moet meteen korte metten mee worden gemaakt. [107] Op 20 mei 2015 schrijft ‘ [Bijnaam 2] ’ onder andere: ‘staat op leasebedrijf dus daar hebben we niks aan. Moeten adres hebben van de man die leas’. Gebruiker [Bijnaam 3] reageert dan met: ‘ja die heb ik overmorge pas dan wrkt die wout’. [108] Op 23 mei 2015 meldt ‘ [Bijnaam 2] ’ op de PGP: ‘ [Naam 39] [Adres] Zware boef. Al van alles op kerfstok Hebben ook foto van hem’. Gebruiker [Bijnaam 4] reageert dan met: ‘Zei tog da die wout alles kon ad’. Op 25 mei 2015 geeft [Bijnaam 5] aan dat de pet zegt dat het een gevaarlijke jongen is, dat hij 250 euro wil en dat het kenteken van een scooter erbij maar 250 euro kost.
[Bijnaam 5] schrijft daarnaast: ‘moet je kijken hoeveel info daarvoor krijgt’. [109]
Gebruiker [Bijnaam 6] reageert hier op: ‘Thnx maat. Komt goed. Kletsen deze week paar pijlzenders onder zn auto en houden hem ff in de gaten! Hij krijgt snel bezoek.’ [110]
[Verdachte] heeft zich met betrekking tot het bevragen van de naam [Naam 39] voornamelijk op zijn zwijgrecht beroepen en geeft aan niet uit te sluiten dat er anderen op zijn computer en account bevragingen hebben gedaan. In het verleden logde hij tijdens het werk namelijk niet uit, zo zegt hij en als hij terugkwam was het systeem niet gelockt terwijl dat wel zou moeten gezien de tijd dat hij van zijn scherm weg was geweest. [111]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat via het account van [Verdachte] de tenaamgestelde van het kenteken [Kenteken 6] , zijnde ‘ [Naam 39] ’ op verzoek van een onbekend gebleven derde op 23 mei 2015 in de politiesystemen is bevraagd en dat de opgevraagde informatie is doorgegeven. De rechtbank acht niet aannemelijk dat iemand anders dan [Verdachte] die bevraging deed via het account van [Verdachte] nu het dossier daar geen enkele aanleiding toe geeft en [Verdachte] alleen heeft aangegeven, zonder nadere onderbouwing, dat hij niet uitsluit dat iemand anders bevragingen op zijn account deed. Tevens blijkt uit het aanvullend dossier dat [Verdachte] meerdere niet werk gerelateerde bevragingen heeft gedaan in 2015. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [Verdachte] degene was die de naam ‘ [Naam 39] ’ heeft bevraagd op 23 mei 2015 op verzoek van een onbekend gebleven derde. De rechtbank vindt bij dit oordeel ook nog bevestiging in het feit dat via het account van [Verdachte] op 23 mei 2015 zeer kort voor de bevraging van het kenteken [Kenteken 6] een tweetal bevragingen is gedaan op naam van de hiervoor al genoemde [Naam 26] , en kort na de bevraging van het kenteken de hiervoor al genoemde [Naam 5] wordt bevraagd (p. 59 aanvullend dossier).
3.4.4.
Omkoping
Juridisch kader
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is geweest van - kort gezegd - omkoping van een (politie)ambtenaar is het volgende van belang. De wetgever heeft er bewust voor gekozen geen criterium te verbinden aan de aard of hoogte van de belofte, gift of dienst. Van het aannemen van een gift is sprake als het betreffende voordeel feitelijk in de macht van de ambtenaar geraakt en van het aannemen van een belofte is sprake als het aanbod is aanvaard. Het aanbieden van geld valt onder het doen van een belofte. Voorts moet er sprake van zijn dat de ambtenaar wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de gift/belofte/dienst werd aangeboden of gedaan om hem iets te laten doen of na te laten in de uitoefening van zijn bediening. Degene die een ambtenaar de gift/belofte/dienst aanbiedt of doet moet daarmee het oogmerk hebben gehad om de ambtenaar iets te laten doen of nalaten in zijn bediening, dan wel dat deze dit doet of nalaat als gevolg van de gift/belofte/dienst. Daarbij komt dat in een situatie waarin in een zekere periode een ambtenaar een aantal giften en/of beloften zijn aangeboden of gedaan en deze in dezelfde periode in een aantal gevallen heeft gehandeld in strijd met zijn ambtsplicht het niet noodzakelijk is dat een één op één verband wordt aangetoond tussen een specifieke gift of belofte en een specifiek handelen in strijd met de ambtsplicht (ECLI:NL:HR:2006:AW3584). Er hoeft derhalve niet voor elke schending een directe gift of belofte te worden bewezen. Dat kan anders zijn indien er in die periode voor bepaalde schendingen van de ambtsplicht duidelijke contra indicaties zijn dat deze zijn gedaan in het kader van de ontvangen giften/beloften.
Onderhavige casus
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat [Verdachte] meermalen vertrouwelijke politie-informatie uit de politiesystemen heeft gelekt aan [medeverdachte] , [Naam 42] en aan (ten minste) een onbekend gebleven derde.
[Verdachte] heeft over de aanloop verklaard dat [medeverdachte] is getrouwd met zijn nicht en dat er sprake is van familiair contact. Op enig moment in 2016 heeft [medeverdachte] aan [Verdachte] gevraagd of hij voor hem in het politiesysteem wilde kijken. [Verdachte] heeft verklaard sinds 2016 aan [medeverdachte] informatie uit de politiesystemen te lekken en in 2016 niets te hebben ontvangen voor de gelekte politie-informatie. Het betrof een vriendendienst. [112]
[Verdachte] heeft verklaard dat hij voor het bevragen een aantal keren vijftig euro heeft ontvangen van [medeverdachte] voor brandstof. [Verdachte] kreeg dit geld omdat hij moest omrijden om de gevraagde informatie te brengen. [Verdachte] heeft tevens verklaard dat het omrijden ongeveer vijf euro voor brandstof per keer heeft gekost. [113] Later heeft [Verdachte] verklaard dat hij per bevraagd persoon vijftig euro cash ontving. Deze verklaring legde [Verdachte] af nadat hij had verklaard de geprinte informatie betreffende [Naam 6] naar [medeverdachte] te hebben gebracht. Het totale bedrag zou, volgens [Verdachte] , misschien tot duizend euro zijn opgelopen. [114]
[medeverdachte] heeft verklaard [Verdachte] te hebben betaald voor politie-informatie en denkt bij elkaar ongeveer een bedrag van duizend euro te hebben betaald. Hij denkt dat hij [Verdachte] hooguit drie of vier keer geld heeft gegeven, altijd tussen de honderd en honderdvijftig euro. [Verdachte] vroeg er zelf niet om, maar bleef wel zitten tot hij wat kreeg. [medeverdachte] heeft tevens verklaard in oktober 2017 [Verdachte] voor het laatst honderd of honderdvijftig euro te hebben betaald voor het bevragen van het kenteken van [Naam 7] . [115]
[Verdachte] en [medeverdachte] hebben op andere momenten verklaard dat er helemaal geen geld werd betaald voor de politie-informatie en dat het enkel een vriendendienst betrof.
Uit het Ennetcom data onderzoek blijkt dat [Bijnaam 5] op 25 mei 2015 heeft geschreven dat de pet [de rechtbank begrijpt: de verdachte] 250 euro wil en dat het kenteken van een scooter erbij maar 250 euro kost.
Beloften
Voorts volgt uit het Ennetcom data onderzoek dat [Verdachte] informatie heeft opgezocht en verschaft met de bedoeling er geld voor te ontvangen. Uit het bericht van [Bijnaam 5] op 25 mei 2015 blijkt immers dat ‘de pet’ 250 euro wil hebben voor de verstrekte informatie. Uit de rest van het bericht van [Bijnaam 5] volgt dat hij verbaasd is over hoeveel informatie hij krijgt voor dat bedrag. Het is dus aannemelijk dat [Bijnaam 5] ervan op de hoogte was dat hij geld diende te betalen voor de politie-informatie. Aldus stelt de rechtbank vast dat er minst genomen beloften, immers het aanbieden van geld, zijn gedaan door een onbekend gebleven derde aan [Verdachte] .
De vraag die voorts aan de rechtbank voorligt, is of er ook daadwerkelijk geld is betaald aan [Verdachte] voor de informatie betreffende [Naam 39] . Of het bedrag van 250 euro is betaald aan [Verdachte] is voor de rechtbank onduidelijk gebleven. [Verdachte] heeft zich op dit punt beroepen op zijn zwijgrecht en de personen die schuilgaan achter de namen [Bijnaam 5] , [Bijnaam 2] , [Bijnaam 4] en [Bijnaam 6] zijn onbekend gebleven waardoor zij niet gehoord konden worden.
Giften
Uit het bovenstaande volgt dat er tussen [Verdachte] en [medeverdachte] gesproken is over geld dat door [medeverdachte] aan [Verdachte] zou worden gegeven in ruil voor politie-informatie die [medeverdachte] wilde hebben en dat er door [medeverdachte] daadwerkelijk geld aan [Verdachte] is betaald. [Verdachte] heeft verklaard dat er in 2016 niet werd betaald voor de politie-informatie, maar verklaarde ook dat hij vijftig euro per bevraging heeft ontvangen, oplopend tot duizend euro in totaal, nadat hij had verklaard geprinte informatie over [Naam 6] te hebben gegeven aan [medeverdachte] . [Naam 6] werd door [Verdachte] bevraagd in 2017. [medeverdachte] heeft verklaard drie à vier keer aan [Verdachte] politie-informatie te hebben gevraagd waarvoor hij honderd tot honderdvijftig euro per keer betaalde. [medeverdachte] verklaarde overeenkomstig [Verdachte] dat het betaalde bedrag niet hoger was dan duizend euro.
De rechtbank acht de verklaringen van [Verdachte] en [medeverdachte] dat er geen geld is betaald voor de verstrekte politie-informatie volstrekt onaannemelijk. De verklaringen van [Verdachte] en [medeverdachte] over de concrete bedragen die zouden zijn betaald door [medeverdachte] aan [Verdachte] en de verklaring van [medeverdachte] waaruit blijkt dat hij voor het laatst [Verdachte] honderd tot honderdvijftig euro heeft betaald voor het bevragen van het kenteken van [Naam 7] , komen de rechtbank waarheidsgetrouw voor. Uit het dossier blijkt niet dat [medeverdachte] meer voor de informatie heeft betaald dan uit deze verklaringen volgt.
Tot slot merkt de rechtbank nog op dat het ook volstrekt oninvoelbaar is dat [Verdachte] , die naar eigen zeggen eerst alleen keek of mensen gesignaleerd stonden, louter als vriendendienst steeds meer politie-informatie aan [medeverdachte] is gaan verstrekken terwijl dit het einde kon – en uiteindelijk zou – betekenen van zijn carrière bij de politie.
Conclusie
De rechtbank komt, al het voorgaande in aanmerking genomen, tot het oordeel dat er naast de vastgestelde belofte door een onbekend gebleven derde door [medeverdachte] daadwerkelijk geld is betaald aan [Verdachte] , met het doel om hem te bewegen vertrouwelijke politie-informatie met hem te delen en dat [Verdachte] dit geld heeft aangenomen en deze belofte heeft aanvaard en de gevraagde informatie aan [medeverdachte] en de onbekend gebleven derde heeft verstrekt. Derhalve is sprake van passieve omkoping door [Verdachte] . Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat in de periode van 23 mei 2015 tot en met 25 oktober 2017 sprake is geweest van het aanbieden aan [Verdachte] van giften en/of beloften. Dat niet exact duidelijk is voor welke gegevens welke giften en/of beloften zijn gedaan is, gelet op het geschetste wettelijk kader, niet noodzakelijk.
Op basis van het bovenstaande gaat de rechtbank ervan uit dat [medeverdachte] aan [Verdachte] geld heeft betaald voor het op zijn verzoek bevragen van de namen “ [Naam 3] , [Naam 5] , [Naam 6] , [Naam 7] , [Naam 33] en de drie kentekens” in de periode van
1 januari 2017 t/m 25 oktober 2017. [Verdachte] heeft deze informatie opgevraagd vanaf zijn werkplek in Den Haag en – mondeling of schriftelijk – doorgegeven aan [medeverdachte] .
Voor het bevragen van de naam ‘ [Naam 39] ’ op 23 mei 2015 is [Verdachte] geld in het vooruitzicht gesteld. Dat de gevraagde informatie aan een onbekend gebleven derde is verschaft blijkt uit de beschikbare informatie uit het Ennetcom data onderzoek. [Verdachte] heeft deze informatie tevens opgevraagd vanaf zijn werkplek in Den Haag.
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde voor bovenvermelde bevragingen en data wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van de overige tenlastegelegde bevragingen is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat er sprake is van – kort gezegd – passieve ambtelijke omkoping. Van een aantal bevragingen die [Verdachte] deed is op basis van het dossier onvoldoende duidelijk geworden op wiens verzoek [Verdachte] dit deed en is evenmin vast komen te staan dat er tegenover die bevragingen een belofte ofgift heeft gestaan.
3.4.5
Schending van het ambtsgeheim
Uit het arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2016:2187) volgt dat het mogelijk is om zowel een deel van het primair ten laste gelegde als een deel van het subsidiair ten laste gelegde bewezen te verklaren. De vraag die de rechtbank daarom dient te beantwoorden is of er sprake is van schending van het ambtsgeheim voor de bevragingen, tenlastegelegd onder de gedachtestreepjes a tot en met c, e, f (voor de data in 2015 en 2016), h, k tot en met ii, jj (voor 26 januari 2016) en kk tot en met oo.
Ten aanzien van het bevragen van de namen ‘ [medeverdachte] en [Naam 2] ’ en ‘een [Bedrijf] ’ (a tot en met c) is de rechtbank van oordeel dat het motief om deze bevragingen te laten doen door [Verdachte] lag in de privésfeer. Dat voor deze bevragingen giften en/of beloften zijn gedaan is niet uit het dossier af te leiden. [Verdachte] heeft bovengenoemde informatie over [medeverdachte] , [Naam 2] en de loods echter wel opgevraagd en verstrekt, terwijl hij wist dat het informatie betrof die hij geheim diende te houden. Dit maakt dat er voor deze bevragingen door [Verdachte] wel sprake is van schending van het ambtsgeheim.
De rechtbank oordeelt dat [Verdachte] zich voor de bevragingen e, f (voor de data in 2015 en 2016), h, k tot en met ii, jj (voor 26 januari 2016) en kk tot en met oo tevens schuldig heeft gemaakt aan het schenden van zijn ambtsgeheim. [Verdachte] heeft immers, zonder dat dat voor zijn functie-uitoefening noodzakelijk was, voor zichzelf en voor een onbekend gebleven derde, uit de hem (indirect) uit hoofde van zijn functie ter beschikking staande systemen geheime informatie ontsloten die niet voor hem of de onbekend gebleven derde bedoeld was. Daarmee heeft verdachte zijn ambtsgeheim geschonden. Het feit dat voor de rechtbank niet vast staat aan wie en of hij die informatie met een onbevoegde derde heeft gedeeld doet daaraan niet af. Dat [Verdachte] zijn ambtsgeheim heeft geschonden heeft hij bekend en zijn raadsvrouw heeft ook geen vrijspraak bepleit.
3.5
De bewezenverklaring
Ten aanzien van de passieve ambtelijke omkoping
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat hij het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van
23 mei 2015tot en met 25 oktober 2017 te Den Haag en/of Raamsdonksveer
telkens als ambtenaar, te weten inspecteur van politie [Plaats] geld als
  • een gift en/of belofte heeft aangenomen waarvan hij wist, dat deze hem, verdachte, gedaan of verleend of aangeboden werd
  • teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen en
  • ten gevolge van hetgeen door hem, verdachte, in zijn huidige bediening is gedaan
immers heeft hij, verdachte, vertrouwelijke informatie uit een of meer politiesyste(e)m(en), met betrekking tot:
  • [Naam 3] (6 februari 2017 en 2-4 juni 2017) en
  • [Naam 5] (28 september 2017) en
  • [Naam 6] (21- 22 oktober 2017) en
  • [Naam 7] (25 oktober 2017) en
  • drie kentekens (25 oktober 2017) en
  • [Naam 33] (4 april 2017) en
  • [Naam 39] (23- 25 mei 2015);
aan een of meer onbevoegde derden doorgegeven;
Ten aanzien van de schending van het ambtsgeheim
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op tijdstippen in de periode van 13 januari 2015 tot en met 25 oktober 2017 te Den Haag en/of Raamsdonkveer (telkens) een geheim waarvan hij, verdachte, wist dat hij uit hoofde van ambt en wettelijk voorschrift, te weten inspecteur van politie [Plaats] , verplicht was
hette bewaren, opzettelijk heeft geschonden,
immers heeft hij, verdachte, aan een onbevoegde derde informatie uit een of
meer politiesystemen doorgegeven, althans aangewend voor privégebruik, te weten informatie met betrekking tot:
  • [medeverdachte] (8 mei 2016 - 26 september 2017) en
  • een [Bedrijf] (5-8 juli 2017) en
  • [Naam 2] (17 augustus 2017-7 september 2017) en
  • [Naam 4] (2 december 2016 en 17 april 2017) en
  • [Naam 5] (5 en 6 mei 2015 en 10 april 2016) en
  • dertien subjecten en twee locaties uit een strafrechtelijk onderzoek (27 januari 2016 –
7 september 2016) en
  • [Naam 8] (19 januari 2017) en
  • [Naam 9] (19 januari 2017) en
  • [Naam 11] (13 en 14 september 2015 en 12 mei 2016) en
  • [Naam 12] (13 en 16 januari 2015 en 7 maart 2016 tot en met 24 september 2016) en
  • [Naam 13] (26 januari 2016) en
  • [Naam 14] (26 januari 2016) en
  • [Naam 15] (17 april 2017) en
  • [Naam 16] (14 september 2016) en
  • [Naam 17] (2 juli 2016) en
  • [Naam 18] (12 oktober 2016) en
  • [Naam 19] (31 december 2016) en
  • [Naam 20] (1 september 2016)
  • [Naam 21] (8 september 2016) en
  • [Naam 22] (10 maart 2017) en
  • [Naam 23] (11 mei 2017) en
  • [Naam 24] (27 juni 2017) en
  • [Naam 25] (7 maart 2016 en 6 februari 2017) en
  • [Naam 26] (13 januari 2015, 14 juli 2015 en 17 april 2017) en
  • [Naam 27] (4 april 2016) en
  • [Naam 28] (25 september 2016) en
  • [Naam 29] (26 juni 2017) en
  • [Naam 30] (9 december 2016) en
  • [Naam 31] (2 november 2016) en
  • [Naam 32] (31 december 2016) en
  • [Naam 33] (26 januari 2016) en
  • [Naam 34] (4 april 2017) en
  • [Naam 35] (6 februari 2017 en 23 april 2017) en
  • [Naam 36] (9 december 2016) en
  • [Naam 37] (2 november 2016) en
  • [Naam 38] (25 september 2016 en 23 april 2017).
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten of kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Als bijkomende straf heeft zij gevorderd dat het de verdachte wordt verboden om enig publiek ambt uit te oefenen gedurende vijf jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om in aanvulling op de tijd die de verdachte reeds in detentie heeft doorgebracht een werkstraf op te leggen, eventueel gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsvrouw heeft er daarbij op gewezen dat in soortgelijke zaken aanzienlijk lagere straffen zijn opgelegd dan gevorderd door de officier van justitie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en bijkomende straf zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking. De verdachte is, ondanks zijn strikte geheimhoudingsplicht, zonder ambtelijk doel gericht gaan zoeken in het hem uit hoofde van zijn functie ter beschikking staande en voor hem toegankelijke politiesysteem BVI-IB. Niet alleen heeft de verdachte vertrouwelijke politie-informatie onbevoegdelijk zelf geraadpleegd en schaamteloos met anderen gedeeld, hij heeft zich er gedurende de periode van in totaal ongeveer een jaar voor laten betalen door [medeverdachte] . Anders dan de verdachte de rechtbank wil doen geloven, is niet gebleken dat de verdachte ‘pas’ informatie doorgaf sinds 2016 en dat het enkel ging om het doorgeven of iemand gesignaleerd stond. Het lijkt er integendeel op dat de verdachte al in 2015 meerdere malen informatie heeft doorgegeven en in de loop van 2017 steeds meer informatie is gaan geven, namelijk of er een politieonderzoek liep en welke informatie in de politiesystemen te vinden was. Slechts door de aanhouding van de verdachte is er een einde gekomen aan het foute gedrag van de verdachte.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij lange tijd misbruik heeft gemaakt van zijn positie en dat hij het in hem gestelde vertrouwen op grove wijze heeft geschonden. Een politieambtenaar neemt, gelet op zijn taak en functie, een bijzondere plaats in de samenleving in. Van een politieambtenaar wordt daarom integriteit en onkreukbaarheid verwacht. De verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat de maatschappij in de politie mag hebben. Daarbij heeft de verdachte met zijn handelwijze schade toegebracht aan het imago van het politiekorps en het vertrouwen van zijn medepolitieambtenaren ernstig beschaamd. Door zijn handelen zijn mogelijk personen op de hoogte geraakt van het feit dat zij gesignaleerd stonden, wat uiteraard niet de bedoeling is. De verdachte zou dit zichzelf zwaar moeten aanrekenen. De rechtbank rekent het de verdachte dan ook zwaar aan dat hij de ernst van de door hem gepleegde feiten niet volledig in lijkt te zien.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het advies van de reclassering van 20 september 2018 waaruit naar voren komt dat de verdachte beperkt lijkt te reflecteren op hoe dit alles zover heeft kunnen komen en welke keuzes hij daarin heeft gemaakt. De verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat het geen kwaad kon, dat hij geen onderzoek heeft verstoord en dat hij weliswaar politie-informatie aan onbevoegde derden heeft gegeven, maar dat hij dit niet ziet als het lekken van informatie. De verdachte vindt het vooral heel moeilijk dat er alleen maar naar de afgelopen twee jaren wordt gekeken en dat hij oneervol is ontslagen.
De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden en is van mening dat een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf ertoe zou kunnen leiden dat de verdachte niet in staat is om zijn hypotheek te kunnen betalen. De reclassering ziet geen contra-indicaties voor het opleggen van een werkstraf.
De aard en ernst van de feiten maken naar het oordeel van de rechtbank echter dat alleen een gevangenisstraf een passende straf is, niet alleen om de verdachte voor zijn handelen af te straffen, maar ook als signaal naar elke andere (politie)ambtenaar die meent of denkt zijn positie voor eigen gewin te moeten misbruiken.
De rechtbank weegt in het voordeel van de verdachte voor het bepalen van de hoogte van de straf mee dat er sprake is geweest van een beperkt financieel gewin, de leeftijd van de verdachte en het feit dat er geen aanwijzingen zijn dat lopende onderzoeken zijn gefrustreerd. De rechtbank merkt wel op dat het onduidelijk is of het niet frustreren van lopende onderzoeken geheel aan de verdachte te danken is, aangezien de verdachte op basis van zijn functie geen toegang tot het systeem Summ-it had, waarin lopende onderzoeken worden geregistreerd. De verdachte heeft als (inmiddels ex-)politiefunctionaris geen strafblad, maar dat is ook de norm en kan en zal hem op geen enkele wijze ten voordeel komen. Het feit dat de verdachte oneervol is ontslagen en daardoor geen recht heeft op een WW-uitkering en een lager pensioen zal ontvangen was een voorzienbaar gevolg van zijn handelen en zal de rechtbank ook niet meewegen bij het bepalen van de hoogte van de straf.
De door de verdediging genoemde uitspraken zijn voorts totaal niet vergelijkbaar met deze zaak. In die zaken ging het telkens om een vrij korte periode waarin de strafbare gedragingen zijn gepleegd en om aanzienlijk minder bevragingen/lekken dan in deze zaak. Ook niet onbelangrijk is dat de genoemde zaken dateren van voor de wetswijziging van 1 januari 2015, waarbij het strafmaximum van artikel 363 van het Wetboek van Strafrecht is verhoogd van vier naar zes jaar gevangenisstraf. Deze wetswijziging bevestigt de ernst van de feiten die door de verdachte zijn begaan.
De rechtbank zal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden opleggen. Dit is lager dan geëist door de officier van justitie, omdat de rechtbank op meer onderdelen dan de officier van justitie tot een vrijspraak van het primair tenlastegelegde komt.
Daarnaast zal de rechtbank bepalen dat het de verdachte verboden is om enig publiek ambt uit te oefenen voor de duur van vijf jaar. De rechtbank kiest voor deze duur, gezien de leeftijd van de verdachte en omdat de samenleving met name vanwege de brutale wijze waarop de verdachte het vertrouwen heeft geschonden dat hem toekwam in de uitvoering van zijn publieke taak als politieambtenaar, zo lang mogelijk moet worden beschermd tegen een eventuele terugkeer van de verdachte als bekleder van een openbaar ambt.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 29, 57, 272 en 363 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
als ambtenaar een gift of belofte aannemen, wetende dat deze hem gedaan of aangeboden wordt teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen, meermalen gepleegd en
als ambtenaar een gift of belofte aannemen wetende dat deze hem gedaan of aangeboden wordt ten gevolge van hetgeen door hem in zijn huidige bediening is gedaan, meermalen gepleegd;
en
enig geheim waarvan hij weet dat hij uit hoofde van zijn ambt en wettelijk voorschrift verplicht is het te bewaren opzettelijk schenden, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
ontzet de verdachte uit het recht om enig publiek ambt te bekleden voor een periode van
vijf jaren.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.T. Renckens, voorzitter,
mr. J. Holleman, rechter,
mr. A.C. de Winter, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Wouters, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 maart 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit - tenzij anders vermeld - de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 20170042 / zaaksdossier, van de Rijksrecherche, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 502).
2.Een geschrift, zijnde akte van benoeming d.d. 16 september 1992, p. 71.
3.Een geschrift, zijnde eedformulier d.d. 4 oktober 1993, p. 72.
4.Een geschrift, zijnde besluit d.d. 18 september 1995, p. 73.
5.Proces-verbaal van verdenking d.d. 28 juni 2017, p. 60.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 juni 2017, p. 63.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 november 2017, p. 446.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 november 2017, p.439.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 november 2017, p. 370.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 november 2017, p. 374.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 november 2017, p. 377.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 november 2017, p. 410.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 augustus 2017, p. 75.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 augustus 2017, p. 75-78.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 november 2017, p. 374.
16.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2018, p. 266-268.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 november 2017 p. 243.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 december 2017, p. 422.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 november 2017, p. 459.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 november 2017, p. 384.
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 december 2017, p. 476.
22.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2018, p. 346.
23.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2018, p. 344.
24.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2018, p. 267.
25.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2018, p. 267.
26.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2018, p. 345.
27.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2017, p. 93.
28.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2017, p. 94 en 95.
29.Proces-verbaal van verhoor d.d. 21 november 2017, p. 376 en 377.
30.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2018, p. 269 en 270.
31.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 december 2017, p. 432.
32.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 november 2017, p. 469.
33.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2018, p. 275 en 276.
34.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 oktober 2017, p. 116.
35.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 november 2017, p. 384.
36.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 november 2017, p. 466.
37.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2018, p. 59 van het proces-verbaal met het nummer 20170042 / aanvullend dossier, van de Rijksrecherche, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 74).
38.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2018, p. 270 en 271.
39.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 oktober 2017, p. 121-130.
40.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 november 2017, p. 407 en 410.
41.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 december 2017, p. 468.
42.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 december 2017, p. 463.
43.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 november 2017, p. 384.
44.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 december 2017, p. 476.
45.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 november 2017, p. 141-156.
46.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 november 2017, p. 157.
47.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2018, p. 174.
48.Bijlagen bij het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2018, p. 175-187 en bijlagen bij het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 november 2017, p. 160-173.
49.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 november 2017, p. 410.
50.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 november 2017, p. 463.
51.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 november 2017, p. 189.
52.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 november 2017, p. 190.
53.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 november 2017, p. 412.
54.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 november 2017, p. 383 en 384.
55.Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 4 maart 2019.
56.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 november 2017, p. 462 en 467.
57.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 november 2017, p. 197-208.
58.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2018, p. 346.
59.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 december 2017, p. 426.
60.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 november 2017, p. 469.
61.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 november 2017, p. 197-198.
62.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 november 2017, p. 210-218.
63.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2018, p. 344.
64.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 december 2017, p. 426.
65.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 november 2017, p. 469.
66.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2018, p. 268.
67.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 januari 2018, p. 291.
68.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. p. 384.
69.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d.22 november 2017, p. 467 en 469.
70.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2018, p. 277.
71.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 januari 2018, p. 291.
72.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. p. 384.
73.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d.22 november 2017, p. 467.
74.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2018, p. 269.
75.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2018, p. 60 van het proces-verbaal met het nummer 20170042 / aanvullend dossier, van de Rijksrecherche, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 74).
76.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. p. 384.
77.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 november 2017, p. 384.
78.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d.22 november 2017, p. 467.
79.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2018, p. 272.
80.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2018, p. 59 van het proces-verbaal met het nummer 20170042 / aanvullend dossier, van de Rijksrecherche, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 74).
81.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. p. 384.
82.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 november 2017, p. 384.
83.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d.22 november 2017, p. 466 en 471.
84.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2018, p. 273.
85.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. p. 384.
86.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d.22 november 2017, p. 467.
87.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2018, p. 273.
88.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2018, p. 274.
89.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d.22 november 2017, p. 410.
90.Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 4 maart 2019.
91.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d.22 november 2017, p. 467.
92.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2018, p. 275.
93.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d.22 november 2017, p. 469.
94.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2018, p. 276.
95.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2018, p. 277-282.
96.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2018, p. 59 van het proces-verbaal met het nummer 20170042 / aanvullend dossier, van de Rijksrecherche, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 74).
97.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2018, p. 282-284.
98.Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 4 maart 2019.
99.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d.22 november 2017, p. 466-467.
100.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2018, p. 285.
101.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 januari 2018, p. 293.
102.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 december 2017, p. 434
103.Los proces-verbaal van bevindingen schenden ambtsgeheim 07 april 2017, ongenummerd.
104.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2018, p. 285-288.
105.Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 4 maart 2019.
106.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2018, p. 58 jo. geschrift Bevraging kenteken [Kenteken 6] , p. 13 van het proces-verbaal met het nummer 20170042 / aanvullend dossier, van de Rijksrecherche, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 74).
107.Proces-verbaal restinformatie d.d. 5 februari 2018, p. 10 jo. geschrift e-mailbericht, p. 17, van het proces-verbaal met het nummer 20170042 / aanvullend dossier, van de Rijksrecherche, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 74).
108.Proces-verbaal van restinformatie d.d. 5 februari 2018, p. 10 jo. geschrift e-mailbericht, p. 29, van het proces-verbaal met het nummer 20170042 / aanvullend dossier, van de Rijksrecherche, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 74).
109.Proces-verbaal van restinformatie d.d. 5 februari 2018, p. 10 jo. geschrift e-mailberichten, p. 44, 45 en 48 van het proces-verbaal met het nummer 20170042 / aanvullend dossier, van de Rijksrecherche, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 74).
110.Proces-verbaal van restinformatie d.d. 5 februari 2018, p. 10 jo. geschrift e-mailbericht, p. 46 van het proces-verbaal met het nummer 20170042 / aanvullend dossier, van de Rijksrecherche, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 74).
111.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25 april 2018, p. 64-68 van het proces-verbaal met het nummer 20170042 / aanvullend dossier, van de Rijksrecherche, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 74).
112.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 november 2017, p. 384.
113.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 november 2017, p. 408 en 409.
114.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 december 2017, p. 411.
115.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 december 2017, p. 470-471.