ECLI:NL:RBDHA:2019:2164

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 februari 2019
Publicatiedatum
7 maart 2019
Zaaknummer
NL18.17666
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Zambiaanse vrouw na terugverwijzing door de Raad van State

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 februari 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Zambiaanse vrouw. De vrouw had in 2015 asiel aangevraagd in Nederland, maar haar aanvraag was eerder afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank had in 2017 het beroep van de vrouw gegrond verklaard en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen. In 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het hoger beroep van verweerder gegrond verklaard en de zaak terugverwezen naar de rechtbank. Tijdens de zitting op 18 december 2018 heeft de vrouw haar asielrelaas toegelicht, waarin zij ernstige misstanden in Zambia beschrijft, waaronder verkrachting en mishandeling door familieleden.

De rechtbank heeft de verklaringen van de vrouw als ongeloofwaardig beoordeeld. Verweerder had terecht opgemerkt dat de vrouw inconsistenties vertoonde in haar verklaringen en dat zij niet onverwijld haar asielaanvraag had ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar identiteit en dat haar verklaringen over de omstandigheden in Zambia niet aannemelijk zijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen gegronde vrees is voor vervolging of ernstige schade bij terugkeer naar Zambia. De rechtbank heeft het beroep van de vrouw ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.17666

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. drs. C.G. Matze),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovaçs).

ProcesverloopBij besluit van 25 oktober 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Bij uitspraak van 21 september 2017 [2] heeft de rechtbank het daartegen door eiseres ingestelde beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen.
Bij uitspraak van 19 september 2018 [3] heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) het daartegen door verweerder ingestelde hoger beroep gegrond verklaard en de zaak terugverwezen naar de rechtbank.
Eiseres heeft meegedeeld te willen worden gehoord op een nadere zitting.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2018, samen met de behandeling van de zaken met nummers NL18.17682 en NL18.17670. Eiseres en verweerder hebben zich beide laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
De termijn voor het doen van uitspraak is verlengd.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en bezit de Zambiaanse nationaliteit. Zij is in mei 2015 samen met haar zusje [naam 2] Nederland ingereisd met gebruikmaking van een visum voor kort verblijf. Op 12 augustus 2015 heeft zij asiel aangevraagd.
2. Kort weergegeven heeft eiseres het volgende aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiseres is opgegroeid bij een oom en tante omdat haar ouders zijn overleden. Op enig moment is eiseres verkracht door een familielid. Eiseres heeft aangifte gedaan, maar de aangifte is door de politie niet in behandeling genomen. Ook in het ziekenhuis is eiseres niet geholpen. Later is eiseres verkracht door een dorpsgenoot. Vervolgens heeft ook de oom van eiseres haar verkracht en mishandeld. De jongere zus van eiseres is gedurende acht maanden spoorloos geweest en op initiatief van eiseres teruggehaald naar het huis van de oom en tante. Vervolgens zijn eiseres en haar zusje allebei door hun oom misbruikt. Eiseres heeft op advies van een oude vrouw uit het dorp het misbruik bekendgemaakt. De oom is vervolgens boos geworden op eiseres en haar zusje en heeft hen het huis uit gezet. Eiseres en haar zusje hebben een paar dagen bij een vriendin van eiseres verbleven. Na twee dagen was dat niet langer mogelijk. De moeder van haar vriendin heeft toen bij wijze van oplossing voor hun situatie een oude man als huwelijkskandidaat voor eiseres voorgesteld. Omdat eiseres dat niet wilde waren zij en haar zusje gedwongen om op straat te gaan leven. Zij konden moeilijk aan eten komen en moesten onder een brug slapen. Zij zijn in deze periode stelselmatig seksueel misbruikt. Op enig moment zijn eiseres en haar zusje met een vrachtwagen meegelift, die hen naar een andere stad heeft gebracht. Van daaruit heeft een oude onbekende man hen geholpen om reisdocumenten te verkrijgen en naar Nederland te gaan, waarbij hij aanwijzingen heeft gekregen van de hier te lande verblijvende tante [naam 3] .
3. Verweerder acht deze verklaringen van eiseres ongeloofwaardig. Ook acht verweerder de door eiseres gestelde identiteit ongeloofwaardig. Daarnaast werpt verweerder tegen dat eiseres zich niet onverwijld heeft gemeld voor het indienen van haar asielaanvraag.
4. Op wat eiseres in beroep hiertegen aanvoert wordt hierna ingegaan.
Omvang van het geding
5. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling moet een teruggewezen zaak worden beoordeeld en daarop worden beslist binnen de grenzen van het geding zoals dat in eerste aanleg was afgebakend, eventueel gecorrigeerd in hoger beroep en met inachtneming van de oordelen van de Afdeling aangaande de aangevoerde beroepsgronden en omtrent de te verrichten ambtshalve toetsing. [4]
6. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 19 september 2018 geoordeeld dat verweerder terecht geen aanleiding heeft gezien om aan te nemen dat eiseres niet coherent, consistent en volledig kon verklaren. De Afdeling heeft er daarbij op gewezen dat onbestreden is gebleven dat uit het rapport van nader gehoor blijkt dat met de in het FMMU-advies vermelde beperkingen zoveel mogelijk rekening is gehouden. Het nader gehoor heeft in twee delen plaatsgevonden, waarbij eiseres desgevraagd heeft meegedeeld het gehoor te willen voortzetten. Uit de door haar ingebrachte medische informatie blijkt weliswaar dat zij getraumatiseerd is, maar niet dat dit van invloed is op haar vermogen om verklaringen af te leggen.
7. Gelet hierop maakt de beroepsgrond dat eiseres vanwege haar psychische gesteldheid niet goed heeft kunnen verklaren niet langer onderdeel uit van het geding. De rechtbank zal zich dan ook beperken tot een beoordeling van de overige beroepsgronden.
Zorgvuldigheid
8. Eiseres voert aan dat zij zich er niet mee kan verenigen dat het voornemen en het bestreden besluit zijn opgesteld door dezelfde ambtenaar die het nader gehoor met haar heeft afgenomen. De rechtbank gaat aan deze beroepsgrond voorbij. Allereerst is er geen rechtsregel die zich hiertegen verzet. Daarnaast heeft eiseres niet geconcretiseerd hoe zij door verweerders handelwijze zou zijn benadeeld.
9. Ook voert eiseres aan dat verweerder de relevante elementen van haar asielrelaas niet juist heeft vastgesteld. Eiseres komt tot een andere rubricering van de verschillende onderdelen van haar asielrelaas dan verweerder. Hieruit kan echter niet worden opgemaakt dat aspecten die behoren tot de kern van het asielrelaas van eiseres door verweerder buiten beschouwing zijn gelaten. De beroepsgrond kan daarom niet slagen.
10. Verder voert eiseres aan dat verweerder heeft miskend dat er bij de gehoren sprake was van communicatieproblemen, omdat eiseres in de Engelse taal is gehoord terwijl dit niet haar moedertaal is en de tolken moeite hadden met haar Zambiaanse accent. Onbestreden is echter dat eiseres gedurende twaalf jaar les heeft gehad in de Engelse taal en blijkens een door haarzelf overgelegd document een examen in dit vak met zeer goed gevolg heeft afgelegd. Ook heeft verweerder er in het bestreden besluit op kunnen wijzen dat eiseres zelf heeft bevestigd dat zij in het Engels wilde worden gehoord en dat uit de correcties en aanvullingen niet is gebleken dat er vanwege communicatieproblemen sprake is geweest van een verkeerde weergave van verklaringen. Dit wordt in beroep niet weerlegd. De beroepsgrond kan dan ook niet slagen.
Geloofwaardigheid
11. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte haar identiteit ongeloofwaardig heeft geacht, nu zij een geldig paspoort heeft overgelegd, haar reisroute bekend is vanwege de afgifte van een Schengenvisum en zij verklaringen heeft afgelegd over hoe zij bij haar tante is opgegroeid. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Het door eiseres overgelegde paspoort met visum zou volgens de verklaringen van eiseres zijn geregeld door een voor haar onbekende man. Verweerder heeft er evenwel terecht op gewezen dat volgens de officiële website van de Zambiaanse overheid voor het aanvragen van een paspoort van mensen ouder dan 16 jaar een kopie van een nationale registratiekaart en een kopie van een geboortecertificaat nodig is. Eiseres heeft verklaard dat zij en haar zus door haar oom en tante zijn opgevoed, vervolgens op straat hebben geleefd en een zwervend bestaan hebben geleid. Zij heeft verklaard van het bestaan van documenten geen weet te hebben Eiseres heeft tot op heden niet weten uit te leggen hoe zij gelet hierop aan het paspoort en visum heeft kunnen komen. Verweerder heeft de identiteit van eiseres dan ook niet op grond van deze documenten aannemelijk hoeven achten.
12. Verweerder heeft vervolgens terecht opgemerkt dat eiseres geen enkel detail van haar ouders weet te noemen. Verweerder heeft het daarbij opmerkelijk kunnen vinden dat eiseres hier ook nooit over heeft vernomen van, of naar gevraagd heeft bij, familie die haar heeft opgevoed, of bij de tante [naam 3] die haar naar Nederland heeft gehaald. Verder wist eiseres niet van het bestaan van haar beweerde halfzus [naam 4] , die toevalligerwijs op uitnodiging van dezelfde tante op dezelfde dag als eiseres naar Nederland is gevlogen. Daarnaast heeft eiseres verklaard over een broer die in Zambia op straat leeft. Verweerder vindt het terecht vreemd dat de familie in Nederland, onder wie tante [naam 3] , op de hoogte is van diens situatie, maar zich niet bemoeit met het lot van deze minderjarige jongen en wel met eiseres en haar (half)zussen. Gelet hierop heeft verweerder niet ten onrechte geconcludeerd dat eiseres ongeloofwaardig heeft verklaard over haar familie. Aldus maken bedoelde verklaringen wel degelijk deel uit van de beoordeling van het relaas van eiseres en doen deze afbreuk aan de geloofwaardigheid van de door eiseres gestelde identiteit. Eiseres is er niet in geslaagd om dit te weerleggen. De stelling dat het eiseres niet valt te verwijten dat zij hierover geen helderheid kan verschaffen faalt, aangezien het op haar weg ligt om aannemelijke verklaringen af te leggen.
13. Verweerder heeft daarnaast gemotiveerd uiteengezet dat eiseres vaag en wisselend heeft verklaard over het door haar genoten onderwijs. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat deze verklaringen geen deel uitmaken van het asielrelaas. Verweerder heeft deze verklaringen kunnen betrekken bij zijn integrale geloofwaardigheidsbeoordeling. Dat eiseres stelt niet te hebben beweerd altijd op dezelfde school te hebben gezeten doet niet af aan de juistheid van verweerders tegenwerping. Eiseres heeft immers in eerste instantie slechts verklaard op een huisschool te hebben gezeten in haar dorp [5] , terwijl zij later spreekt over een kostschool elders, waarbij zij alleen in de vakanties thuiskwam [6] . Verweerder heeft er verder op gewezen dat de verklaring van eiseres dat zij vanwege geldgebrek bij haar thuis geen openbaar onderwijs heeft gevolgd, maar naar een particuliere huisschool is gegaan niet strookt met de informatie uit openbare bronnen dat het openbaar onderwijs in Zambia gedurende de eerste zeven jaar gratis is.
14. Eiseres stelt dat haar verklaringen over de (eerste) verkrachting door een familielid geen deel uitmaken van de redenen voor vertrek. Als reden voor vertrek heeft zij echter haar slechte levensomstandigheden genoemd en op het verzoek om dat toe te lichten heeft zij als eerste verklaard over deze gebeurtenis. Verweerder heeft in dit verband onbestreden tegengeworpen dat eiseres geen concrete informatie heeft kunnen geven over het voorval (wanneer, waar en welk familielid). Verweerder heeft ook terecht gewezen op het feit dat eiseres samen met haar oom naar het politiebureau is gegaan om aangifte te doen en zij dus van deze oom of van haar tante had kunnen vernemen om wie het ging. Dat verweerder daarnaast – volgens eiseres ten onrechte – tegenwerpt dat het gezien de slechte verhouding tussen eiseres en haar oom vreemd was dat deze haar vergezelde bij het doen van aangifte, laat het voorgaande onverlet. Bovendien heeft eiseres eveneens verklaard dat haar oom nooit goed voor haar was [7] , hetgeen wel degelijk de vraag oproept waarom hij eiseres dan zou helpen bij het doen van aangifte.
15. Voor wat betreft de gestelde verkrachting door de oom heeft verweerder gemotiveerd dat het vreemd is dat de zus van eiseres niets van het seksueel misbruik van eiseres zou hebben gemerkt en dat de zussen die beiden zouden zijn verkracht geen troost bij elkaar zouden hebben gezocht. Eiseres stelt in reactie hierop dat zij en haar zus elkaar een tijd lang niet zagen en dat verweerder ten onrechte veronderstelt dat het normaal is om troost bij elkaar te zoeken. Dit laat de tegenwerping als zodanig onverlet. De rechtbank wijst er daarbij op dat eiseres anderen, zoals haar tante, wel heeft verteld over de verkrachting door de oom [8] .
16. Verweerder heeft het opmerkelijk kunnen vinden dat voor eiseres na een verblijf van twee dagen bij haar vriendin een huwelijkskandidaat werd geregeld door iemand die zij nauwelijks kende. Hetgeen eiseres in het aanvullend beroepschrift opmerkt over de minimumleeftijd om te kunnen huwen in Zambia en over de door verweerder genoemde betekenis van de familieverhoudingen bij uithuwelijking, laat de kern van verweerders terechte tegenwerping ongemoeid.
17. Ten aanzien van de periode waarin eiseres met haar zusje op straat zou hebben geleefd, heeft verweerder terecht aan eiseres tegengeworpen dat het vreemd is dat zij in deze periode geen poging zou hebben ondernomen om hulp te krijgen, waarbij verweerder heeft gewezen op verschillende eerdere situaties waarin zij zich wel assertief toonde, zoals bij de zoektocht naar haar zusje en het bekendmaken van het misbruik door haar oom. Deze tegenwerping heeft eiseres niet weerlegd met de enkele suggestie dat eiseres mogelijk ondervoed was.
18. Verweerder heeft daarnaast niet ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat haar verklaringen over de wijze waarop zij Zambia is ontvlucht ongeloofwaardig zijn. Verweerder heeft daartoe overwogen dat het vreemd is dat een onbekende oude man haar zou hebben geholpen bij de uitreis en dat zij deze persoon daarin vertrouwde. Eiseres heeft niet kunnen verklaren wie deze oude man precies is, wat zijn relatie tot tante [naam 3] is en hoe hij erin is geslaagd om voor haar aan officiële reisdocumenten te komen. De stelling van eiseres dat zij de man vertrouwde vanwege telefonische instructies van tante [naam 3] , roept des te meer de vraag op waarom eiseres niet meer over hem kan vertellen. De rechtbank gaat voorbij aan de uiteenzetting hierover eerst in de gronden van beroep, aangezien niet valt in te zien dat eiseres hierover niet eerder heeft kunnen verklaren.
19. De verwijzing van eiseres naar algemene informatie over mensenhandel in Zambia doet niet af aan de genoemde tegenwerpingen van verweerder over het individuele relaas van eiseres.
20.
Verweerder heeft dan ook niet ten onrechte geconcludeerd dat eiseres ongeloofwaardig heeft verklaard over haar problemen in Zambia. Op basis van die ongeloofwaardige verklaringen is niet aannemelijk geworden dat eiseres gegronde vrees heeft om bij terugkeer te worden blootgesteld aan een onmenselijke behandeling. Aldus is niet gebleken van de noodzaak van bescherming door de autoriteiten, zodat de rechtbank niet toekomt aan de vraag of dergelijke bescherming voor eiseres in Zambia beschikbaar is.
Artikel 31, vijfde lid, van de Vw
21. Eiseres heeft gewezen op het bepaalde in artikel 31, vijfde lid, van de Vw. Uit die bepaling volgt dat eerdere blootstelling aan vervolging of ernstige schade een duidelijke aanwijzing vormt voor gegronde vrees voor het reële risico om hieraan opnieuw te worden blootgesteld. De rechtbank is van oordeel dat deze bepaling niet op eiseres van toepassing is. Immers is niet aannemelijk geworden dat eiseres eerder is blootgesteld aan vervolging of ernstige schade.
Niet onverwijld gemeld
22. Eiseres heeft in beroep niets aangevoerd tegen het verwijt dat zij zich niet onverwijld heeft gemeld voor het doen van een asielaanvraag.
23. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres dan ook terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Reguliere verblijfsvergunning
24. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte niet is overgegaan tot het ambtshalve verlenen van een reguliere verblijfsvergunning op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, Vw. Eiseres maakt aanspraak op verblijf in Nederland bij haar tante [naam 3] op grond van artikel 8 van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De rechtbank gaat hieraan voorbij, omdat eiseres deze aanspraak niet onderbouwt.
Conclusie
25. Het beroep is ongegrond.
23. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, voorzitter, en mr. K.M. de Jager en mr. M.Z.B. Sterk, leden, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 28 maart 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BD2687.
5.Verslag eerste gehoor p. 7
6.Verslag nader gehoor p. 12
7.Verslag nader gehoor p. 4
8.Verslag nader gehoor p. 5