ECLI:NL:RBDHA:2017:12850

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2017
Publicatiedatum
8 november 2017
Zaaknummer
16/26825
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Zambiaanse eiseres met bijzondere individuele omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 september 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Zambiaanse eiseres, die samen met haar zus naar Nederland was gekomen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze was door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een eerdere zitting op 13 april 2017 en een vervolg op 17 augustus 2017. Eiseres heeft verklaard dat zij en haar zus in hun thuisland ernstig zijn mishandeld en seksueel misbruikt, wat heeft geleid tot een ernstige traumatisering. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende rekening is gehouden met de bijzondere omstandigheden van eiseres, waaronder haar psychische problemen en de invloed daarvan op haar verklaringen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet zonder meer aan eiseres kan tegenwerpen dat zij vage en summiere verklaringen heeft afgelegd, zonder rekening te houden met haar trauma. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen, waarbij de asielaanvragen van de zussen in samenhang moeten worden beoordeeld. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 990,- voor rechtsbijstand.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 16/26825

uitspraak van de meervoudige kamer van 21 september 2017 in de zaak tussen

[naam 1], eiseres,
gemachtigde mr. C.G. Matze,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
gemachtigden mr. N.H.T. Jansen en mr. V.A.M.W. ‘t Hoen.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 25 oktober 2016 (het bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De behandeling van het beroep door de enkelvoudige kamer heeft plaatsgevonden op 13 april 2017. Eiseres is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.H.T. Jansen. Als tolk is verschenen J. van Ravensteijn.
Bij brief van 21 april 2017 heeft de rechtbank aan partijen medegedeeld dat het beroep verder zal worden behandeld door de meervoudige kamer.
De behandeling van het beroep door de meervoudige kamer heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2017. Het beroep van eiseres is gezamenlijk behandeld met het beroep van haar zus [naam 2] (AWB 16/29612). Eiseres is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. V.A.M.W. ’t Hoen. Als tolk is verschenen L. Totosashvili. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Eiseres is geboren op [geboortedatum] en bezit de Zambiaanse nationaliteit. In mei 2015 is zij samen met haar zus [naam 2] met een visum voor kort verblijf naar Nederland gereisd. Referent is de tante van de zussen die sinds 2010 in Nederland verblijft. Op 12 augustus 2015 heeft eiseres een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Eiseres heeft aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. De ouders van eiseres zijn overleden. Eiseres en haar zus zijn bij een nicht van hun moeder en diens man opgegroeid. Deze mensen waren niet goed voor hen. Lang geleden is eiseres verkracht door een familielid, maar de politie wilde haar aangifte niet in behandeling nemen en in het ziekenhuis werd ze ook niet geholpen. Niet lang daarna is eiseres verkracht door iemand uit het dorp. Op een gegeven moment is ook de oom van eiseres haar seksueel gaan misbruiken. De zus van eiseres is 8 maanden spoorloos geweest. Na een zoekactie, door eiseres opgestart, is haar zus ver weg van huis gevonden. Ze bleek seksueel misbruikt en te werk gesteld te zijn. Nadat haar zus weer thuis was, werd ook zij door haar oom misbruikt. Uiteindelijk heeft eiseres het misbruik door de oom gemeld in het dorp. De oom is toen boos geworden en heeft de zussen uit huis gezet. Na korte tijd bij een vriendin van eiseres te hebben verbleven, belandden de zussen op straat, waar het leven nog zwaarder was. Zij konden amper aan eten komen en werden heel vaak seksueel misbruikt. Op een gegeven moment ontmoetten zij een oude man, die hen telefonisch in contact heeft gebracht met hun tante in Nederland. Deze man heeft een paspoort en een visum voor hen geregeld, zodat zij naar Nederland konden reizen. Bij terugkeer vreest eiseres dat zij weer misbruikt zal worden en dat er niemand is om haar en haar zus te beschermen.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het asielrelaas van eiseres niet geloofwaardig is, omdat zij onvoldoende concreet en samenhangend heeft verklaard. Zo is het opmerkelijk dat eiseres niets weet over het familielid door wie zij verkracht is, behalve zijn voornaam. Daarnaast is het vreemd dat de oom door wie eiseres slecht werd behandeld, wel bereid was eiseres te ondersteunen bij het doen van aangifte.
Eiseres heeft het standpunt van verweerder gemotiveerd betwist.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de kern van het geschil is of, gelet op de bijzondere omstandigheden van haar geval, aan eiseres kan worden tegengeworpen dat zij vage en summiere verklaringen heeft afgelegd.
De rechtbank stelt vervolgens vast dat in het onderhavige geval sprake is van een cumulatie van bijzondere, individuele omstandigheden. Vanaf het moment van aanmelding zijn er signalen en waarschuwingen met betrekking tot de ernstige mate van traumatisering waaraan zij lijdt. Voorafgaand aan het aanmeldgehoor op 11 augustus 2015 heeft namelijk een gesprek plaatsgevonden tussen de gehoorambtenaar en iemand van Nidos, waarbij door Nidos is aangegeven dat beide zussen zwaar getraumatiseerd zijn door gebeurtenissen uit het verleden en dat zij extreem angstig zijn. Verder waren zij door hun tante uit huis gezet. Eiseres is daarna in de beschermde opvang geplaatst. Later is gebleken, onder meer uit informatie van GGZ Drenthe “De Evenaar” van 31 maart 2016, die eiseres bij zienswijze van 21 augustus 2016 heeft overgelegd, dat er bij eiseres sprake is van een chronische posttraumatische stress-stoornis. De psychiatrische problematiek is grotendeels gerelateerd aan ingrijpende gebeurtenissen die eiseres heeft meegemaakt in het land van herkomst, aldus de psychiater en GZ-psycholoog. Daar komt bij dat de zus van eiseres ten tijde van haar asielaanvraag en het nader gehoor alleen Lala sprak. In deze taal zijn in Nederland geen tolken beschikbaar. Omdat eiseres zich verantwoordelijk voelt voor haar jongere zus heeft zij, ondanks haar eigen ervaringen en psychiatrische problematiek, opgetreden als tolk tijdens de gehoren en ook tijdens de gesprekken tussen haar zus en haar behandelaars.
Uit het FMMU-advies van 5 oktober 2015 blijkt dat eiseres kan worden gehoord, maar dat de volgende beperkingen relevant zijn. Eiseres heeft aangegeven zich het verleden niet altijd in even groot detail te herinneren. Daarnaast heeft zij aangegeven dat als zij te lang over vervelende gebeurtenissen praat, zij moeite heeft om dingen helder te blijven vertellen.
De rechtbank stelt vast dat uit het rapport van het nader gehoor van 1 en 8 maart 2017 blijkt dat met de beperkingen als bedoeld in rechtsoverweging 7 zoveel mogelijk rekening is gehouden. Uit het bestreden besluit blijkt echter niet dat er rekening is gehouden met de invloed die de bijzondere, individuele omstandigheden, zoals genoemd in rechtsoverweging 6, hebben gehad op het vermogen van eiseres om consistente, coherente en volledige verklaringen af te leggen. Verweerders standpunt dat eiseres ten tijde van het nader gehoor meerderjarig was en blijkens het FMMU rapport gehoord kon worden, is daartoe onvoldoende. Naar het oordeel van de rechtbank kon verweerder niet zonder meer aan eiseres tegenwerpen dat zij vaag en summier heeft verklaard, zonder daarbij rekening te houden met de bijzondere, individuele omstandigheden van het geval.
Voorts heeft de rechtbank bij uitspraak van vandaag het beroep van de zus van eiseres (AWB 16/29612) gegrond verklaard. Gelet op wat hiervoor is overwogen en het feit dat er een grote verwevenheid bestaat tussen de asielrelazen van de zussen, zal de rechtbank ook het beroep van eiseres gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Verweerder dient beide asielaanvragen opnieuw en in samenhang met elkaar te beoordelen, met inachtneming van zowel deze uitspraak als de uitspraak in de zaak van de zus van eiseres.
Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht en bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 990,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 1.237,50 (duizendtweehonderdzevenendertig euro en vijftig cent) te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, voorzitter, mr. M.J.L. Holierhoek en mr. C. van Boven-Hartogh, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 september 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.