Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2019 in de zaak tussen
[kind], gezamenlijk: eiseressen,
Rechtbank Den Haag
Op 7 maart 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder en de eiseressen, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. J. de Jong. Deze uitspraak volgde op een eerdere tussenuitspraak van 9 januari 2019, waarin de rechtbank had geoordeeld dat het bestreden besluit in strijd was met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank had verweerder de gelegenheid gegeven om de gebreken in het besluit te herstellen, maar verweerder heeft aangegeven hier geen gebruik van te willen maken.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek op 21 februari 2019 gesloten en is overgegaan tot een einduitspraak. In deze einduitspraak heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd en het bezwaar van eiseressen gegrond verklaard. De rechtbank heeft het primaire besluit herroepen en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit. Tevens is bepaald dat verweerder het door eiseressen betaalde griffierecht van € 170,- dient te vergoeden en is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseressen tot een bedrag van € 1.024,-.
De uitspraak is gedaan door mr. D.F. Smulders, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van der Hell, griffier, en is openbaar gemaakt op 7 maart 2019. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.