ECLI:NL:RBDHA:2019:182

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 januari 2019
Publicatiedatum
14 januari 2019
Zaaknummer
09/767258-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omkoping van politieambtenaar en bezit van vuurwapens

In deze zaak heeft de rechtbank zich gebogen over de verdachte die gedurende anderhalf jaar een politiefunctionaris heeft omgekocht via een vriend. De verdachte heeft een semi-automatisch pistool met 30 stuks munitie en een stroomstootwapen voorhanden gehad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op meerdere tijdstippen in de periode van 21 mei 2016 tot en met 31 oktober 2017, in of omstreeks Zoetermeer, een politieambtenaar heeft omgekocht door hem giften en beloftes te doen. Dit gebeurde met het oogmerk om de ambtenaar te bewegen in zijn functie iets te doen of na te laten, met name het doorgeven van vertrouwelijke informatie uit politiesystemen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de langdurige periode van omkoping in aanmerking genomen, evenals de impact op het vertrouwen in de politie. De verdachte heeft ook een semi-automatisch pistool en een stroomstootwapen voorhanden gehad, wat een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid met zich meebrengt. De rechtbank heeft de verdachte voor deze feiten ook een gevangenisstraf opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank [plaats]

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/767258-17
Datum uitspraak: 18 januari 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank [plaats] heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 6 februari 2018 (regie) en ter terechtzitting van 10 en 11 december 2018 en 18 januari 2019 (inhoudelijke behandeling en sluiting onderzoek ter terechtzitting).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D.M. van Gosen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.G. Cantarella naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na nadere omschrijving van de tenlastelegging ter terechtzitting van 6 februari 2018 - tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 mei 2016 tot en met 31 oktober 2017 te Zoetermeer en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een politieambtenaar, werkzaam bij de [politie] , eenheid [plaats] (een) gift(en) en/of (een) belofte(n) heeft gedaan en/of (een) dienst(en) heeft verleend en/of aangeboden, te weten een of meer geldbedragen, althans enige gift en/of belofte en/of dienst,
* met het oogmerk om die ambtenaar te bewegen in zijn bediening als ambtenaar,
iets te doen of na te laten en/of
* ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door die ambtenaar in zijn huidige
en/of vroegere bediening als ambtenaar, in strijd met zijn plicht is gedaan
en/of nagelaten,
te weten het doorgeven aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) van informatie uit een of meer politiesyste(e)m(en) en/of opsporingsonderzoek(en)
te weten een- of meermalen informatie met betrekking tot en/of afkomstig uit en/of ten behoeve van:
-(ZD [naam 1] ) [naam 1] en/of
-(ZD [naam 2] ) [naam 2] en/of
-(ZD bevragingen) [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] (geboren [geboortejaar] ) en/of [naam 6] (geboren [geboortejaar] ) en/of [naam 7] en/of [naam 8] en/of [naam 9] en/of een pand aan de [adres] en/of [naam 10] en/of [naam 11] en/of [naam 12] en/of [naam 13] en/of [naam 14] en/of [naam 15] en/of
-één of meer kentekens;
2.
hij op of omstreeks 31 oktober 2017 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, een of meer wapens van categorie III, te weten een semi automatisch pistool (merk Jericho, model 941 F), en/of munitie van categorie III, te weten 30 stuks pistoolmunitie (merk CBC, kaliber 9 MM Luger), voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 31 oktober 2017 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, (een) wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten een stroomstootwapen (merk Newin, model BOElectric) waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
Op 19 juni 2017 is het strafrechtelijk onderzoek onder de naam “ [onderzoeksnaam] ” opgestart waarin onderzoek werd gedaan naar het lekken van vertrouwelijke politie-informatie door [medeverdachte 1] (hierna ook te noemen: [medeverdachte 1] ) aan [medeverdachte 2] (hierna ook te noemen: [medeverdachte 2] ) en in een aantal gevallen ook aan de verdachte (hierna te noemen: [verdachte] ).
[medeverdachte 1] was in de periode voorafgaand aan zijn aanhouding op 31 oktober 2017 werkzaam als brigadier van politie bij de Eenheid [plaats] , [team] . [2] Tot september 2016 was hij werkzaam bij het bureau [plaats] . [3] [medeverdachte 1] is aldus in de tenlastegelegde periode aan te merken als een ambtenaar in de zin van artikel 84 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
[medeverdachte 1] had in zijn hoedanigheid van politieambtenaar toegang tot vertrouwelijke politie-informatie. Op hem rustte uit hoofde van zijn functie op grond van artikel 7 lid 1 van de Wet politiegegevens een geheimhoudingsplicht ten aanzien van politiegegevens.
[medeverdachte 2] ging vanaf de zomer van 2016 regelmatig vissen met [medeverdachte 1] en wist dat [medeverdachte 1] bij de politie werkte. [4] [verdachte] was een vismaat van [medeverdachte 2] en wist van [medeverdachte 2] van de mogelijkheid om via een politieambtenaar, politie-informatie te krijgen. [5]
[medeverdachte 1] zocht in de politie-systemen informatie op - onder andere - door invoering van de zogenaamde “KENO-sleutel” van een persoon. Dit zijn de eerste vier letters van de achternaam, de eerste voorletter en het tweecijferig geboortejaar. Deze politie-systemen betroffen onder andere de Basisvoorziening Informatie-Integraal Bevragen (BVI-IB), Bluespot, Zoeken in formulieren (ZIF) en Summ-IT. [6]
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze feiten op grond van de gebezigde bewijsmiddelen zoals in de noten genoemd als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvragen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde met uitzondering van de naam [naam 5] . Op haar specifieke standpunten zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Op de specifieke (bewijs)verweren wordt hierna – voor zover relevant – nader op ingegaan.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
3.4.1
Opbouw
De rechtbank zal hierna eerst de bewijsmiddelen die in het dossier aanwezig zijn voor de verschillende bevragingen in de politiesystemen uiteenzetten. Ook zal de rechtbank hieraan - indien noodzakelijk - tussenconclusies verbinden. Onder kopje 3.4.3 zal de rechtbank vervolgens ingaan op de vraag wat deze bewijsmiddelen in combinatie met de bewijsmiddelen uit het zaaksdossier “Bonnetjes/Betalingen” opleveren en of, en zo ja in hoeverre, het tenlastegelegde feit bewezen kan worden verklaard en waarom.
3.4.2
Bevragingen
3.4.2.1 [naam 1] [7]
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [medeverdachte 1] in de politiesystemen, blijkt dat [medeverdachte 1] op 1 november 2016 om 15:27:51 uur de KENO-sleutel van [naam 1] in Summ-It heeft ingevoerd en dat hij via ‘zoeken en speuren’ heeft gekeken of deze KENO-sleutel in Summ-It onderzoeken voorkwam. Vervolgens heeft [medeverdachte 1] op 1 november 2016 om 15:29:07 uur de KENO-sleutel van [naam 1] in BVI-IB ingevoerd en deze in Bluespot en SKDB bekeken. Daarna heeft [medeverdachte 1] dezelfde KENO-sleutel gebruikt in Bluespot en informatie over deze persoon opgevraagd. [8]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij [naam 1] heeft nagetrokken in de politiesystemen. [9]
[verdachte] heeft verklaard dat hij [naam 1] heeft laten opvragen in de politiesystemen via [medeverdachte 2] . [10]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] de naam ‘ [naam 1] ’ op verzoek van [verdachte] , via [medeverdachte 2] heeft bevraagd in diverse politiesystemen.
3.4.2.2 [naam 2] [11]
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [medeverdachte 1] in de politiesystemen, blijkt dat [medeverdachte 1] op 5 november 2016 via BVI-IB, Bluespot en Summ-It, informatie over [naam 2] heeft opgezocht. [12]
Op 21 februari 2017 heeft in de woning van [naam 2] , een doorzoeking plaatsgevonden. Hierbij is een papier [13] aangetroffen, waarop een aantal gegevens stonden over [naam 2] . Bij eerste bestudering van het papier leek het op een soort bevraging van de gegevens uit de politiesystemen over [naam 2] . [14]
De informatie op het in de woning van [naam 2] aangetroffen briefje, bevatte exact dezelfde informatie als de informatie die [medeverdachte 1] in de systemen had opgevraagd. [15]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij het handschrift op het handgeschreven briefje, dat in de woning van [naam 2] is aangetroffen, herkent als zijn handschrift. Hij heeft verklaard dat [medeverdachte 2] hem om de desbetreffende informatie heeft gevraagd en dat hij het briefje ook aan [medeverdachte 2] heeft gegeven. [16] [verdachte] heeft verklaard dat hij [naam 2] heeft laten bevragen via [medeverdachte 2] . [17]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] de naam ‘ [naam 2] ’ op verzoek van [verdachte] , via [medeverdachte 2] heeft bevraagd in diverse politiesystemen.
3.4.2.3 [verdachte] [18]
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [medeverdachte 1] in de politiesystemen, blijkt dat [medeverdachte 1] op 21 mei 2016 de KENO-sleutel behorend bij [verdachte] heeft bevraagd in diverse politiesystemen. Op 9 en 29 augustus 2016, 13 oktober 2016, 5 november 2016, 12 januari 2017 en 9 maart 2017 heeft [medeverdachte 1] dit ook gedaan. [19]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij [verdachte] meerdere malen heeft bevraagd. [20] Verder heeft hij verklaard dat hij dit niet uit eigen initiatief deed. [21] [medeverdachte 2] heeft hem tijdens het vissen eens gevraagd om [verdachte] te bevragen. De vraag was wat [verdachte] zoal deed, in BVH en Summ-It; wat hij op zijn kerfstok had. [22]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] hem had gevraagd of hij [verdachte] moest opzoeken en dat hij toen ja heeft gezegd. [23]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] diverse malen [verdachte] heeft bevraagd in de politiesystemen.
3.4.2.4 [naam 8] en [naam 7]
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [medeverdachte 1] in de politiesystemen, blijkt dat hij op 28 juni 2016 op de postcode en het huisnummer zoekt van het adres waar [naam 8] staat ingeschreven en doorklikt op diens KENO-sleutel. Ook op 1 juli 2016, 31 augustus 2016 en 5 september 2016 zoekt [medeverdachte 1] op informatie betreffende [naam 8] . Op 24 juli 2017 en 27 september 2017 zoekt [medeverdachte 1] op kenteken [kenteken] welk voertuig op naam staat van [naam 8] . [24]
Op 31 oktober 2017 is het voertuig van [verdachte] doorzocht en zijn enkele papieren met handgeschreven teksten aangetroffen, waaronder een papiertje met daarop [naam 7] , [kenteken] , [adres] ”. [25] Kenteken [kenteken] staat op naam van [naam 8] . [26] Met [naam 7] blijkt [naam 8] te worden bedoeld, die de roepnaam [voornaam] heeft. [27] Op [naam 7] is niet afzonderlijk gezocht. [naam 8] is een contact van [verdachte] . [28]
[naam 8] is als verdachte aangehouden en verhoord en zijn telefoon is in beslag genomen en onderzocht. In zijn telefoon zijn onder meer de volgende contacten gevonden: [verdachte] , “ [bijnaam] ” (met een telefoonnummer behorend bij [naam 4] ), “ [voornaam] ” (met een telefoonnummer behorend bij [naam 16] ), “ [voornaam] ” (met een telefoonnummer behorend bij [naam 17] ) en “ [voornaam] ” (met een telefoonnummer behorend bij [naam 10] ). [29] [naam 8] heeft verklaard dat hij zichzelf en [naam 4] via [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) heeft laten natrekken bij de politie. [30]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij [naam 8] op verzoek van [medeverdachte 2] heeft geraadpleegd in de politiesystemen. [31] [verdachte] heeft verklaard dat hij [naam 8] via [medeverdachte 2] heeft laten bevragen in de politiesystemen. [32]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] de naam ‘ [naam 8] ’ op verzoek van [verdachte] , via [medeverdachte 2] heeft bevraagd in diverse politiesystemen. Op [naam 7] is niet afzonderlijk gezocht.
3.4.2.5 [naam 6] (geboren [geboortejaar] ), [naam 18] (geboren [geboortejaar] ) en [naam 9]
Uit onderzoek in de logging gegevens van [medeverdachte 1] is gebleken dat hij op 9 augustus 2016 heeft gezocht op de KENO-sleutels [naam 6] en [naam 18] in BVI-IB. Vervolgens werden beide [namen] in Bluespot ingevoerd en bevraagd in Summ-It. [medeverdachte 1] bleek te hebben gezocht op [naam 6] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en [naam 6] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] . Deze personen kwamen in meerdere rechercheonderzoeken voor, waaronder onderzoek [onderzoeksnaam] (waar ook [medeverdachte 2] in voor kwam). [33]
Op 4 november 2016 heeft [medeverdachte 1] eveneens zoekslagen uitgevoerd op [naam 6] , geboren in [geboortejaar] . [34] Verder blijkt dat [medeverdachte 1] ook op 11 juli 2017 het adres [adres] heeft ingevoerd en het adres in GBA, Bluespot en PSHV heeft bekeken. Van hieruit heeft hij doorgeklikt op [naam 6] [geboortejaar] en heeft hij hem bekeken in Bluespot, RDW en het GBA en heeft hij een mutatie geopend. [35]
Op 26, 27 en 28 augustus 2016 heeft [medeverdachte 1] [naam 9] bevraagd in de politiesystemen. Op 27 augustus 2016 heeft [medeverdachte 1] de KENO-sleutel van [naam 9] in meerdere systemen ingevoerd, waardoor hij zicht kon krijgen op eventuele landelijke rechercheonderzoeken waar [naam 9] bij betrokken was. Ook voerde hij kenteken [kenteken] in van een voertuig dat op naam staat van [naam 9] . Uit een mutatie blijkt dat [naam 19] (dochter van [naam 6] ) op 18 augustus 2016 heeft verklaard dat haar vader “even weg was omdat er een onderzoek naar hem liep”. [36]
Op een iPad die op 31 oktober 2017 bij de doorzoeking in de woning van [verdachte] in beslag is genomen, is een foto van een handgeschreven brief aangetroffen. In de brief stond veel informatie over [naam 9] . [37]
[medeverdachte 1] heeft op de vraag hoe vaak hij [medeverdachte 2] informatie heeft gegeven over [naam 6] , geantwoord dat dat ging over die dochter omdat [naam 6] het niet eens was met haar relatie. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij heeft bekeken met wie zij een relatie had, te weten [naam 9] en dat hij die informatie aan [medeverdachte 2] heeft gegeven. [38] Ook heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij wist dat [verdachte] [naam 6] had bevraagd. [39]
[verdachte] heeft bij de politie verklaard dat er problemen waren met de dochter van [naam 6] . De dochter ging met een foute relatie om en daar is [verdachte] ook wel bij betrokken geweest. Dat kan een reden zijn dat hij daarom belang had bij informatie. [40] [verdachte] heeft verder verklaard dat het briefje dat is aangetroffen op zijn iPad ziet op de tweede keer dat hij [naam 9] liet bevragen. De eerste keer kwam [verdachte] erachter dat hij via [medeverdachte 2] informatie uit politiesystemen kon krijgen. [41]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] de namen ‘ [naam 6] (geboren [geboortejaar] )’, ‘ [naam 6] (geboren [geboortejaar] )’ en ‘ [naam 9] ’ op verzoek van [verdachte] , via [medeverdachte 2] heeft bevraagd in diverse politiesystemen.
3.4.2.6 V. [naam 4] en een pand aan de [adres]
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [medeverdachte 1] in de politiesystemen, blijkt dat [medeverdachte 1] informatie over een adres [adres] , een kenteken [kenteken] en de naam [naam 4] op 26 juli 2017 heeft opgevraagd en bekeken. [42]
Op 31 oktober 2017 is het voertuig van [verdachte] doorzocht en zijn enkele papieren met handgeschreven teksten aangetroffen. Op één van deze papieren stond (politie)informatie over het adres [adres] , over een kenteken [kenteken] en over [naam 4] . [43]
[naam 8] heeft verklaard dat hij [naam 4] via [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) heeft laten natrekken bij de politie. [44]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij genoemde informatie heeft opgezocht voor [medeverdachte 2] en dat hij de informatie ook naar buiten heeft gebracht. [45] Het briefje is van hem maar het is niet zijn echte handschrift, hij heeft bewust zijn handschrift aangepast. Hij heeft het briefje aan [medeverdachte 2] gegeven. [46]
[verdachte] heeft verklaard dat hij de informatie over [naam 4] aan [medeverdachte 2] heeft gevraagd en dat hij het handgeschreven briefje met opschrift “ [adres] ” met daarop de geschreven politie-informatie over [naam 4] , van [medeverdachte 2] had gekregen. [47]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] de naam ‘ [naam 4] ’ en het adres ‘ [adres] ’ op verzoek van [verdachte] , via [medeverdachte 2] heeft bevraagd in diverse politiesystemen.
3.4.2.7 [naam 12]
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [medeverdachte 1] in de politiesystemen, blijkt dat hij op 8 december 2016, 16 januari 2017, 11 juli 2017 en 10 september 2017 in diverse politiesystemen (Summ-It, Bluespot, BVI-IB en BVH Core) heeft gezocht naar informatie betrekking hebbend op [naam 12] . [48]
In de iPhone van [medeverdachte 1] , die tijdens de doorzoeking in diens woning op 31 oktober 2017 in beslag is genomen, is een notitie (die was verwijderd maar kon worden teruggehaald) met de datum 10 september 2017 aangetroffen met daarin opgenomen politie-informatie die betrekking bleek te hebben op [naam 12] . In de notitie stond onder meer dat er geen onderzoek liep en dat hij niet werd getapt. [49]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] hem een keer heeft gevraagd om [naam 12] te bekijken in de politiesystemen en dat hij de informatie ook aan [medeverdachte 2] heeft verstrekt. [50]
[verdachte] heeft verklaard dat de naam [naam 12] hem niets meer zegt, maar dat hij deze persoon ongetwijfeld heeft laten bevragen. [51]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] de naam ‘ [naam 12] ’ op verzoek van [verdachte] , via [medeverdachte 2] , heeft bevraagd in diverse politiesystemen.
3.4.2.8 [naam 13] , [naam 14] en [naam 15]
Uit onderzoek naar de logginggegevens van de zoekvragen van [medeverdachte 1] in de politiesystemen, blijkt dat [medeverdachte 1] op 18 september 2017 [naam 13] , [naam 14] en [naam 15] heeft opgevraagd en bekeken.
Op 31 oktober 2017 heeft in de woning van [verdachte] een doorzoeking plaatsgevonden. In de woning zijn briefjes aangetroffen met handgeschreven teksten daarop. Op een geel memobriefje (hierna: briefje A) stonden de namen [naam 15] en [naam 14] ieder met een geboortedatum. Op een tweede briefje (hierna briefje: B) stonden de namen [naam 15] , [naam 14] en [naam 13] , ieder met een geboortedatum. Op een derde briefje (hierna: briefje C) stond informatie uit de politiesystemen over [naam 14] waaronder de opmerkingen “draait geen onderzoek” en “niet getapt”. Op een vierde briefje (hierna: briefje D) stond informatie uit de politiesystemen over [naam 13] waaronder de opmerkingen “geen tap, (niet 100% zeker)” en “Let op!! Alle aandacht binnenland/buitenland!!”. Op een vijfde briefje (hierna: briefje E) over [naam 15] ( [voornaam] ) (de rechtbank begrijpt dat daarmee [naam 15] wordt bedoeld) stond naast informatie uit de politiesystemen de opmerkingen “loopt niet in onderzoek” en “niet getapt!!”. [52]
De informatie die [medeverdachte 1] over [naam 13] heeft opgezocht komt overeen met de persoonsgegevens op briefje B en de politie informatie op briefje D. [53] De informatie die [medeverdachte 1] over [naam 14] heeft opgezocht komt overeen met de persoonsgegevens op briefjes A en B en de politie informatie op briefje C. [54] De informatie die [medeverdachte 1] over [naam 15] heeft opgezocht komt overeen met de persoonsgegevens op briefjes A en B en de politie informatie op briefje E. [medeverdachte 1] voerde ook eerder, namelijk op 27 januari 2017, de KENO-sleutel van [naam 15] in Summ-IT in. [55]
[medeverdachte 1] heeft verklaard – na confrontatie met de aangetroffen briefjes – dat het was zoals alle anderen keren, “Ze wilden weten of er een onderzoek liep en of ze getapt werden”. [56] [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de briefjes niet geschreven heeft, maar dat hij de informatie via WhatsApp aan [medeverdachte 2] heeft gestuurd. De informatie zal wel overgeschreven zijn, aldus [medeverdachte 1] . [57]
[verdachte] heeft verklaard dat hij deze namen heeft laten opvragen. Hij weet niet meer of hij informatie via WhatsApp heeft ontvangen of op een briefje. Hij heeft weleens informatie vanuit WhatsApp overgeschreven. [58]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] de namen ‘ [naam 13] ’, ‘ [naam 14] ’ en ‘ [naam 15] ’
op verzoek van [verdachte] , via [medeverdachte 2] , heeft bevraagd in diverse politiesystemen.
3.4.2.9 [naam 11]
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [medeverdachte 1] in de politiesystemen, blijkt dat hij op 22 september 2017 om 10:33:15 in BVH Core de achternaam [naam 11] in combinatie met geslacht “man” invoerde en van hieruit door de persoonsgegevens van personen die voldeden aan deze zoekcriteria is gegaan. [59] Op genoemde datum om 14:04:13 uur heeft [medeverdachte 1] de KENO-sleutel [naam 11] ingevoerd en heeft hij politiegegevens over deze persoon geraadpleegd. [60] had geen registraties bij de Eenheid [plaats] .
Op een iPad die op 31 oktober 2017 bij de doorzoeking in de woning van [verdachte] in beslag is genomen, is een foto aangetroffen van een stuk papier. Op het stukje papier stond het kenteken [kenteken] en de naam [naam 11] , geboren [geboortedatum] , geschreven. [61]
In de iPhone van [medeverdachte 1] , die tijdens de doorzoeking in diens woning op 31 oktober 2017 in beslag is genomen, is een notitie (die was verwijderd maar kon worden teruggehaald) met de datum 22 september 2017 aangetroffen met daarin opgenomen politie-informatie over [naam 11] . [62]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij [naam 11] voor [medeverdachte 2] heeft bevraagd en dat hij de informatie per WhatsApp naar [medeverdachte 2] heeft gestuurd. [63]
[verdachte] heeft verklaard dat hij de gegevens met betrekking van [naam 11] van iemand heeft gekregen om hem te laten bevragen. [64]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] de naam ‘ [naam 11] ’ op verzoek van [verdachte] , via [medeverdachte 2] heeft bevraagd in diverse politiesystemen.
3.4.2.10 [naam 10]
Uit onderzoek in de logging gegevens Van [medeverdachte 1] is gebleken dat hij op 28 september 2017 in BVH-Core, de achternaam “ [naam 10] ” heeft bevraagd. Vervolgens heeft hij in Bluespot de KENO-sleutel “ [naam 10] ”, behorende bij [naam 10] , geboren [geboortedatum] ingevoerd. In het voertuig van [verdachte] is op 31 oktober 2017 een briefje aangetroffen met daarop de handgeschreven tekst: “ [naam 10] [geboortedatum] ”. Dit komt overeen met de hiervoor genoemde bevraging door [medeverdachte 1] . [65]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij [naam 10] heeft bevraagd en dat hij de politie-informatie heeft geleverd aan [medeverdachte 2] . [66]
[verdachte] heeft verklaard dat hij deze persoon waarschijnlijk door [medeverdachte 2] heeft laten opvragen. Anders lag het briefje niet in zijn auto. [67]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] de naam ‘ [naam 10] ’ op verzoek van [verdachte] , via [medeverdachte 2] heeft bevraagd in diverse politiesystemen.
3.4.2.11 [naam 5]
Uit onderzoek in de logging gegevens Van [medeverdachte 1] is gebleken dat hij op 19 juli 2017 politie-informatie heeft opgezocht over [naam 5] . Op 21 oktober 2017 om 09:07 uur heeft [medeverdachte 1] het adres [adres] in BV-IB ingevoerd en heeft hij een registratie van een verslag van binnentreden op genoemd adres bekeken. Op genoemd adres is op
17 oktober 2017 binnengetreden naar aanleiding van een anonieme melding dat daar een hennepkwekerij zou zijn. In het verslag van binnentreden stonden geen namen van personen vermeld. Op de dag van bovenstaande bevraging door [medeverdachte 1] , op 21 oktober 2017 omstreeks 12:00 uur, kwam [naam 5] , geboren op [geboortedatum] , zich melden aan het politiebureau Ypenburg-Leidschenveen om te vragen waarom de politie was binnengetreden in zijn woning aan de [adres] .
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij het adres [adres] in oktober heeft nagekeken. [medeverdachte 2] vroeg hem of die jongen zou worden aangehouden. [medeverdachte 1] heeft toen gezegd dat die jongen niet zou worden aangehouden. [medeverdachte 1] zou er € 150,- voor krijgen van [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 2] heeft op 1 november 2017 als volgt verklaard: “Vorige keer was de politie een woning binnengevallen. Er lag alleen een brief. De mensen wilden weten wat er was gebeurd. Toen heb ik aan [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) gevraagd of hij op het adres kon kijken.”
Tussenconclusie
Gelet op de door [medeverdachte 2] omschreven gang van zaken, kort nadat [naam 5] zich aan het politiebureau meldde, gaat de rechtbank er vanuit dat [medeverdachte 2] hier verklaarde over [naam 5] en het adres [adres] . De verklaring die [medeverdachte 2] op een later moment heeft afgelegd, inhoudende dat hij de naam [naam 5] en het adres [adres] niet kent, zal de rechtbank dan ook als niet aannemelijk terzijde schuiven. Uit het voorgaande volgt dan ook dat [medeverdachte 1] de naam ‘ [naam 5] ’ op verzoek van [medeverdachte 2] heeft bevraagd in de politiesystemen.
3.4.3
Omkoping [68]
Juridisch kader
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is geweest van - kort gezegd - omkoping van een (politie)ambtenaar is het volgende van belang. De wetgever heeft er bewust voor gekozen geen criterium te verbinden aan de aard of hoogte van de belofte, gift of dienst. Van het aannemen van een gift is sprake als het betreffende voordeel feitelijk in de macht van de ambtenaar geraakt en van het aannemen van een belofte is sprake als het aanbod is aanvaard. Het aanbieden van geld valt onder het doen van een belofte. Voorts moet er sprake van zijn dat de ambtenaar wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de gift/belofte/dienst werd aangeboden of gedaan om hem iets te laten doen of na te laten in de uitoefening van zijn bediening. Degene die een ambtenaar de gift/belofte/dienst aanbiedt of doet moet daarmee het oogmerk hebben gehad om de ambtenaar iets te laten doen of nalaten in zijn bediening, dan wel dat deze dit doet of nalaat als gevolg van de gift/belofte/dienst. Daarbij komt dat in een situatie waarin in een zekere periode een ambtenaar een aantal giften en/of beloften zijn aangeboden of gedaan en deze in dezelfde periode in een aantal gevallen heeft gehandeld in strijd met zijn ambtsplicht het niet noodzakelijk is dat één op één een verband wordt aangetoond tussen een specifieke gift of belofte en een specifiek handelen in strijd met de ambtsplicht (ECLI:NL:HR:2006:AW3584). Er hoeft derhalve niet voor elke schending een directe gift of belofte te worden bewezen. Dat kan anders zijn indien er in die periode voor bepaalde schendingen van de ambtsplicht duidelijke contra indicaties zijn dat deze zijn gedaan in het kader van de ontvangen giften/beloften.
Onderhavige casus
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat [medeverdachte 1] meermalen vertrouwelijke politie-informatie uit de politiesystemen heeft gelekt aan [medeverdachte 2] en dat [medeverdachte 2] deze informatie doorgaf aan [verdachte] of aan anderen dan wel dat hij deze informatie voor zichzelf nodig had.
[medeverdachte 1] heeft over de aanloop verklaard dat hij [medeverdachte 2] heeft leren kennen tijdens het vissen en dat op enig moment ter sprake kwam dat de informatie die [medeverdachte 1] had geld kon opleveren. [medeverdachte 1] heeft hierover verklaard dat “ [medeverdachte 2] zoiets [zei] van "kun jij een kentekentje doen voor 300". Dan zeg ik "ben je gek". En dan doe ik dat toch een keer.” [69] Er is tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] vervolgens meermalen gesproken over geld en over hoeveel geld informatie waard was in het criminele milieu. Er is op enig moment besproken dat een kenteken 300 euro “zou doen” en dat een persoon 500 euro zou kunnen opleveren. [70] [medeverdachte 1] heeft voorts meermalen verklaard dat zijn motivatie voor het lekken van informatie “de extra centjes” waren en dat [medeverdachte 2] hem beloofde geld te zullen betalen voor de informatie. [71] [medeverdachte 1] ging er daarbij van uit dat [medeverdachte 2] samenwerkte met één of meer anderen, waaronder [verdachte] . [72] [medeverdachte 1] heeft verder nog over de naam [naam 5] (zie hiervoor onder 3.4.2.11) verklaard dat hij hiervoor 150 euro zou krijgen.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij “dingen” door [medeverdachte 1] kon laten nakijken. Hij gaf via de WhatsApp of een handgeschreven briefje namen en/of kentekens aan [medeverdachte 1] en kreeg dan politie-informatie terug. [73] Hij heeft meerdere malen met [medeverdachte 1] over het betalen voor die informatie gesproken. Het ging om 100 euro voor een adres of 300 euro voor een kenteken. [74] Hij hield er zelf 100, 200 of 300 euro aan over; dat “verschilde per persoon”. [75] [medeverdachte 2] heeft verder verklaard dat “iemand” iets aan hem vroeg en dat hij dat dan vroeg aan [medeverdachte 1] “en hij tikt het in. Zo klaar.” Hij zou daar [medeverdachte 1] voor moeten betalen. [76] Getuige [getuige] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] “[van de daken] schreeuwde” dat hij mensen kon natrekken bij de politie voor 400 of 500 euro. [77] Uit het tapgesprek tussen [medeverdachte 2] en zijn vriendin [naam 20] van [geboortedatum] volgt verder dat [medeverdachte 2] geïrriteerd is als [medeverdachte 1] met vakantie is, want “Dat is normaal toch ook gewoon inkomen.” [78]
[verdachte] heeft verklaard dat hij de politie-informatie bij [medeverdachte 2] opvroeg, voor zichzelf en voor anderen. Het ging volgens [verdachte] om 500 euro per bevraging. Hij gaf 400 euro aan [medeverdachte 2] en hield zelf 100 euro. Hij ging ervan uit dat [medeverdachte 2] 300 euro doorbetaalde aan “die [medeverdachte 1] ”. Hij vroeg alleen informatie op bij [medeverdachte 2] . [79]
Uit diverse tapgesprekken blijkt voorts dat er vele malen door [medeverdachte 2] wordt gesproken over het feit dat hij geld moet ophalen bij [verdachte] en dat hij geld van hem heeft gekregen. [80]
Modus operandi
Uit bovengenoemde bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor onder 3.4.2 is opgenomen volgt een duidelijke modus operandi. Op verzoek van anderen, waaronder [verdachte] , vroeg [medeverdachte 2] informatie over namen, adressen en/of kentekens, geschreven op briefjes of via WhatsApp, aan [medeverdachte 1] . Deze raadpleegde vervolgens verschillende politiesystemen en gaf de gevraagde informatie, bijvoorbeeld of er getapt werd en of er verder wat bekend was over politiebemoeienis, over deze namen, adressen en/of kentekens weer aan [medeverdachte 2] wederom via WhatsApp of op handgeschreven briefjes. [medeverdachte 2] gaf de informatie van [medeverdachte 1] door aan degenen die de informatie bij hem opvroegen en werd daarvoor betaald.
Beloften
Voorts volgt uit bovenstaande dat er tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gesproken is over geld dat door [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] zou worden gegeven in ruil voor de politie-informatie die [medeverdachte 2] voor anderen, waaronder [verdachte] , wilde hebben. Dit geld is dus in het vooruitzicht gesteld met als doel de politie-informatie te verkrijgen. Dit was ook de drijfveer voor [medeverdachte 1] ; hij schond zijn ambtsplicht voor de “extra centjes”. In die gevallen dat [medeverdachte 2] informatie opvroeg voor [verdachte] was tussen hen beide de afspraak dat [verdachte] aan [medeverdachte 2] geld betaalde en dat [medeverdachte 2] de informatie opvroeg bij [medeverdachte 1] waarna [medeverdachte 2] de verkregen informatie weer doorgaf aan [verdachte] . [verdachte] ging er daarbij vanuit dat [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] zijn deel van het geld gaf. Zij werkten dus nauw samen om de politie-informatie van [medeverdachte 1] te verkrijgen. Aldus stelt de rechtbank vast dat er minst genomen beloften, immers het aanbieden van geld, zijn gedaan door [medeverdachte 2] , samen met anderen waaronder [verdachte] , aan [medeverdachte 1] .
De vraag die voorts aan de rechtbank voorligt, is of er ook daadwerkelijk geld is betaald aan [medeverdachte 1] .
Giften
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ontkennen dat er ooit daadwerkelijk geld is betaald door [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] . [verdachte] ging daar weliswaar van uit, maar hij weet niet of er daadwerkelijk geld aan [medeverdachte 1] is betaald.
Voor de beantwoording van de vraag of er geld is betaald aan [medeverdachte 1] is allereerst relevant dat in de telefoon van [medeverdachte 1] een verwijderde notitie is aangetroffen gedateerd 8 september 2016 die luidt:
"Yo mattie. Gister gezeur met de vrouw man. Lag op de bank toen ik je appje kreeg over die 600. Dus ze vroeg zich af waarom ik 600 kreeg. Ja daar kon ik geen verhaal van maken behalve dat ik jou een tijd geleden geld hebt geleend en dat ik het nu terug kreeg. Ze werd gek. Geloofde het niet en wist zeker dat ik met iets bezig was wat niet goed was. Hele avond gezeik gehad en praten, praten en praten. Enigszins goed geluld maar ze is er nog niet van overtuigt. Ik doe vandaag nog wel effe die laatste maar daarna ga ik effe onder de radar. Heb de laatste 2 maanden zoveel bekeken dat ik ook niet ongelimiteerd kan blijven checken. Ergens schuilt toch een beetje de angst op gepakt te worden. De grote mannen weten in ieder geval voorlopig hoe de vlag erbij hangt toch? Hoop dat je het een beetje begrijpt. Jullie moeten sowieso weten dat ik echt NOOIT van mijn leven jullie namen zal zeggen en de namen die ik heb bekeken. De namen zijn volledig veilig bij mij. Geloof me.....!!! Niemand hoeft bang te zijn dat er info van mij los komt. Ik kom vanmiddag effe die laatste brengen uit mijn werk. Dat geld komt dan morgen of in het weekend wel. Kan ik in ieder geval die 600 ontvangen vanmiddag.” [81]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat deze notitie een bericht was voor [medeverdachte 2] . [82] Hij heeft daarbij verklaard dat hij het bericht nooit heeft verzonden en dat het allemaal onzin was.
De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte 1] volstrekt onaannemelijk. De notitie komt de rechtbank, in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, te weten de afspraken over geld, het veelvuldig lekken van informatie waarbij soms briefjes moesten worden gebracht, zeer waarheidsgetrouw voor. Niet valt in te zien waarom de stukken in de notitie die gaan over het geld, namelijk dat hij een WhatsAppje ontving dat hij “600” zou krijgen, dat hij dat ‘vanmiddag’ wilde hebben en dat de rest van het geld ‘morgen of in het weekend’ wel zou komen, zou hebben verzonnen. Ook blijkt nergens uit deze notitie dat hij die avond niet naar buiten zou hebben willen komen. Of de notitie uiteindelijk wel of niet is verzonden aan [medeverdachte 2] is daarbij niet relevant.
Uit deze notitie leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] een WhatsApp-bericht kreeg van [medeverdachte 2] dat hij 600 euro kon krijgen en dat [medeverdachte 1] dat die middag wilde hebben. Het geld dat hij voor een andere bevraging zou krijgen, zou morgen of dat weekend “wel komen”. Uit de toon en de inhoud van de notitie leidt de rechtbank voorts af dat [medeverdachte 1] er vanuit ging dat hij het geld gewoon zou krijgen. Uit de notitie blijkt op geen enkele wijze dat [medeverdachte 2] alleen geld beloofde maar nooit daadwerkelijk betaalde.
Daarbij zijn in het dossier diverse afgeluisterde gesprekken aanwezig die erop duiden dat er geld is betaald aan [medeverdachte 1] . Op 17 juli 2017 belt [medeverdachte 2] met [naam 20] waarin hij zegt: “Moet ik [medeverdachte 1] niet teleurstellen, moet ik weer wachten op [verdachte] .” [83] Op
20 juli 2017 belt [medeverdachte 2] met zijn moeder en daarin zegt [medeverdachte 2] “Nu is die man weer terug en die kwam gisteren al halen en heb ik die agent betaald”. [84] [medeverdachte 2] heeft voorts op 13 september 2017 een sms-bericht naar [naam 21] gestuurd inhoudende: “Laat me weten [voornaam] Hahah ik moet ook betalen voor dit toch maar niet over een week pas toch heb gezegd voor morgen middag xx”. [85] Op
25 september 2017 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [medeverdachte 2] en zijn moeder in de auto waarbij [medeverdachte 2] op enig moment zegt: “Kijk maar, niet dat je denk dat ik een grapje maak. (…)...Uhh, ik zeg kom je zo ntv bij het [bedrijf] wacht dat is hem niet ....uhh, hij app me zo als hij thuis is, ik weet niet hoe laat. Dus ik zeg, kom je langs. En hij zegt, ja ik kom als ik bij mijn maat ben geweest pik. Maar dat is voor dat geld zeg maar wat ik stuurde en kan ik zo langsrijden [bijnaam] kan ik zeggen auto, want ik moet [medeverdachte 1] ook betalen en laat die zijn auto open weet je wel. Snap je.” [86]
Dat, zoals de verdediging heeft aangevoerd, [medeverdachte 2] hier alleen maar deed aan “grootspraak” en dat hij steeds zou hebben gelogen, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Niet valt in te zien waarom [medeverdachte 2] zowel tegen zijn moeder, als tegen zijn vriendin als tegen iemand die hem betaalde voor informatie zou moeten liegen over het feit dat hij de agent, i.e. [medeverdachte 1] , moest betalen. Bovendien past de inhoud van de gesprekken bij de overige bewijsmiddelen. Zo is [medeverdachte 1] de dag voordat [medeverdachte 2] het telefoongesprek voerde met zijn moeder dat “die gisteren kwam halen en heb ik die agent betaald”, bij [medeverdachte 2] geweest. [87] Daarbij heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij met [medeverdachte 2] een werkwijze had afgesproken over de betalingen; [medeverdachte 2] zou het geld dat hij [medeverdachte 1] zou betalen in de auto van [medeverdachte 1] in een schoen of op de achterbank leggen. [medeverdachte 1] moest daarvoor zijn auto openlaten. [88] Dat past precies bij het tapgesprek waarin [medeverdachte 2] zegt dat hij “ [medeverdachte 1] ” moet betalen en dat deze zijn auto zou openlaten. Bovendien past de inhoud van deze gesprekken bij de inhoud van de hiervoor genoemde verwijderde notitie.
Tot slot merkt de rechtbank nog op dat het ook volstrekt oninvoelbaar is dat [medeverdachte 1] , die naar eigen zeggen het extra geld als motivatie had om zijn ambtsgeheim te schenden, meer dan een jaar informatie zou lekken enkel en alleen omdat hij graag vrienden wilde worden en blijven met [medeverdachte 2] zonder dat daarvoor, ondanks vele beloftes daartoe, geld werd betaald. Daarbij komt dat zijn verklaring dat hij er eigenlijk steeds mee wilde stoppen en dat hij steeds minder informatie gaf, wordt weersproken door de bewijsmiddelen. Immers, uit het dossier is af te leiden dat [medeverdachte 1] nog in september 2017, een maand voor zijn aanhouding, zeer uitgebreide informatie (zoals: “Let op: alle aandacht binnen- en buitenland!!” en “superheet”) lekte aan [medeverdachte 2] en [verdachte] (ten aanzien van de namen [naam 13] en [naam 22] ).
Conclusie
De rechtbank komt tot het oordeel dat, al het voorgaande in aanmerking genomen, er naast de reeds vastgestelde beloften, ook daadwerkelijk geld is betaald door [medeverdachte 2] , samen met anderen, waaronder [verdachte] , aan [medeverdachte 1] met het doel om hem te bewegen vertrouwelijke politie-informatie met hen te delen en dat [medeverdachte 1] , terwijl hij dat wist, naast het accepteren van de beloften, ook geld heeft aangenomen. Derhalve is sprake van passieve omkoping door [medeverdachte 1] en actieve omkoping door [verdachte] en [medeverdachte 2] . Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat over de gehele periode van mei 2016 tot en met oktober 2017 sprake is geweest van giften/beloften. Voor de bevragingen die zijn gedaan volgens de hiervoor geschetste modus operandi is duidelijk dat deze zijn gedaan in het kader van de ontvangen giften/beloften Dat niet exact duidelijk is voor welke gegevens welke gift/belofte is gedaan is, gelet op het geschetste wettelijk kader, niet noodzakelijk.
Dit geldt ook voor de bevraging van de naam [verdachte] . Deze naam is op verzoek van [medeverdachte 2] bevraagd in de systemen door [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] had deze informatie niet voor zichzelf nodig en uit de vele tapgesprekken over geld dat [medeverdachte 2] van [verdachte] zou krijgen en de geschetste modus operandi kan het niet anders zijn dan dat ook deze bevraging voor [verdachte] was en dat deze bevraging in het kader van de giften/beloften is gedaan.
Uit de beschikbare bewijsmiddelen valt niet af te leiden dat [verdachte] opdracht heeft gegeven aan [medeverdachte 2] om de naam [naam 5] te bevragen. Alhoewel er enige aanknopingspunten in het dossier aanwezig zijn, zoals de familierelatie tussen [naam 5] en de familie [naam 6] , die [verdachte] wel heeft laten bevragen, is er voor het overige onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om [verdachte] aan de bevraging op deze naam te koppelen. [verdachte] wordt hiervan dan ook vrijgesproken.
Feiten 2 en 3 [89]
Bij een doorzoeking in de woning van [verdachte] aan de [adres] zijn op 31 oktober 2017 een semi-automatisch pistool met 30 stuks bijbehorende pistoolmunitie en een stroomstootwapen aangetroffen. [90]
Het semi-automatische pistool en de bijbehorende munitie zijn onderzocht door een materiedeskundige wapens, munitie en explosieven, waarbij is geconcludeerd dat het een vuurwapen betreft in de zin van artikel 1 onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie, en dat de aangetroffen patronen munitie betreft in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2, lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie. [91]
Het stroomstootwapen is eveneens onderzocht door een materiedeskundige wapens, munitie en explosieven, waarbij is geconcludeerd dat het een stroomstootwapen betreft in de zin van artikel 2 lid 1 categorie II sub 5 van de Wet wapens en munitie. [92]
[verdachte] heeft ter terechtzitting bekend dat het stroomstootwapen van hem is en verklaard dat hij het semi-automatische pistool met munitie voor iemand in bewaring had. [93]
De raadsman heeft met verwijzing naar een uitspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2010:BN7725) betoogd dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van feit 2 omdat hij niet de beschikkingsmacht heeft gehad over het semi-automatische pistool met de bijbehorende munitie nu hij het wapen slechts voor een ander in bewaring heeft gehad. De rechtbank verwerpt dit verweer. Zelfs al zou [verdachte] het wapen voor een ander in bewaring hebben gehad – welke stelling overigens op geen enkele wijze is onderbouwd – dan nog heeft hij de volledige beschikkingsmacht over dit wapen gehad. Hij kon met het wapen doen wat hij wilde, zoals weggooien, verstoppen, meenemen of verkopen. Daarmee heeft hij het semi-automatische wapen en de bijbehorende munitie voorhanden gehad als bedoeld in artikel 26 van de Wet wapens en munitie.
In het door de raadsman aangehaalde arrest was overigens sprake van een niet vergelijkbare situatie. In die casus was sprake van het zeer kortstondig vasthouden van een vuurwapen door de verdachte in aanwezigheid van de eigenaar van dat wapen. Bovendien heeft de Hoge Raad in die zaak het arrest van het gerechtshof niet gecasseerd omdat verdachte niet de beschikkingsmacht over het wapen zou hebben gehad, hetgeen ook helemaal niet vereist is voor het enkele voorhanden hebben, maar omdat uit de bewezenverklaring niet zonder meer kon volgen dat verdachte "tezamen en in vereniging met een ander" het wapen en de munitie voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht de feiten 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 21 mei 2016 tot en met 31 oktober 2017 te Zoetermeer en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens een politieambtenaar, werkzaam bij de [politie] , eenheid [plaats] een gift en een belofte heeft gedaan, te weten (van) een geldbedrag,
* met het oogmerk om die ambtenaar te bewegen in zijn bediening als ambtenaar,
iets te doen
te weten het doorgeven aan
eenmededader van informatie uit een of meer politiesyste(e)m(en) en/of opsporingsonderzoek(en)
te weten informatie met betrekking tot en ten behoeve van:
- [naam 1] en
- [naam 2] en
- [naam 3] en V. [naam 4] en [naam 6] (geboren [geboortejaar] ) en [naam 6] (geboren [geboortejaar] ) en [naam 8] en [naam 9] en een pand aan de [adres] en [naam 10] en [naam 11] en [naam 12] en [naam 13] en [naam 14] en [naam 15] en
- kentekens;
2.
hij op 31 oktober 2017 te Zoetermeer, een wapen van categorie III, te weten een semi automatisch pistool (merk Jericho, model 941 F), en munitie van categorie III, te weten 30 stuks pistoolmunitie (merk CBC, kaliber 9 MM Luger), voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 31 oktober 2017 te Zoetermeer, een wapen van categorie II onder 5°, te weten een stroomstootwapen (merk Newin, model BOElectric) waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft erop gewezen dat de laatste veroordeling van de verdachte inmiddels meer dan vijf jaar oud is en het recidiverisico derhalve laag lijkt te zijn. De raadsman heeft er voorts op gewezen dat de verdachte beschikt over werk en huisvesting en dat hij sinds zijn schorsing niet meer in aanraking is geweest met politie en justitie. De raadsman heeft verzocht om de verdachte niet te veroordelen tot een gevangenisstraf langer dan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en heeft hiertoe gewezen op - volgens de raadsman - vergelijkbare zaken, waarin een aanzienlijk lagere straf is opgelegd dan gevorderd door de officier van justitie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Omkoping
De verdachte heeft gedurende een periode van anderhalf jaar via een vriend een politiefunctionaris omgekocht. Op verzoek van de verdachte heeft [medeverdachte 2] tien keer bevragingen laten doen in politiesystemen. Het was en is voor iedereen volstrekt duidelijk dat dat geheime informatie is die niet gedeeld mag worden met anderen. Het ging met name om het verstrekken van informatie over de criminele contacten van de verdachte, en meer in het bijzonder of er een onderzoek van de politie op hen liep en of er getapt werd in die onderzoeken. Slechts door de aanhouding van de verdachte en zijn medeverdachten is er een einde gekomen aan het foute gedrag van de verdachte.
Hoewel het de medeverdachte politiefunctionaris is die door zich om te laten kopen het vertrouwen in en het aanzien van de politie ernstig heeft geschaad, en daarmee de integriteit van de politie als geheel in diskrediet heeft gebracht, heeft de verdachte daarin een belangrijke rol gespeeld. Doordat hij om informatie bleef vragen, is de politiefunctionaris door blijven gaan met het verstrekken van vertrouwelijke informatie. En kennelijk heeft hij in zijn omgeving ook lopen verkondigen dat hij personen kon laten natrekken tegen betaling. In die rol heeft de verdachte, voornamelijk om er zelf financieel beter van te worden, meegewerkt aan het schenden van het vertrouwen dat de burger in de politie moet kunnen stellen. Niet is gebleken dat de verdachte daadwerkelijk inzicht heeft in het laakbare van zijn gedragingen. Zoals hij zelf zegt: “ik zag een mogelijkheid en daar heb ik gebruik van gemaakt”.
De aard en ernst van de feiten en de langdurige periode waarbinnen het strafbare handelen zich heeft afgespeeld maken dat alleen een gevangenisstraf een passende straf is, niet alleen om de verdachte voor zijn handelen af te straffen, maar ook als signaal naar anderen die menen of denken dat zij door omkoping van een ambtenaar er zelf beter van kunnen worden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte in 2013 is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf vanwege een geweldsdelict.
Omstandigheden die in het voordeel van verdachte zouden moeten meewegen bij het bepalen van de hoogte van de straf ziet de rechtbank niet.
De door de verdediging genoemde uitspraken zijn voorts totaal niet vergelijkbaar met deze zaak. In die zaken ging het ofwel om een vrij korte periode waarin de strafbare gedragingen zijn gepleegd ofwel om aanzienlijk minder bevragingen/lekken dan in deze zaak ofwel om de omkoping van een gemeenteambtenaar en niet om een politiefunctionaris. Juist de bijzondere positie van een politiefunctionaris en de negatieve uitstraling op het gehele politiekorps rechtsvaardigen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank laat ten slotte niet onvermeld dat bij wetswijziging van 1 januari 2015 het strafmaximum van de artikelen 177 en 363 van het Wetboek van strafrecht is verhoogd van vier naar zes jaar gevangenisstraf. Deze wetswijziging onderschrijft hoe zwaar aan dit soort delicten wordt getild.
De rechtbank zal voor de ambtelijke omkoping een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien maanden opleggen.
Voorhanden hebben wapen en munitie
Verdachte heeft daarnaast een semi-automatisch pistool met 30 stuks munitie en een stroomstootwapen voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens brengt in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en veroorzaakt een gevoel van onveiligheid in de maatschappij. Door te handelen zoals hij heeft gedaan, heeft de verdachte daaraan bijgedragen. Voor het voorhanden hebben van de wapens zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Totale straf
Concluderend zal de rechtbank, zoals ook is geëist, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zestien maanden opleggen.

7.De inbeslaggenomen goederen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) onder 1 tot en met 5 genummerde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1 tot en met 5 genummerde voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36 b, 36c, 47, 57 en 177 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van een ambtenaar een gift of belofte doen met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening iets te doen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
16 (zestien) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 1 tot en met 5 genummerde voorwerpen, te weten: 1 stk wapen (veerdruk), 1 stk stroomstootwapen (Boelectric), 50 stk patroon (MFS 9 mm), 1 stk pistool (Jericho) inclusief 2 patroonmagazijnen en 30 stk patroon.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P. Verbeek, voorzitter,
mr. M.P.M. Loos, rechter,
mr. R.E. Perquin, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N. de Jong, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 januari 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s betreft dit - tenzij anders vermeld - de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 2017-177268 / Zaaksdossier “ [onderzoeksnaam] ” en eerste vervolg van Team Opsporing ( [plaats] ) (doorgenummerd blz. 1 t/m 435).
2.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 1.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 31 oktober 2017, blz. 271.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , blz. 310.
5.Persoonsdossier [verdachte] , proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 14 november 2017, blz. 132.
6.Algemeen Dossier, proces-verbaal relaas, blz. 14.
7.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 2017-177268 / Zaaksdossier “ [naam 1] ” en eerste vervolg van Team Opsporing ( [plaats] ) (doorgenummerd blz. 1 t/m 208).
8.Proces-verbaal van bevindingen bevragingen [medeverdachte 1] op [naam 1] , blz. 6.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 1 november 2017, blz. 129.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 14 november 2017, blz. 194.
11.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 2017-177268 / Zaaksdossier “ [naam 2] ” en eerste vervolg van Team Opsporing ( [plaats] ) (doorgenummerd blz. 1 t/m 118).
12.Proces-verbaal bevindingen [naam 2] , blz. 61 en 62.
13.Geschrift, te weten een kopie van een papier met handgeschreven tekst, blz. 58.
14.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 55.
15.Proces-verbaal van bevindingen [naam 2] , blz. 63.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 13 november 2017, blz. 79.
17.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 14 november 2017, blz. 99.
18.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 2017-177268 / Zaaksdossier “bevragingen”, eerste en tweede vervolg van Team Opsporing ( [plaats] ) (doorgenummerd blz. 1 t/m 998).
19.Proces-verbaal van bevindingen zoekslagen [medeverdachte 1] op [naam 3] , blz. 28-35.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 31 oktober 2017, blz. 432.
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 14 november 2017, blz. 850.
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 31 oktober 2017, blz. 434.
23.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 13 november 2017, blz. 986.
24.Proces-verbaal bevindingen zoekslagen [medeverdachte 1] , blz. 375 en 376.
25.Proces-verbaal bevindingen aantreffen briefjes voertuig [verdachte] : [naam 8] en [naam 4] , blz. 569 en 570.
26.Proces-verbaal bevindingen zoekslagen [medeverdachte 1] , blz. 376.
27.Proces-verbaal bevindingen aantreffen briefjes voertuig [verdachte] : [naam 8] en [naam 4] , blz. 570.
28.Proces-verbaal bevindingen zoekslagen [medeverdachte 1] , blz. 377.
29.Proces-verbaal van bevindingen telefoon [naam 8] , blz. 739-741.
30.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 8] d.d. 9 november 2017, blz. 633.
31.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d.1 november 2017, blz. 449.
32.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 14 november 2017, blz. 947.
33.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 143 en 144.
34.Zaaksdossier “Bonnetjes/Betalingen”, proces-verbaal bevindingen, blz. 405.
35.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 311.
36.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 304-310.
37.Proces-verbaal onderzoek IPad ( [verdachte] ), blz. 717.
38.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 31 oktober 2017, blz. 435.
39.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 5 december 2017, blz. 878.
40.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 31 oktober 2017, blz. 500.
41.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 7 december 2017, blz. 953-954.
42.Proces-verbaal bevindingen zoekslagen [medeverdachte 1] , blz. 377.
43.Proces-verbaal bevindingen aantreffen briefjes voertuig [verdachte] : [naam 8] en [naam 4] , blz. 569 en 570.
44.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 8] d.d. 9 november 2017, blz. 633.
45.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 31 oktober 2017, blz. 436.
46.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 1 november 2017, blz. 447.
47.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 14 november 2017, blz. 942.
48.Proces-verbaal bevragingen rondom [naam 12] , blz. 755-759.
49.Proces-verbaal bevindingen notities telefoon [medeverdachte 1] : [naam 12] , blz. 807.
50.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 10 januari 2018, blz. 909.
51.Verklaring verdachte [verdachte] ter terechtzitting d.d. 10 december 2018.
52.Proces-verbaal handgeschreven briefjes met politie-informatie in beslag genomen bij [verdachte] , blz. 785-787.
53.Proces-verbaal handgeschreven briefjes met politie-informatie in beslag genomen bij [verdachte] , blz. 789-790.
54.Proces-verbaal handgeschreven briefjes met politie-informatie in beslag genomen bij [verdachte] , blz. 788.
55.Proces-verbaal handgeschreven briefjes met politie-informatie in beslag genomen bij [verdachte] , blz. 790-791.
56.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 14 november 2017, blz. 856-857.
57.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 14 november 2017, blz. 908.
58.Verklaring verdachte [verdachte] ter terechtzitting d.d. 10 december 2018.
59.Proces-verbaal van bevindingen loggegevens [naam 11] , blz. 722.
60.Proces-verbaal van bevindingen loggegevens [naam 11] , blz. 729.
61.Proces-verbaal onderzoek IPad ( [verdachte] ), blz. 717.
62.Proces-verbaal bevindingen notities telefoon [medeverdachte 1] : [naam 11] , blz. 810.
63.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 10 januari 2018, blz. 906.
64.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 7 december 2017, blz. 953.
65.Proces-verbaal [naam 10] , blz. 655.
66.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 14 november 2017, blz. 857.
67.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 14 november 2017, blz. 945.
68.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit - tenzij anders vermeld - de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 2017-177628 / Zaaksdossier “bonnetjes/betalingen”, eerste vervolg en tweede vervolg, van Team Opsporing ( [plaats] ) (doorgenummerd blz. 1 t/m 692).
69.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 31 oktober 2017, blz. 221.
70.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 31 oktober 2017, blz. 221.
71.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 1 november 2017, blz. 238 en proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 13 november 2017, blz. 553.
72.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 10 januari 2015 blz. 600.
73.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 1 november 2017, blz. 264-265.
74.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 1 november 2017, blz. 265.
75.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 1 november 2017, blz. 267.
76.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 13 november 2017, blz. 658.
77.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , blz. 520.
78.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek [medeverdachte 2] met [naam 20] , d.d. 8 augustus 2017 te 12.26 uur blz. 109.
79.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 14 november 2017, blz. 646.
80.Geschriften, te weten een uitgeschreven tapgesprek [medeverdachte 2] en [naam 23] d.d. 17 juli 2017 om 12.25 blz. 94, tapgesprek [medeverdachte 2] en [naam 23] d.d. 17 juli 2017 om 12.37 uur blz. 95, tapgesprek [medeverdachte 2] en [naam 23] d.d. 20 juli 2017 om 12.11 uur blz. 101, tapgesprek [medeverdachte 2] met [naam 20] d.d. 26 juli 2017 te 11.23 uur blz. 126.
81.Proces-verbaal ‘notitie telefoon [medeverdachte 1] ’ met bijlage, blz. 536-538.
82.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 10 januari 2018, blz. 601.
83.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek tussen [medeverdachte 2] en [naam 20] op 17 juli 2017 te 09.02 uur, blz. 92.
84.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek [medeverdachte 2] met [naam 23] d.d. 20 juli 2017 te 12.11 uur, blz. 101.
85.Zaaksdossier “ [naam 21] ”, een geschrift, te weten een sms-bericht [medeverdachte 2] met nr. [telefoonnummer] , blz. 112.
86.Een geschrift, te weten een uitgeschreven OVC gesprek d.d. 25 september 2017, blz. 408.
87.Een geschrift, te weten een uitgeschreven tapgesprek [medeverdachte 1] met onbekende vrouw d.d. 19 juli 2017 te 20.50 uur, blz. 99.
88.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 14 november 2017, blz. 572.
89.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 2017-177628 / Zaaksdossier “Wapen” en eerste vervolg van Team Opsporing ( [plaats] ) (doorgenummerd blz. 1 t/m 20).
90.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 10 en 11.
91.Proces-verbaal Wapens Munitie en Explosieven d.d. 31 oktober 2017, blz. 6-9.
92.Proces-verbaal Wapens Munitie en Explosieven d.d. 31 oktober 2017, blz. 4-5.
93.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 10 december 2018.