ECLI:NL:HR:2010:BN7725
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Medeplegen van voorhanden hebben van een vuurwapen met gegronde bewijsklacht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 november 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1987, was in cassatie gegaan tegen een eerdere veroordeling voor het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen. De zaak was eerder behandeld door het Gerechtshof, dat op 21 november 2008 een arrest had gewezen. De Hoge Raad oordeelde dat de bewijsvoering niet voldoende was om te concluderen dat de verdachte in bewuste en nauwe samenwerking met een mededader het vuurwapen voorhanden had gehad. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak voor zover deze betrekking had op het onder 2 bewezenverklaarde feit en de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling.
De verdachte had in de periode van februari 2006 tot en met 25 maart 2006 samen met een ander een pistool, dat oorspronkelijk een alarmpistool was, voorhanden gehad. De bewijsvoering bestond uit verschillende proces-verbalen van politie en verklaringen van de verdachte en medeverdachten. De Hoge Raad concludeerde dat uit de bewijsvoering niet kon worden afgeleid dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de mededader, wat noodzakelijk is voor de bewezenverklaring van het medeplegen.
De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof. De Hoge Raad volgde deze conclusie en verwerpt het beroep voor het overige. Dit arrest benadrukt het belang van voldoende bewijs voor de vaststelling van medeplegen in strafzaken.