ECLI:NL:RBDHA:2019:174
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- J.M. Vink
- P. Lahman
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot erkenning van vaderschap en inschrijving in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 januari 2019 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van verzoeker, die de erkenning van zijn vaderschap over het kind [X] wilde laten vastleggen in de Nederlandse registers. Verzoeker, die de Nederlandse nationaliteit heeft, stelde dat hij de vader is van [X], geboren op [geboortedatum] 1996 in Ghana. Hij heeft verschillende documenten overgelegd, waaronder een geboorteakte en verklaringen van de moeder en het kind, waarin wordt gesteld dat hij als vader moet worden erkend. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de overgelegde documenten niet voldoende bewijs leveren voor een rechtsgeldige erkenning volgens Ghanees recht. De geboorteakte vermeldt verzoeker als vader, maar er ontbreekt een informant, en de akte is niet gelegaliseerd door de Ghanese autoriteiten. De rechtbank concludeert dat er geen rechtsgeldige erkenning is vastgesteld en wijst het verzoek af. De beslissing is genomen door rechter mr. J.M. Vink, bijgestaan door griffier P. Lahman, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.