ECLI:NL:RBDHA:2019:174

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2019
Publicatiedatum
11 januari 2019
Zaaknummer
C/09/556703 / FA RK 18-5159
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot erkenning van vaderschap en inschrijving in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 januari 2019 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van verzoeker, die de erkenning van zijn vaderschap over het kind [X] wilde laten vastleggen in de Nederlandse registers. Verzoeker, die de Nederlandse nationaliteit heeft, stelde dat hij de vader is van [X], geboren op [geboortedatum] 1996 in Ghana. Hij heeft verschillende documenten overgelegd, waaronder een geboorteakte en verklaringen van de moeder en het kind, waarin wordt gesteld dat hij als vader moet worden erkend. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de overgelegde documenten niet voldoende bewijs leveren voor een rechtsgeldige erkenning volgens Ghanees recht. De geboorteakte vermeldt verzoeker als vader, maar er ontbreekt een informant, en de akte is niet gelegaliseerd door de Ghanese autoriteiten. De rechtbank concludeert dat er geen rechtsgeldige erkenning is vastgesteld en wijst het verzoek af. De beslissing is genomen door rechter mr. J.M. Vink, bijgestaan door griffier P. Lahman, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 18-5159
Zaaknummer: C/09/556703
Datum beschikking: 14 januari 2019 (bij vervroeging)

Beschikking op het op 11 juli 2018 ingekomen verzoekschrift van:

[Y] ,

verzoeker,
wonende te [woonplaats X] ,
advocaat mr. D. Vurdelja te 's-Gravenhage.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[X] ,

hierna: [X] ,
wonende te [woonplaats X] , Ghana,

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag,

zetelend te Den Haag,
de ambtenaar.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief van 22 augustus 2018 van de ambtenaar;
- de brief van 24 september 2018 van de zijde van verzoeker;
- de brief van 5 oktober 2018 van de ambtenaar.
Op 7 januari 2019 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoeker, bijgestaan door mr. S. Şeker, waarnemend voor mr. D. Vurdelja, alsmede de ambtenaar in de persoon van mevrouw [naam ambtenaar] Van de zijde van verzoeker zijn nadere stukken overgelegd, waaronder een kopie van een instemmingsverklaring van [X] .

Verzoek en verweer

Verzoeker heeft verzocht:
een verklaring voor recht af te geven dat de buiten Nederland opgemaakte akte van erkenning, betreffende de erkenning van [X] door verzoeker op [datum erkenning] 1997, overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door de bevoegde instantie is opgemaakt en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand;
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag te gelasten de geboorteakte van [X] in te schrijven in het register van geboorten van de gemeente Den Haag en te gelasten dat de ambtenaar een latere vermelding van de erkenning aan de nog in te schrijven geboorteakte van [X] toevoegt;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De ambtenaar heeft verweer gevoerd tegen het verzochte, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Feiten

Uit [moeder van X] is geboren het volgende kind:
 [X] op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats X] , Ghana.
Verzoeker heeft de Nederlandse nationaliteit.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu verzoeker in Nederland woont, heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht op grond van artikel 3 aanhef en onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
De verzoeken zijn gebaseerd op de artikelen 1:26 t/m 26b van het Burgerlijk Wetboek, zodat Nederlands recht van toepassing is.
Inhoudelijke beoordeling
Ter terechtzitting heeft verzoeker aangegeven dat hij met het verzochte wenst te bereiken dat [X] het Nederlanderschap verkrijgt.
Verzoeker heeft gesteld dat hij de vader is van [X] . Ter onderbouwing van zijn stelling heeft hij de volgende stukken overgelegd:
 een “Birth Certificate” betreffende [X] van [datum erkenning] 1997 met verzoeker als vader, zonder vermelding van een “informant”;
 een “Certified copy of entry in register of births” betreffende [X] van 14 juli 2016;
 een “Certified copy of entry in register of births” betreffende [X] van 27 juni 2017;
 twee verklaringen van [moeder van X] , respectievelijk van 30 augustus 2017 en 3 oktober 2017, waarin zij onder meer verklaart dat zij abusievelijk als “informant” is opgenomen in de vernieuwde geboorteakte van [X] in plaats van verzoeker;
 een verklaring van [X] van 19 december 2017, waarin zij verklaart dat zij de biologische dochter is van verzoeker en dat hij de “informant” is van haar geboorte.
Blijkens informatie uit de digitale kennisbank “VIND Burgerzaken” gebeurt in Ghana erkenning door:
de man in een gezamenlijke verklaring van de moeder en de man ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand bij de aangifte van geboorte of op een later tijdstip; dat wil zeggen dat uit de geboorteakte duidelijk blijkt dat de man die als vader vermeld is, dat ook als zodanig ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand heeft verklaard.
een krachtens gewoonterecht (performance of customary ceremony) door de man afgelegde verklaring dat hij de vader van het kind is.
Verzoeker heeft gesteld dat hij op 30 augustus 2017 een verklaring heeft afgelegd in de voorgeschreven vorm waarin hij erkent de vader van [X] te zijn en dat hij [X] hiermee volgens het recht van Ghana rechtsgeldig heeft erkend. Daarnaast heeft verzoeker gesteld dat hij in oktober 1997 tezamen met de moeder ten overstaan van de Registrar aangifte heeft gedaan van de geboorte van [X] en dat hij daarbij de samen met de moeder heeft getekend.
De ambtenaar heeft verweer gevoerd tegen het verzochte, stellende dat door verzoeker niet is aangetoond dat sprake is van een naar Ghanees recht rechtsgeldig tot stand gekomen erkenning. De enkele vermelding van verzoeker als vader in de geboorteakte is volgens de ambtenaar onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van een rechtsgeldig tot stand gekomen juridische afstammingsrelatie tussen verzoeker en [X] , welke relatie in Nederland gelijkgesteld wordt met een erkenning.
De rechtbank volgt de ambtenaar in zijn verweer. De rechtbank stelt voorop dat uit de Nederlandse rechtspraak volgt dat het enkele feit dat naar Ghanees recht een man in een geboorteakte als de vader van een kind staat vermeld, niet voldoende is om aan te nemen dat tussen die man en het kind een familierechtelijke betrekking bestaat die op één lijn gesteld kan worden met een familierechtelijke betrekking, welke naar Nederlands recht ontstaat als gevolg van de erkenning door een man van een kind. In het door de man overgelegde “Birth Certificate” betreffende [X] van [datum erkenning] 1997 staat verzoeker als vader vermeld. Een informant is echter niet opgenomen. Uit het “Birth Certificate” kan dus niet worden afgeleid dat verzoeker [X] naar Ghanees recht heeft erkend. Daar komt bij dat het “Birth Certificate” niet is gelegaliseerd door het Ghanese ministerie van Buitenlandse Zaken, zodat het in feite niet bruikbaar is. De door verzoeker overgelegde “Certified copy of entry in register of births” van 14 juli 2016 en van 27 juni 2017 zijn wel gelegaliseerd, maar in deze akten staat niet verzoeker maar de moeder vermeld als informant, zodat hieruit ook niet kan worden afgeleid dat verzoeker [X] naar Ghanees recht heeft erkend. Weliswaar verklaren de moeder en [X] dat verzoeker als informant aangemerkt dient te worden, maar een officiële rectificatie van de geboorteakte is niet overlegd door verzoeker.
Nu niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een naar Ghanees recht rechtsgeldig tot stand gekomen erkenning zoals hierboven weergegeven, zal de rechtbank het verzochte afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. Vink, rechter, bijgestaan door P. Lahman als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 januari 2019.