ECLI:NL:RBDHA:2019:1480

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 februari 2019
Publicatiedatum
20 februari 2019
Zaaknummer
NL19.1546
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na intrekking bestreden besluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder. De rechtbank ontving een beroep van de eiser tegen het besluit van 18 januari 2019, waarin de aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft vervolgens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op 11 februari 2019 heeft de staatssecretaris echter medegedeeld dat het bestreden besluit werd ingetrokken en dat de asielaanvraag van eiser in behandeling zou worden genomen. Hierop heeft de gemachtigde van eiser het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om een veroordeling van de staatssecretaris in de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, een bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten als het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeert echter dat de staatssecretaris niet is tegemoetgekomen aan de eisen van artikel 8:75a, omdat de intrekking van het bestreden besluit op andere gronden is geschied dan die door eiser zijn aangevoerd. Daarom ziet de rechtbank geen aanleiding om de staatssecretaris in de proceskosten te veroordelen.

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af, en deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van mr. C.E.B. Davis, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan en kan binnen zes weken na verzending worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL19.1546 en NL19.1547

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser tevens verzoeker

(gemachtigde: mr. A.I. Engelsman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 11 februari 2019 heeft verweerder de rechtbank medegedeeld dat het bestreden besluit wordt ingetrokken en dat eisers asielaanvraag in behandeling zal worden genomen.
Bij digitaal bericht van 11 februari 2019 heeft de gemachtigde van eiser het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en heeft de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank, tevens de voorzieningenrechter, doet op grond van artikel 8:54, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb bepaalt dat ingeval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Een dergelijk verzoek moet tegelijk met de intrekking van het beroep gedaan worden.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb sprake is indien het bestuur het door de indiener van het beroepschrift gewenste besluit geheel of gedeeltelijk neemt, tenzij dit besluit kennelijk is genomen op andere gronden dan de indiener van het beroepschrift heeft aangevoerd. De rechtbank wijst in dit verband op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
5 oktober 2000 (ECLI:NL:RVS:2000:AB0009).
3. Verweerder heeft aan de rechtbank medegedeeld dat de reden waarom het bestreden besluit is ingetrokken gelegen is in het feit dat eiser niet binnen de termijnen zoals genoemd in artikel 29, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 604/2013 (de Dublinverordening) is overgedragen aan de autoriteiten van Italië.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet is tegemoetgekomen zoals bedoeld in artikel 8:75a van de Awb aangezien de intrekking van het bestreden besluit op andere gronden is geschied dan de gronden die eiser in het beroepschrift heeft aangevoerd. De rechtbank ziet ook anderszins geen aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten.
5. De rechtbank zal het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen afwijzen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van mr. C.E.B. Davis, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 van de Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.