ECLI:NL:RBDHA:2019:1477

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 februari 2019
Publicatiedatum
20 februari 2019
Zaaknummer
NL19.1594
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van seksuele geaardheid en eerdere procedures

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 februari 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Nigeriaanse man, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. De rechtbank heeft de aanvraag beoordeeld op basis van de Vreemdelingenwet 2000, met name artikel 31, eerste lid, en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g. Eiser had eerder, in 2015, ook een asielaanvraag ingediend die was afgewezen op basis van zijn seksuele geaardheid. Deze eerdere afwijzing werd bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Tijdens de zitting op 12 februari 2019 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn asielrelaas toegelicht. Hij heeft aangevoerd dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de verklaringen van derden die zijn seksuele geaardheid ondersteunen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris terecht twijfels had over de geloofwaardigheid van eisers seksuele geaardheid, mede gezien de inconsistenties in zijn eerdere verklaringen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de nieuwe beoordelingsrichtlijnen voor LHBTI-gerichtheid, neergelegd in de Werkinstructie 2018/9, niet wezenlijk afwijken van de eerdere richtlijnen.

De rechtbank concludeert dat eiser niet in staat is geweest om overtuigende en consistente verklaringen af te leggen over zijn seksuele geaardheid, en dat de overgelegde documenten van derden geen verandering brengen in de eerder ongeloofwaardig geachte geaardheid van eiser. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.1594

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. E.R. Hagenaars),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: drs. F. Gieskes).

ProcesverloopBij besluit van 23 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.1595, plaatsgevonden op 12 februari 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen I. Ringelé. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voorts zijn verschenen de heer [X] van LGBT Asylum support en de heer [Y] van stichting [stichting] .

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1988 en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 21 januari 2019 een asielaanvraag ingediend.
2. Eiser heeft eerder, op 15 september 2015 een asielaanvraag ingediend vanwege zijn seksuele geaardheid. Deze aanvraag is bij beschikking van 14 januari 2017 afgewezen. Het door eiser hiertegen ingestelde beroep is bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 13 februari 2017 (AWB 17/1085) ongegrond verklaard. Deze uitspraak is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 17 maart 2017 (201701489/1/V2) bevestigd.
3. Eiser heeft aan zijn huidige asielaanvraag wederom ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is.
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • de seksuele geaardheid van eiser.
Verweerder acht eisers gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Verweerder acht de gestelde seksuele geaardheid van eiser niet geloofwaardig. Verweerder verwijst daarbij onder andere naar de besluitvorming in de vorige procedure, waarbij de gestelde seksuele geaardheid ook niet geloofwaardig werd geacht en dit door de Afdeling is bevestigd.
5. Eiser voert, kort samengevat en zakelijk weergegeven, aan dat verweerder de door eiser in deze procedure overgelegde verklaringen van derden onvoldoende heeft betrokken bij de beoordeling van eisers seksuele geaardheid. Eiser heeft ruime kennis van alle organisaties waar hij bij betrokken is en de daaraan verbonden personen. Voorts voert eiser aan dat niet uit de besluitvorming blijkt dat rekening is gehouden met eisers opleidingsniveau en referentiekader. Eiser is het ook niet eens met het standpunt van verweerder, dat hij ook in deze procedure onvoldoende blijk zou hebben gegeven van zijn persoonlijke beleving en persoonlijke betekenis van zijn ervaringen. Eiser heeft hierover juist heel gepassioneerd verklaard. Ten aanzien van zijn relatie voert eiser aan dat relaties in vele gedaantes voorkomen en dat de relatie van eiser met zijn partner de vorm heeft zoals deze door eiser is omschreven.
6. De rechtbank overweegt het volgende.
6.1
Verweerder heeft eisers asielrelaas in de vorige asielprocedure aan de hand van de oude Werkinstructie 2015/9 (WI 2015/9) beoordeeld. De huidige beoordelingswijze van een gestelde LHBTI-gerichtheid is neergelegd in de WI 2018/9. De rechtbank stelt vast dat in deze nieuwe werkinstructie het zwaartepunt ligt bij de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en de persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst van de vreemdeling en hoe diens ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas, in het algemene beeld passen. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat WI 2018/9 geen blijk geeft van wezenlijk andere thema’s of wijze van bevraging. Dat het zwaartepunt bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van gestelde LHBTI-gerichtheid niet meer op het bewustwordings- en acceptatieproces ligt, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat verweerder in de huidige procedure voorbij zou moeten gaan aan het feit dat eiser daarover in de vorige procedure inconsistente en onduidelijke verklaringen heeft afgelegd, hetgeen de Afdeling in hoger beroep heeft bevestigd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verweerder met betrekking tot de geloofwaardigheid van eisers gestelde seksuele geaardheid in de vorige procedure tevens heeft laten meewegen dat eiser niet geloofwaardig heeft kunnen verklaren over zijn gestelde (seksuele) relaties met [A] en [B] .
6.2
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de overgelegde documenten van onder andere LGBT Asylum support, Wereldhuis, [belangenvereniging] Leiden en stichting [stichting] , geen verandering brengen in de eerder ongeloofwaardig geachte geaardheid van eiser. De inhoud van deze documenten komt er, kort samengevat, op neer dat de opstellers van deze verklaringen van mening zijn dat eiser homoseksueel is dan wel dat de opstellers constateren dat hij vrijwilligerswerk heeft gedaan bij Den Haag Wereldhuis, bijeenkomsten van het [belangenvereniging] bijwoont en bijeenkomsten van stichting [stichting] bezoekt.
Uit vaste jurisprudentie, onder meer de uitspraak van de Afdeling van 19 september 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3080), volgt dat voor de beantwoording van de vraag of een vreemdeling zijn gestelde seksuele gerichtheid (alsnog) aannemelijk heeft gemaakt, primair wordt gekeken naar de eigen verklaringen van de vreemdeling. Dit is onder de WI 2018/9 niet anders dan voorheen. Verklaringen van derden kunnen de gestelde homoseksuele geaardheid weliswaar nader onderbouwen, maar de geloofwaardigheid van de gestelde seksuele geaardheid van een vreemdeling kan niet slechts gestoeld worden op dergelijke verklaringen. Ook het feit dat er een gestelde partner is, is op zichzelf niet voldoende. Eiser moet in de eerste plaats zelf tegenover verweerder overtuigende verklaringen kunnen afleggen over zijn gestelde seksuele geaardheid. Nu in rechte vaststaat dat eisers eerste asielaanvraag terecht is afgewezen vanwege de wijze waarop hij over zijn gestelde homoseksuele geaardheid heeft verklaard, lag het op zijn weg om daarover in de huidige procedure alsnog helder, consistent en eenduidig te verklaren. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat hij daarin niet is geslaagd, ondanks dat hij daartoe tijdens het gehoor afdoende in de gelegenheid is gesteld.
7. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van
mr. C.E.B. Davis, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.