ECLI:NL:RBDHA:2019:14647

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 november 2019
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
C/09/565765 / HA ZA 19-3
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwproject en intentieovereenkomst: toerekenbaar tekortschieten in nakoming en schadeplicht

In deze civiele zaak, uitgesproken door de Rechtbank Den Haag op 13 november 2019, staat de vraag centraal of HET PLATFORM UTRECHT B.V. (HPU) toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van een intentieovereenkomst met BLITTA B.V. (Blitta). De zaak betreft een bouwproject waarbij partijen in november 2017 een intentieovereenkomst sloten voor de engineering, productie en montage van aluminium gevelelementen voor het project 'Platform Utrecht'. Na een periode van onderhandelingen, waarin Blitta aanzienlijke investeringen had gedaan, beëindigde HPU op 21 februari 2018 de onderhandelingen en gunde de opdracht aan een derde partij, AKS Bouw. Blitta vorderde schadevergoeding op grond van onrechtmatig handelen en toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de intentieovereenkomst.

De rechtbank oordeelde dat de intentieovereenkomst niet de verplichting inhield om tot een definitieve aannemingsovereenkomst te komen. HPU had de vrijheid om de onderhandelingen te beëindigen, vooral gezien de aanzienlijke prijsverhoging die Blitta had voorgesteld en de onduidelijkheid over de technische haalbaarheid van het project. De rechtbank concludeerde dat HPU niet onrechtmatig had gehandeld door de onderhandelingen af te breken, en wees de vorderingen van Blitta af. Blitta werd veroordeeld in de proceskosten van HPU.

De uitspraak benadrukt de juridische nuances van intentieovereenkomsten en de rechten en plichten van partijen in precontractuele fasen, waarbij de eisen van redelijkheid en billijkheid een belangrijke rol spelen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/565765 / HA ZA 19-3
Vonnis van 13 november 2019
in de zaak van
BLITTA B.V.te Venray,
eiseres,
advocaat mr. A.F.Th.M. Heutink te Gennep,
tegen
HET PLATFORM UTRECHT B.V.te Valkenburg,
gedaagde,
advocaat mr. J.B.R. Regouw te Amsterdam.
Partijen worden hierna Blitta en HPU genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 december 2018, met producties 1 t/m 21;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 t/m 3;
  • de akte wijziging/aanvulling eis en overlegging producties, met producties 22 t/m 30;
  • het proces-verbaal van de op 16 juli 2019 gehouden comparitie van partijen, met daaraan gehecht de door Blitta overgelegde pleitnota en foto’s en de door HPU overgelegde pleitnota.
1.2.
Het proces-verbaal van de comparitie van partijen is in overleg met hen buiten hun aanwezigheid opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over het proces-verbaal, voor zover het feitelijke onjuistheden betreft. Bij brief van 12 augustus 2019 zijn van de zijde van Blitta opmerkingen gemaakt over het proces-verbaal. Het proces-verbaal wordt met inachtneming van deze opmerkingen gelezen.
1.3.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Het stedelijk gebied rond station Utrecht CS wordt vernieuwd. Onderdeel van dit proces is de bouw van Het Platform, zie de afbeelding. Het Platform moet over de tramhalte van de nieuwe Uithoflijn worden gebouwd, en bestaat uit een tafelconstructie en bovenbouw. Van onderaf gezien bestaat de bovenbouw uit een laag met commerciële voorzieningen (de commerciële plint) en daarboven 202 appartementen.
2.2.
In november 2015 heeft de gemeente Utrecht de bouw van Het Platform aan HPU gegund. In de ontwikkelovereenkomst, en ook de overeenkomst van uitgifte van erfpacht, heeft de gemeente Utrecht uitdrukkelijk bedongen dat HPU de ontwikkeling en realisatie van Het Platform afstemt op de planning van de omliggende activiteiten, waaronder begrepen het Stationsplein en de aanleg van de nieuwe Uithoflijn inclusief de tramhalte.
2.3.
In mei 2016 heeft HPU Het Platform bij voorbaat aan een derde verkocht. Op grond van die koopovereenkomst is HPU gehouden Het Platform binnen een bepaalde termijn na de start van de bouw op te leveren. Overschrijding van de termijn wordt bestraft met een forse boete en daarnaast heeft de koper recht op een aanvullende schadevergoeding.
2.4.
In november 2016 is de bouw van het bus- en tramstation van start gegaan. De officiële start van de tafelconstructie is formeel aangevangen op 10 februari 2017. De contractuele opleveringsdatum van Het Platform is daardoor bepaald op 10 mei 2019. Door een vertraging van het bouwproject werd de opleveringsdatum ten tijde van de comparitie van partijen verwacht op 15 oktober 2019.
2.5.
De tafelconstructie is in opdracht van HPU gebouwd door BAM Bouw en Techniek B.V. (BAM). Oorspronkelijk was het de bedoeling dat BAM ook de bovenbouw zou maken. Het ontwerp van het gebouw was toen nog niet volledig uitgewerkt. In dat kader heeft Blitta op 1 juli 2016 een offerte (‘Offerte (v5)’) aan BAM uitgebracht voor het leveren en monteren van “Een integrale gevel oplossing, kozijnen, ramen, deuren en paneelgebieden, Uitgevoerd voor montage vanaf de verdiepingsvloeren en geschikt voor montage van benodigde gevelbepaling door onze partner Sorba”. In deze offerte is een totaalprijs opgegeven van € 6.676.500, bestaande uit een bedrag van € 4.576.500 voor de levering en montage van een integrale geveloplossing door Blitta en € 2.100.000 voor het plaatwerk van Sorba. Blitta heeft hierin diverse voorbehouden gemaakt.
2.6.
In oktober 2017 – na twee jaar onderhandelen – zijn de onderhandelingen tussen HPU en BAM over de realisatie van de bovenbouw afgebroken.
2.7.
Na enkele verkennende gesprekken in de zomer van 2017 is HPU, met instemming van BAM, rechtstreeks in onderhandeling getreden met Blitta per 22 november 2017. In deze onderhandelingen is de offerte van Blitta aan BAM van 1 juli 2016 (Offerte (v5)) tot uitgangspunt genomen.
2.8.
Op 22 november 2017 hebben Blitta en HPU een intentieovereenkomst met elkaar gesloten, waarin het volgende is opgenomen:
“ Zoals met elkaar besproken bevestigen wij hierbij de uitgesproken intentie om exclusief met elkaar, Platform Utrecht BV en Blitta bv, de aluminium gevelelementen van het project: Nieuwbouw Platform Utrecht te engineeren, produceren en monteren.
De definitieve uitvoering van de werkzaamheden zal t.z.t. worden vast gelegd in een separate overeenkomst.
De nu voorliggende (voor)-opdracht betreft slechts de engineering. Voor het verdere verloop kunnen partijen wederzijds hier geen rechten aan ontlenen anders dan de uitgesproken intentie.
Uitgangspunten
  • Platform Utrecht BV en Blitta bv zullen voor het genoemde project samenwerken op basis van gelijkwaardigheid en vertrouwen.
  • Het vroegtijdig onderkennen, oplossen en elimineren van risico’s voor alle partijen.
  • Bij doorgang project zullen de resultaten tussen partijen worden vastgelegd in een schriftelijke aannemingsovereenkomst. De bedoeling hierbij is dat Blitta t.z.t. als onderaannemer onder een nieuw te vormen bv – die als hoofdaannemer zal gaan fungeren – zal worden gebracht.
Werkwijze
ABC Nova (Het Platform Utrecht bv) en Blitta zullen gezamenlijk streven naar voor alle partijen aanvaardbare oplossingen. Hierbij gelden de volgende criteria:

technische haalbaarheid en garantie

veiligheid en risico tijdens de uitvoering

esthetische uitgangspunten

budgettaire uitgangspunten

transparantie
De resultaten van genoemde samenwerking zullen uiteindelijk vastgelegd worden in een schriftelijke overeenkomst. Levering en montage van de aluminium kozijnen en vliesgevels zal plaatsvinden op basis van doorgang werk.
De nader te bepalen hoofdaannemer – zover deze nog niet bestaat waar te nemen door Het Platform Utrecht
bv – zal Blitta bv een vooropdracht ten bedrage van € 150.000,- (excl. Btw) verstrekken voor engineeren en de verdere uitwerking van het project. Dit bedrag wordt gefactureerd in twee gelijke termijnen van elk € 75.000,- die verrekend worden met de uiteindelijke aanneemsom. De eerste termijn zal direct gefactureerd worden. De tweede termijn wordt 1e week januari gefactureerd. De betaaltermijn is 30 dagen.
Indien met Blitta bv géén overeenkomst tot stand komt, zal Blitta recht hebben op de vergoeding ter grootte van de vooropdracht, zijnde € 150.000,-. Uitgangspunt is dat partijen er naar streven uiterlijk 16 februari duidelijkheid te hebben over de definitieve aannemingsovereenkomst. Mocht er dan nog steeds geen duidelijkheid bestaan, heeft Blitta recht op een aanvullende vooropdracht welke nader overeengekomen dient te worden.
Blitta verklaart hierbij haar kennis/kunde/expertise volledig in te brengen teneinde tot een optimale gevelconstructie te komen. De gevelconstructie zal verder in bouwteamverband ontwikkeld worden.
Partijen verklaren over en weer elkaar direct en rechtstreeks te informeren omtrent details, uitgangspunten wijzigingen en dergelijke. (…)
Wij menen met deze brief de intentie en de uitgangspunten op een juiste wijze te hebben vastgelegd. (…)”
Partijen strijden in dit geding met name over de uitleg van deze overeenkomst.
2.9.
Blitta heeft de engineering conform deze (voor)-opdracht uitgevoerd. HPU heeft de overeengekomen vergoeding van in totaal € 150.000 exclusief BTW aan Blitta voldaan.
2.10.
Op 23 november 2017 vond een eerste overleg tussen HPU en Blitta plaats over de levering en montage van een integrale geveloplossing, waarbij nieuwe tekeningen werden verstrekt en een kennismaking en toelichting op de laatste stand van zaken plaatsvond. Daarna zijn er wekelijks – soms dagelijks – overleggen tussen partijen geweest.
2.11.
Op 7 december 2017 vond overleg tussen partijen (alsmede projectleider VDNDP en Hutten Metaal) plaats bij Blitta in Venray, inzake ‘opstart uitvoeringsontwerp’. De notulen van deze bespreking houden in:

2.Doel van de bijeenkomst:

Nadere kennismaking met partijen. (…) Deze bespreking is onderdeel van het proces om realisatie van het project uiterlijk bouwvak 2019 mogelijk te maken. (…)

4c: Waar staan we nu, Blitta
- Blitta heeft analyse gemaakt voor de gevels van de commerciële plint en bovenbouw. Deze analyse is middels een mail verstrekt aan Platform. (…)
4e: Waar staan we nu, Platform BV
(…)
- De voorlopige planning die op dit moment is opgesteld door Platform BV is opgesteld op basis van het start moment van Hutten Metaal.
- Startmoment van de bouw volgens deze planning: week 6-2018.
- Oplevering project is bouwvak 2019.
- belangrijke mijlpaal is het zgn. “Omklappunt” in de Openbaar Vervoer Terminal (= onderste laag). Hierbij wordt vanwege het in gebruik nemen van de trambaan het terrein om het project vanaf 10-12-2018 publieksgebied. (…)

8.Stand van zaken m.b.t. gevelsluiting:

- Blitta geeft een uitleg omtrent het plan van aanpak voor de gevels in technische zin. Hieruit wordt als eerst ingezoomd op de hoofddraagconstructie. Hieruit volgen een 3-tal opmerkingen die besproken dienen te worden in het bouwteam en vervolgens met de architect en constructeur. Deze punten zijn(…)
° 2.
2. Positie stalenkolommen – Blitta geeft aan dat in de huidige detaillering de kolommen zorgen voor een onderbreking in het gevelsysteem. Blitta geeft aan dat de kolommen 90 mm naar binnen geplaatst dienen te worden. Deze verandering heeft invloed op de hoofddraagconstructie. Dit punt dient namens Platform BV voorgelegd te worden aan de hoofdconstructeur (IMD).
° 2.
3. Hoek kolommen t.p.v. de hoekpuien – Hiervoor geldt hetzelfde als bij punt 2.
  • Indien de kolommen niet naar binnen geplaatst kunnen worden dient de gevel naar buiten geplaatst te worden. Dit heeft als gevolg dat er gekeken dient te worden naar de vergunning behorende bij het project Platform. (…)
  • Blitta heeft ook een analyse gemaakt voor de commerciële plint. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er een aantal zaken zorgen voor conflicten in de technische uitvoering van de gevel. Voorbeelden hiervan zijn:
°
Uitgangspunten is op tekening onbekend omtrent structurele gevel of gevel met klem en deklijsten.
°
Conflicten tussen gevel en staalconstructie.
°
De gevraagde overspanning in de gevels zijn niet uitvoerbaar zonder hulpstaalconstructie. Deze is op dit moment niet getekend.
°
De brandwerendheid i.c.m. de structurele gevel kunnen niet uitgevoerd worden.
  • Omdat er voor de gevels van de commerciële plint zich een aantal conflicten voordoen zal (…) VDNDP hiermee teruggaan naar de architect. (...)
  • Blitta zal voor de onderbouw een analyse maken van de staalconstructie zoals verwerkt in het TO. Midden volgende week zal Blitta deze knelpunten in de staalconstructie toelichten. (…)
  • Blitta maakt een opstelling voor de planning. Deze planning zal volgende week vrijdag 15-12-2017 besproken worden tijdens het planningsoverleg.

11.Planning op hoofdlijnen:

  • De door Platform Bouw opgestelde (voorlopige) planning gaat uit van een start productie op de bouwplaats week 2018-06 en een oplevering 2019-31 (= vlak voor de bouwvak 2019). De zaken die in deze bespreking ter tafel gekomen zijn zetten grote druk op de planning.
  • In het afgesproken planningsoverleg vrijdag 15-12-2017 zal samen met Hutten en Blitta naar de consequenties van e.e.a. worden gekeken.”
2.12.
Op 14 december 2017 vond een ‘technisch ontwerpoverleg gevel’ plaats bij Blitta in Venray. Partijen bespreken de stand van zaken ter zake van de eerder geconstateerde technische aandachts-/conflictpunten. Verder wordt ingegaan op de planning en volgorde van montage. De notulen van HPU en de notulen van Blitta van deze bespreking houden in:
Algemeen:
-
IMD coördineert als hoofdconstructeur het project.
(…)
Commerciële plint:
- (…)
-
De uitgangspunten en analyse van de staalconstructie zullen volgens het volgende tijdschema gepland worden:
°
Opgegeven doorbuigingen en belastingen zullen door Platform Bouw worden voorgelegd aan IMD. (Actie Blitta in week 51-2017 (…))
°
IMD bekijkt stukken Blitta in week 51-2017.
°
[X] geeft uitspraak in week 2-2018.
°
Uitwerken van bevindingen IMD en [X] in week 3-2018.
°
Week 4-2018 definitieve keuze in uitvoering staalconstructie en gevels commerciële plint. (opstarten engineering Blitta vanaf week 4)
Bovenbouw:
-
Tijdens het vorige overleg is aangegeven dat Blitta de hoofddraagconstructie graag 90 mm naar binnen wil plaatsen. Dit is door IMD bekeken en is niet mogelijk. De oplossing die Blitta op dit moment gaan uitwerken is dat de gevel 90 mm naar buiten zal komen.”
2.13.
Op 15 december 2017 vond een planningsoverleg plaats bij Blitta in Venray. In de notulen van HPU en in de notulen van Blitta van deze bespreking staat:

Planning:
  • Hutten Metaal heeft een planning opgesteld voor de engineering en montage van het skelet. Volgens deze planning de start van de staalconstructie voor de commerciële plint maandag week 8 in 2018.
  • Hutten Metaal geeft aan dat, indien voorzieningen voor de gevel mee moeten in de huidig geplande productie, deze voorzieningen opgegeven dienen te worden in week 2-2018. Blitta geeft aan dat dit onhaalbaar is. Afgesproken wordt, dat voorzieningen in het staal voor de gevel apart uitgewerkt worden. Deze voorzieningen zullen separaat in het werk gemonteerd gaan worden.
  • Nadat in week 4-2018 bekend is welke hulpstaalconstructie er benodigd is voor de gevel kunnen Blitta en Hutten metaal de Engineering van deze hulpconstructie oppakken.
(…)
  • Blitta heeft een planning afgegeven en verstuurd richting Hutten metaal en Platform Bouw. Deze planning komt qua startmoment en doorlooptijd niet overeen met de opgestelde planning van Platform Bouw.
  • Over zowel de engineerings- als uitvoeringsplanning zal na week 4 (bekend zijn van de hulpstaalconstructie) opnieuw overleg plaats (…) vinden.
2.14.
Ergens in de weken voor de kerstvakantie heeft [A] van HPU een gesprek gevoerd met AKS Bouw over Het Platform en de levering en montage van kozijnen en gevelbeplating.
2.15.
Op 21 december 2017 heeft een overleg plaatsgevonden tussen [B] van Blitta en [A] , waarin laatstgenoemde zijn zorgen heeft geuit over de problemen rond de staalconstructie en het tijdpad. Daarnaast heeft [A] gevraagd of hij nog kon uitgaan van een prijs van 7,3 miljoen euro. Blitta heeft dit laatste niet ontkend, maar heeft toen een paar voorbehouden gemaakt.
2.16.
Op 9 januari 2018 heeft een bespreking tussen partijen (en IMD) plaatsgehad in Utrecht. In het besprekingsverslag van Blitta is vermeld:
Commerciële plint:
  • Blitta heeft aangegeven dat om de gevel uitvoerbaar te maken op basis van de huidige gegevens alle gevels 50mm naar buiten geplaatst dienen te worden. Hierover is in het verleden aangegeven dat dit geen probleem is. Deze opmerking zal tijdens de bespreking met architect [X] nogmaals kenbaar gemaakt worden. Blitta ontvangt graag vanuit opdrachtgever en/of Platform BV een schriftelijke melding dat de gevels 50 mm naar buiten geplaatst zullen worden (..)
  • Blitta ontvangt graag vanuit de opdrachtgever en/of Platform BV een schriftelijke melding dat alle gevels op de commerciële plant worden uitgevoerd met klem en deklijsten. Er zullen dus geen structurele gevels worden gemaakt. (…)
  • IMD geeft aan dat de vloerrand van de tafelconstructie is berekend op lijnlast van 400 kg / m1. Daarnaast is voor het gewicht van de gevel 100 kg/m2 aangehouden.
  • Vanuit de opgegeven belastingen door Blitta kan geconcludeerd worden dat de belastingen op de vloerranden te groot zijn en dat het gewicht van de gevel dus te hoog is – 125 kg/m2.
°
Conclusie: De getekende indeling met daarbij de eigenschappen van de tafelconstructie zorgen ervoor dat deze gevel op deze manier niet uitvoerbaar is. Hiervoor zal een alternatieve indeling gemaakt moeten worden.
°
Blitta zal een voorstel maken voor de commerciële plint gevels om het maximale gewicht terug te brengen naar de berekende 100kg/m2. (…)
  • Bij de brandwerende gevel zijn de opmerkingen van IMD en [X] besproken. Blitta geeft aan dat deze gevel uitgevoerd dient te worden conform de geldende normen en beschikbaar testcertificaten. Deze testcertificaten vermelden de maximale ruitafmetingen en de maximaal toepasbare overspanningen. Hieraan wordt in het huidige ontwerp niet voldaan.
  • Voor de statische oplossingen van de commerciële plint is de oplossing aangedragen door Blitta om horizontaal of verticaal aanvullend hulpstaal toe te voegen. Deze situatie is door alle partijen beoordeeld en deels verwerkt in de eerste nota. Echter is er ook aangegeven door [X] dat op sommige posities die opgelost dient te worden in het gevelsysteem. Blitta heeft hier echter aangegeven dat dit zowel op financieel af planningstechnisch gebied geen geschikte keuze is voor het project. Dit graag kenbaar maken bij opdrachtgever en architect. (…)
Bovenbouw (appartementen):
-
Voor de hoofddraagconstructie van de bovenbouw heeft Blitta informatie opgevraagd bij vloerleverancier VBI. Hieruit zijn vervolgens berekeningen gemaakt. Uit deze berekeningen komt naar voren dat de maximale doorbuiging van de vloeren over een lengte van 12 meter circa27 mmbedraagt. Blitta geeft aan dat deze doorbuiging veel te groot is voor het getekende gevelsysteem. Voor de schuifpuien geldt dat de maximale doorbuiging tussen de9 mmmag bedragen over een afstand van 12 meter.
°
Conclusie: Het getekende gevelsysteem met de eigenschappen van de hoofddraagconstructie zorgt voor een niet uitvoerbare gevel. Dit probleem dient opgelost te worden in de hoofddraagconstructie.
°
Acties die hieruit volgen zijn als volgt:

IMD heeft in de berekening 100 kg/m2 aangehouden voor de gevel. Blitta gaat controleren of dit overeenkomt met het gewicht van de gevel zoals getekend.

Platform BV zal een vloerleverancier gaan inkomen (traject loopt op dit moment) zodat er nauwkeurigere berekeningen gemaakt kunnen worden voor de doorbuiging van alle vloervelden.

Zodra de gegevens van de vloerleverancier bekend zijn kan IMD hiernaar kijken. (…)

Blitta heeft 2 mogelijke oplossingen aangedragen om de maximale doorbuiging te verkleinen. Deze opties dienen door IMD bekeken te worden.(…)”
Daarnaast – dit staat niet in het verslag – heeft [A] nogmaals zijn zorgen geuit over de prijs en aangedrongen op een meer concrete prijsindicatie.
2.17.
Op 24 januari 2018 heeft Blitta op aandringen van HPU een kostenraming verstrekt voor de levering en montage van kozijnen en gevelelementen ten behoeve van het Platform, met een totaalbedrag van ruim 9 miljoen euro, dus bijna twee miljoen euro meer dan het oorspronkelijk door Blitta in de Offerte v5 genoemde bedrag.
2.18.
Op 29 januari 2018 heeft Blitta per e-mail aan HPU een overzicht van mogelijke bezuinigingen gezonden. Blitta heeft geen berekening opgenomen van het totale bedrag dat zou kunnen worden bezuinigd omdat dit afhing van door HPU te maken keuzes.
2.19.
Op 9 februari 2018 heeft Blitta een mail aan Platform Bouw BV gestuurd inzake ‘Platform Utrecht, bezuinigingen in gevel’. Blitta heeft daarin antwoord gegeven op een aantal aan haar gestelde vragen. Bij de beantwoording is bij de onderwerpen gevelbeplating, gevelkozijnen en plafondbeplating steeds vermeld ‘info volgt’.
2.20.
Op 15 februari 2018 heeft Platform Bouw BV inzake ‘Platform Utrecht, bezuinigingen in gevel’ een e-mail verzonden naar HPU. De e-mail houdt het volgende in:
“ Ik zit echter wel nog te wachten op enkele gegevens, zoals onderstaande vragen met betrekking tot de aluminium gevel/plafond-panelen. Sinds vorige week vrijdag (onderstaande mail) is geen nieuwe info beschikbaar en daar begin ik me zorgen over te maken. De afgegeven planning loopt veel te ver door, in het laatste overleg (waar ik bij was) werd verteld dat de beoogde gevelbouwer was afgehaakt. De opgegeven hoeveelheden lopen nog steeds niet gelijk met onze hoeveelheden (…). Graag morgen even contact over de voortgang.”
2.21.
Diezelfde dag nog heeft HPU inzake ‘Platform Utrecht, bezuinigingen in gevel’ een e-mail verzonden naar Blitta met de volgende inhoud:
“ Vanmiddag heb ik je gebeld en niet gesproken. Gezien je bericht hierop wil ik je middels onderstaande mijn zorg en onrust mededelen/toelichten.
Zoals je in onderstaande leest zitten we nog steeds te wachten op informatie. Daarnaast de vraag hoeveel kraanuren jullie per dag nodig hebben staat nog. Een alternatief in de gevelbepaling bijvoorbeeld in verschillende gradaties bijv 50% mat/standaard, 25% glanzend, en 25% hol/bol; wat betekent dit uitgangspunt voor het prijsniveau. Overige alternatieven? Tevens zie ik nog verschil in m2. Daar wil ik later geen discussie (tenzij wij iets wijzigen uiteraard)
We hebben de info morgen nodig om dit weekend tot definitieve keuze te kunnen komen hoe we verder gaan. Daarvoor hebben we voldoende zekerheid nodig op de diverse aspecten (financieel, planning en kwaliteit) (…)
Zoals het nu lijkt komt het niet goed; prijstechnisch, planningsmatig alsook bouwtechnisch.”
2.22.
Op 16 februari 2018 heeft Blitta per e-mail gereageerd op deze mededeling. De e-mail houdt in:
“(…) Op donderdag 7 december heeft de kick-off meeting in Venray plaatsgevonden waarbij naast een ruime delegatie platform medewerker ook de uitvoerend architect en staalleverancier aanwezig waren. (…) Uit het gesprek is naar voren gekomen dat tal van zaken nadere uitwerking behoeven alvorens er een duidelijke richting gekozen kon worden ten aanzien van definitieve technische invulling van het project. Gezien de veelvoud aan technische vraagstukken – met name ten aanzien van de eisen vanuit de gevel gesteld aan de staalconstructie en de invulling van de werkzaamheden op de bouwplaats – werd tot doel gesteld dat in week 4 2018 de technisch invulling duidelijkheid moest zijn. Vanzelfsprekend is die bepalend in relatie tot de integrale kostprijs van het project.
Aansluitend op genoemd gesprek hebben diverse constructieve gesprekken onderling plaatsgevonden, waarbij de aandachtspunten voor uitvoering zijn benoemd en vastgelegd. Deze uitgangspunten zijn voortdurend gemonitord aan onze opgestelde planning. Zover daar behoefte aan was is deze planning ook bijgesteld waar dat mogelijk was.
Op 21 december hebben wij op elkaar voor het eerst op kantoor van [C] getroffen. (…) Naast de kennismaken is in dit gesprek o.a. gesproken over de zorgen rond de staalconstructie, hiervoor was door het uitvoerend team een gesprek gepland begin januari om duidelijkheid te krijgen. Ook is gesproken over het korte tijdspad in relatie tot technische keuzes van materialen en oplossingen
Wij beiden hebben elkaar weer op 9 januari voor de tweede keer getroffen waarbij jij verdurend aandrong op prijsvorming. Je maakte je zorgen over het budget. Natuurlijk kan ik dat begrijpen. Wel heb ik aangeven dat we eerst oplossingen moeten hebben om definitief iets te kunnen afprijzen. Omdat jij aangaf dat op dat moment niet zozeer een exact getal van waarde was, maar enkel de richting, heb ik je toegezegd dat wij een (globale) begroting zouden maken voor het werk. In dit gesprek heb ik tevens aangegeven dat Sorba overweegt uit het project te stappen. Definitieve uitspraak hierover zou nog volgen. Goede alternatieven waren niet beschikbaar omdat de markt niet serieus aan het werk gerekend heeft zoals Sorba dit heeft gedaan.
Besproken is verder dat het wellicht de beste optie is om het plaatwerk gezamenlijk in de markt aan te vragen. Blitta maakt dit tenslotte niet zelf en zou enkel als tussenschakel kostenverhogend werken. Over de coördinatie zouden we samen iets kunnen afspreken. Jij gaf aan hier open voor te staan. Tijd was beschikbaar omdat het plaatwerk niet in de rode draad van de geveldichting zit.
Op 23 januari hebben wij conform afspraak een begroting van het werk afgegeven. Vooraf heb ik met [D] gebeld omdat op verzoek van jullie team voorlopig het bestek gerekend werd. Eventuele optimalisatie – die altijd onderdeel waren van de prijzen die wij aan Bam afgegeven hebben – waren vooralsnog niet aan de orde. Mijn zorg was natuurlijk de hoogte van het budget. Deze benadering zou namelijk een negatieve invloed hebben op de hoogte van de aanbiedingsprijs.
Inmiddels was duidelijk dat Sorba definitief geen interesse meer had. Blitta was op zoek gegaan naar een alternatief en heeft dientengevolge een inschatting gedaan waarvoor wij verwachten dat het plaatwerk kan worden uitbesteed. Uiteindelijk zal een definitieve offerte van een plaatwerk leverancier hier uitsluitsel in moeten bieden.
Aansluitend aan de afgifte van onze prijzen hebben wij elkaar op 24 januari gesproken. In dit gesprek gaf jij aan dat het beoogde budget (zover dit er überhaupt was) werd overschreden. Het was aan de directie van ABC hier iets van te vinden. Gevraagd werd nu wél met optimalisaties te komen. Die week erop hebben we die gegeven met het verzoek tot overleg. Uiteindelijk heeft [E] contact gehad met [F] over het toegestuurde overzicht. Tijdens dit gesprek werd aangegeven dat ons overzicht duidelijk was en opgenomen ging worden in jullie eigen overzichten. De gewenste toelichting is ons inziens noodzakelijk omdat wij nu zien dat in jullie kostenoverzicht dat er op sommige onderdelen verkeerde bedragen zijn overgenomen uit ons overzicht. Daarnaast zijn er ook bedragen toegevoegde uit oude offertes die op dit moment veranderd zijn en in ons laatste
kostenoverzicht zijn aangevuld
Het gevraagde overleg is tot heden om voor ons onbekende reden telkens afgehouden. Door Blitta werd aangeven dat een groot verschil tussen het budget aan Bam en Platform veroorzaakt werd door een substantieel ander aantal m2 en uitgangspunten. Om de m2 te toetsen hebben wij staten gestuurd waar wij tot heden geen reactie op hebben mogen ontvangen.
De vragen die donderdag voor de carnavalsvakantie zijn gekomen hebben onze aandacht. In verband met de bedrijfssluiting en diverse vakanties moeten we wel de tijd krijgen hier iets mee te kunnen doen. Daarnaast is uitleg bij de getallen noodzakelijk, en hebben uitgangspunten vanuit de uitvoering invloed op onze prijs. Het verbaast ons derhalve dat er geen behoefte is met elkaar in overleg te gaan. Wij vinden dit geen goede ontwikkeling!
Waarom nu dit uitgebreide betoog; Blitta is van mening dat ze zich voortdurend aan de afspraken heeft gehouden, ook binnen het afgesproken tijdsvenster. Dat geldt zowel technisch (de oplossingen zijn nu beschikbaar), als wel financieel en planning. Het verbaast ons dan ook ten zeerste nu te moeten lezen dat het niet goed lijkt te komen. Vanuit het uitvoerde team van Platform BV is er ook louter positief gereageerd op onze constructieve en corporatieve houding tijdens vergaderingen. Ook onze technische input wordt als zeer welkom ervaren, waarbij het team aangeeft erg tevreden te zijn dat wij ook verder kijken dan slechts onze leveringen om het gehele project tot een goed einde te brengen.
Conform afspraak willen wij voortdurend in dialoog en op transparante manier naar voor beide aanvaardbare oplossingen. Wij krijgen echter de indruk dat jullie zelf een ander plan willen trekken....
Blitta heeft nog steeds het volste vertrouwen en de wil de ingeslagen weg voor beide op succesvolle wijze af te ronden. We hebben hierbij wel jullie medewerking en het vertrouwen nodig. Vandaag zullen jullie – zover mogelijk – een aangepast prijzenblad ontvangen wat wij volgende week inhoudelijk met jullie willen bespreken.
(…)”
2.23.
Op 23 februari 2018 heeft HPU de onderhandelingen tussen HPU en Blitta schriftelijk beëindigd, nadat HPU op 21 februari 2018 al telefonisch aan Blitta had meegedeeld de onderhandelingen te beëindigen. De, door ABC Nova opgestelde, brief houdt het volgende in:
“Namens Het Platform Utrecht B.V. bevestigen wij hierbij het telefonisch besproken bij gelegenheid van het onderhoud, d.d. 21 februari 2018, van de heer [A] met u inzake voornoemd project.
Op 22 november 2017 zijn Het Platform Utrecht B.V. en Blitta B.V. de schriftelijke opdracht overeengekomen met betrekking tot de engineering van de gevelelementen ten behoeve van voornoemd project.
In genoemde brief is voorts de intentie uitgesproken met elkaar te produceren en te monteren. Ondanks vele inspanningen in de afgelopen maanden heeft Het Platform Utrecht B.V. moeten vaststellen dat het niet mogelijk is gebleken met elkaar tot overeenstemming te komen over deze uitvoeringswerkzaamheden. Hieraan liggen zowel technische, planningsmatige als financiële oorzaken ten grondslag, u wel bekend.
Het vorenstaande impliceert dat de samenwerking tussen Het Platform Utrecht B.V. en Blitta B.V. bij deze is geëindigd. De separate overeenkomst, als bedoeld in uw brief van 22 november 2017, komt derhalve niet tot stand.”
2.24.
Blitta heeft nog dezelfde dag per e-mail op dit bericht gereageerd. De e-mail heeft als onderwerp ‘Blitta: overeenkomst Platform’ en houdt onder meer in:
“ (…) Op woensdagmiddag 21 februari heeft de heer [A] contact met ondergetekende gezocht met de mededeling dat het werk Platform is uitbesteed aan AKS bouw. Omdat het Platform Utrecht B.V. een contractuele verbintenis op basis van exclusiviteit is aangegaan met Blitta B.V., verbaast ons deze handelswijze ten zeerste. Gelet op onze contractuele overeenkomst wil ik u o.a. wijzen op onderstaande afspraken:
? Er is afgesproken dat partijen exclusief samenwerken bij de engineering, productie en montage van aluminium gevelelementen ten behoeve van het project Nieuwbouw Platform Utrecht. Die afspraak is geschonden door Het Platform Utrecht B.V. doordat er zonder medeweten van Blitta informatie is gedeeld en samenwerking is geweest met derden.
? Partijen hebben ook afgesproken elkaar direct en rechtstreeks te informeren omtrent details, uitgangspunten wijzigingen e.d. Dit alles op basis van gelijkwaardigheid en vertrouwen.
? De gevelconstructie zou in bouwteamverband ontwikkeld worden. (…)
Helaas moeten wij constateren dat Het Platform Utrecht B.V. zich niet aan vastgelegde afspraken heeft gehouden. Wij ontvangen graag binnen 8 dagen na heden uw schriftelijke bevestiging dat u de samenwerking met ons conform de afspraken zult voortzetten bij gebreke waarvan u in verzuim bent. Voor dat geval behouden wij ons nadrukkelijk alle rechten voor en overwegen wij juridische stappen.”
2.25.
Op 29 maart 2018 heeft Blitta door middel van een aangetekend schrijven aan HPU meegedeeld dat zij zich niet kan vinden in de eenzijdige beëindiging van de samenwerking en dat zij HPU bij e-mail van 23 februari 2019 in gebreke heeft gesteld en een termijn van acht dagen heeft gegeven om de onderhandelingen/besprekingen omtrent de uitvoering met Blitta voort te zetten bij gebreke waarvan HPU in verzuim zou zijn. Tot slot heeft Blitta HPU aansprakelijk gesteld voor de schade die zij heeft geleden door het onrechtmatig afbreken van de onderhandelingen.
2.26.
Dit schrijven heeft er niet toe geleid dat de onderhandelingen zijn voortgezet. Het contact tussen partijen is verbroken.
2.27.
Op 17 april 2018 heeft HPU met een andere leverancier van kozijnen en gevelelementen, AKS Bouw, een aannemingsovereenkomst gesloten. Daarbij zijn andere technische uitgangspunten gehanteerd dan met Blitta waren afgesproken.

3.Het geschil

3.1.
Blitta vordert na wijziging/aanvulling van eis – verkort weergegeven – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,:
een verklaring voor recht dat HPU onrechtmatig heeft gehandeld dan wel dat zij toerekenbaar is tekortgekomen in de nakoming van de intentieovereenkomst van 22 november 2017, door in de precontractuele fase de onderhandelingen onrechtmatig af te breken;
HPU te veroordelen tot voldoening van de schade die Blitta heeft geleden dan wel nog zal lijden door het onrechtmatig handelen/afbreken van de onderhandelingen dan wel de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de intentieovereenkomst, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
HPU te veroordelen tot voldoening van een voorschot van € 431.226,31 aan Blitta op de, nader bij staat vast te stellen, schade,
met veroordeling van HPU in de buitengerechtelijke kosten, de proces- en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
Aan de vordering wordt ten grondslag gelegd dat HPU de exclusieve onderhandelingen met Blitta ten onrechte heeft afgebroken en op grond daarvan schadeplichtig is. HPU is toerekenbaar tekortgekomen in de nakoming van de intentieverklaring en het exclusiviteitsbeding in de intentieovereenkomst van 22 november 2017. Als het project door zou gaan zou het aan Blitta worden gegund. Daarnaast geldt dat zij de onderhandelingen op grond van de redelijkheid en billijkheid niet (zonder meer) mocht afbreken. Blitta mocht ervan uitgaan dat – gelet op de stand van de onderhandelingen, de planning en de getroffen voorbereidingen op de uitvoering van de opdracht – een overeenkomst van aanneming met een waarde tussen acht en negen miljoen euro tot stand zou komen. In plaats daarvan heeft HPU de onderhandelingen plotseling zonder voorafgaande waarschuwing afgebroken en de opdracht aan een derde gegund, met wie zij buiten Blitta om in onderhandeling was getreden.
3.3.
HPU voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Voorop staat dat Blitta en HPU in de intentieovereenkomst hebben afgesproken dat Blitta de
engineeringvoor haar rekening zou nemen, en dat de intentieovereenkomst in zoverre naar tevredenheid van beide partijen is uitgevoerd. Het onderhavige geschil van Blitta en HPU heeft uitsluitend betrekking op hetgeen zij in de intentieovereenkomst inzake de productie en montage van de gevelelementen zijn overeengekomen. Vaststaat dat zij in zoverre in de precontractuele fase zijn blijven steken en dat met betrekking tot de productie en montage van de gevelelementen voor Het Platform tussen hen geen overeenkomst tot stand is gekomen.
4.2.
De precontractuele fase is aangevangen op 22 november 2017, nadat BAM toestemming had verleend voor rechtstreekse onderhandelingen tussen partijen en partijen de intentieovereenkomst hadden ondertekend. Drie maanden later, op 21 februari 2018, heeft HPU de precontractuele fase beëindigd door de onderhandelingen met Blitta af te breken.
4.3.
Blitta en HPU hebben in de intentieovereenkomst van 22 november 2017 regels en uitgangspunten opgesteld voor hun voorbereidings- en onderhandelingstraject. Zij zijn hieraan in beginsel gebonden. De precontractuele fase wordt daarnaast geregeerd door de eisen van redelijkheid en billijkheid.
4.4.
De centrale vraag in deze zaak is of HPU in strijd met hetgeen partijen hebben afgesproken dan wel met de eisen van redelijkheid en billijkheid de onderhandelingen met Blitta heeft afgebroken en op grond daarvan schadeplichtig is. Meer specifiek gaat het om de stellingen van Blitta dat:
1. HPU toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming van:
de intentieverklaring in de intentieovereenkomst;
het exclusiviteitsbeding in de intentieovereenkomst;
2. HPU de onderhandelingen op grond van de redelijkheid en billijkheid niet (zonder meer) mocht afbreken.
4.5.
De stelling van Blitta dat HPU toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming van de intentieverklaring heeft betrekking op de zinssnede in de intentieovereenkomst:
“(…) bevestigen wij hierbij de uitgesproken intentie om exclusief met elkaar (…) te engineeren, produceren en monteren.”Partijen verschillen van mening over de inhoud en omvang van deze afspraak.
4.6.
Blitta stelt dat de afspraak van partijen, voor wat betreft de overeengekomen ‘
intentie’, inhield dat hun voorbereidings- en onderhandelingstraject geen ruimte bood voor vrijblijvendheid dan wel voor de vrijheid tot het afbreken van de onderhandelingen. Volgens haar werd met de gemaakte afspraak tot uitdrukking gebracht dat partijen tot vaststaand uitgangspunt namen dat zij met elkaar het Platform
zoudenrealiseren. Weliswaar moest eerst de technische haalbaarheid van het project worden getoetst, en in dat kader is als voorloper op de definitieve aannemingsovereenkomst een (voor)opdracht tot engineering gesloten, maar vervolgens
zoueen definitieve aannemingsovereenkomst volgen. Voor Blitta was deze afspraak van belang omdat zij zekerheid wilde hebben dat haar bij de doorgang van het project de uiteindelijke opdracht zou worden gegund, te meer nu zij al sinds 2016 betrokken was bij het project en zij al veel tijd en geld in de voorbereiding had gestoken. Daarnaast wilde zij duidelijkheid over de (voor)opdracht tot engineering en betaling van voorbereidingskosten. Blitta heeft hier ter comparitie op toegelicht dat zij alleen grote bouwprojecten doet, dat de lange voorbereidingstijd van dergelijke projecten een grote investering van tijd en financiële middelen vraagt, en dat derhalve van vrijblijvend advieswerk geen sprake kan zijn. Het verdienmodel van een gevelbouwer zoals Blitta zit niet in de engineering, maar in de (daarop volgende) productie en montage.
4.7.
Bovendien geeft volgens Blitta het woord ‘
exclusief’ uitdrukking aan de afspraak van partijen dat zij uitsluitend met elkaar zouden onderhandelen, en dat slechts met toestemming van de ander met een derde partij mocht worden gesproken. Blitta heeft toegelicht dat zij op dezelfde basis met HPU wilde onderhandelen als met BAM het geval was. De onderhandelingen met BAM waren exclusief, in welk kader HPU toestemming nodig had voor een rechtstreekse onderhandeling met Blitta. De gesprekken met AKS Bouw – achter de rug van Blitta om – hebben er toe geleid dat de onderhandelingen tussen partijen zijn mislukt. Tot zover Blitta.
4.8.
HPU betwist de door Blitta gegeven uitleg aan de intentieverklaring. In haar visie hadden partijen inderdaad de intentie samen te werken aan de realisatie van Het Platform en was in zoverre geen sprake van vrijblijvendheid, maar partijen hadden nog wel de vrijheid om niet tot een definitieve aannemingsovereenkomst te komen. Zij moesten namelijk eerst overeenstemming bereiken op drie essentiële punten: 1) de techniek/kwaliteit, 2) de tijdsplanning en 3) de prijs van de opdracht, voordat tot een definitieve samenwerking kon worden gekomen. HPU zou nooit hebben ingestemd met een afspraak die geen vrijheid geeft om niet tot overeenstemming te komen. Dat zou haar immers in een onmogelijke onderhandelingspositie hebben geplaatst en haar hebben gedwongen – gelet ook op de naderende opleverdatum – met elke door Blitta genoemde prijs akkoord te gaan. Volgens HPU is daarom in de intentieovereenkomst opgenomen:
  • dat HPU aan Blitta een opdracht verstrekt om bouwtechnisch-technische berekeningen en detailontwerpen te maken voor de kozijnen en gevelelementen (de engineering);
  • dat HPU zich bereid toont met Blitta te onderhandelen over levering en montage van de gevelelementen door Blitta;
  • dat HPU de intentie uitspreekt om – na bereikte overeenstemming – exclusief zaken te doen met Blitta als leverancier en monteur van de benodigde materialen.
4.9.
HPU betwist ook de door Blitta gegeven uitleg aan het woord ‘exclusief’. Volgens haar ziet het woord op het samen met elkaar engineeren, produceren en monteren. Van een exclusiviteitsbeding, zoals Blitta aanvoert, was geen sprake. Daarom stond het HPU vrij om een informatief gesprek met AKS Bouw te voeren.
4.10.
De rechtbank overweegt als volgt. Partijen strijden over de uitleg van de door hen gesloten intentieovereenkomst. Die uitleg kan niet worden gegeven op grond van alleen de taalkundige betekenis van die overeenkomst, maar daarbij is beslissend de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkanders verklaringen en gedragingen en aan de bepalingen van de overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (artikel 3:33 en 3:35 BW; HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158, NJ 1981/635 – Haviltex; HR 5 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8101, NJ 2013/214 – Lundiform/Mexx; HR 7 februari 2014 ECLI:NL:HR:2014:260 – Afvalzorg/Slotereind).
4.11.
Tussen partijen staat het volgende, als enerzijds gesteld en anderzijds niet dan wel onvoldoende weersproken, vast:
  • Blitta en HPU zijn beide professionele partijen. Zij maken deel uit van dezelfde kring van in het maatschappelijk verkeer handelende partijen. Tussen hen is geen relevant verschil in kennis, kunde en ervaring. Ieder van partijen was voorzien van deskundige (juridische) ondersteuning.
  • De realisatie van Het Platform is een uitdagend project in technische, organisatorische en financiële zin. HPU moet de ontwikkeling en realisatie van Het Platform afstemmen op de planning van de omliggende activiteiten, waaronder begrepen het Stationsplein en de aanleg van de nieuwe Uithoflijn inclusief de tramhalte.
  • HPU heeft geprobeerd om met BAM tot een aannemingsovereenkomst te komen. Deze onderhandelingen hebben twee jaar geduurd en zijn uiteindelijk stukgelopen op de planning en de prijs. Door het einde van de onderhandelingen is het project onder grote druk komen te staan. HPU zag zich geconfronteerd met de planning van de omliggende activiteiten in het stationsgebied, de belangen van andere (onder)aannemers, de naderende opleveringsdatum en het daaraan gekoppelde boetebeding. Toen BAM nog beoogd aannemer was, heeft Blitta een offerte gemaakt voor de levering en montage van kozijnen en gevelelementen. Blitta dreigde door het einde van de onderhandelingen tussen HPU en BAM een door Blitta gewenste opdracht te verliezen. In dit licht lag het voor de hand dat HPU Blitta uitnodigde om rechtstreeks met haar in onderhandeling te treden. Beide partijen hadden – gelet op de voorgeschiedenis en de naderende opleverdatum – belang bij het slagen van deze onderhandelingen.
  • De door Blitta op 1 juli 2016 aan BAM uitgebrachte offerte (v5) is tot uitgangspunt genomen voor de onderhandelingen tussen Blitta en HPU. Toen Blitta die offerte aan BAM uitbracht was het ontwerp voor Het Platform echter nog niet volledig uitgewerkt. Daarom heeft Blitta een aantal voorbehouden op de offerte gemaakt:
“Gezien de zeer korte tijd die ons beschikbaar is gesteld om de verstrekte gegeven te verwerken, wijzen wij u er met klem op dat de opgegeven hoeveelheden door u gecontroleerd moeten worden. Wijzigingen in alle genoemde hoeveelheden worden derhalve ten allen tijde verrekend. (…) Wij attenderen u erop dat er nog veel onduidelijk is. De stand van het tekenwerk is ons inziens te summier en biedt slechts ruimte voor interpretatie. Specifieke bestek eisen ontbreken, derhalve is onze technische opgave maatgevend.”
Toen HPU medio 2017 informeerde naar de prijs noemde Blitta een bedrag van 7.3 miljoen euro. Het verschil tussen de oorspronkelijke 6 en de 7 miljoen euro verklaarde zij door de vraag van HPU om andere opties. Blitta heeft de offerte van 1 juli 2016 – en ook eerdere versies van de offerte – met HPU en ABC Nova (de bouwbegeleider van HPU) gedeeld. In een begeleidende e-mail van Blitta van 3 november 2017 staat ter toelichting:
“Wat nu exact het verschil is met eerder gestuurde offerte zou ik zo echt niet weten. Ik zie dat je versie 7 hebt…! Prijzen variëren van ca. 4 mio tot de offerte die je hebt. Waarom we jullie een van de eerste offertes gestuurd hebben, is omdat toen de inhoud van de gevels nog gebaseerd waren op de toenmalige architect details en uitvraag. Zoals al meermaals aangegeven moet je de offerte(s) enkel indicatief zien. Alles is gebaseerd op uitgangspunten die wellicht nu anders zijn of worden. Wellicht zijn daarnaast ook gevels gewijzigd. Tot slot wil ik nogmaals wijzen op het feit dat door prijsstijgingen de kosten behoorlijk gestegen zijn. Denk hierbij zeker in de richting van ruim 5%!”
  • Tijdens een gesprek op 8 november 2017 tussen HPU, ABC Nova en Blitta is de aanbieding van Blitta aan BAM besproken. Naar aanleiding van dit gesprek is de offerte (v5) van 1 juli 2016 nogmaals doorgestuurd met de mededeling dat de prijzen verouderd waren en dat rekening moest worden gehouden met marktwerking.
  • Blitta heeft de intentieovereenkomst opgesteld naar aanleiding van gesprekken met HPU. Partijen hebben zich niet over de inhoud van deze gesprekken uitgelaten en gespreksverslagen en e-mailverkeer ontbreken. Wel staat vast dat Blitta eerst een concept heeft opgesteld, waarop HPU handgeschreven wijzigingen heeft aangebracht, die vervolgens door Blitta onverkort zijn verwerkt, waarna het stuk door beide partijen is ondertekend. Voor de bewoordingen van de intentieovereenkomst wordt verwezen naar randnummer 2.7.
4.12.
Uit het voorgaande en uit de tekst van de intentieovereenkomst blijkt dat partijen met elkaar hebben afgesproken dat hun voorbereidings- en onderhandelingstraject niet vrijblijvend was. Voldoende gebleken is dat beide partijen belang hadden bij deze afspraak. Blitta was sinds 2016 bij het project betrokken, had al veel tijd en geld in de voorbereiding geïnvesteerd en wilde graag – gelet op haar verdienmodel – dat de definitieve opdracht aan haar werd gegund. Ook HPU was gebaat bij zekerheid, vanwege de aard van het project, de planning van de omliggende activiteiten in het stationsgebied in Utrecht, de belangen van andere (onder)aannemers, de naderende opleveringsdatum met het daaraan gekoppelde boetebeding en de voorgeschiedenis rond de onderhandelingen met BAM.
4.13.
Blitta heeft echter geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat de afspraak van partijen zo ver ging dat er geen vrijheid meer was om, in het geval het project doorging, van een definitieve aannemingsovereenkomst af te zien. Partijen hebben een intentieovereenkomst gesloten. Uit de tekst van die intentieovereenkomst blijkt dat beide partijen rekening hebben gehouden met het scenario dat zij niet tot een definitieve overeenkomst zouden komen. In zowel de definitieve versie van de intentieovereenkomst als in het eerste door Blitta opgestelde concept is opgenomen:
“Uitgangspunten (…) Bij doorgang project zullen de resultaten tussen partijen worden vastgelegd in een schriftelijke aannemingsovereenkomst. (…) Werkwijze: ABC Nova (Het Platform Utrecht bv) en Blitta bv zullen gezamenlijk streven naar voor alle partijen aanvaardbare oplossingen. Hierbij gelden de volgende criteria: technische haalbaarheid en garantie; …; budgettaire uitgangspunten;(…) Indien buiten de invloedsfeer van Blitta bv géén overeenkomst tot stand komt zal Blitta recht hebben op de vergoeding ter grootte van de vooropdracht. Uitgangspunt hierbij is dat uiterlijk …(de dag is onleesbaar, red. Rb.) januari 2018 duidelijkheid bestaat over het definitieve contract.”
Daaruit volgt dat partijen eerst op essentialia overeenstemming moesten bereiken en dat dit bovendien in een schriftelijke aannemingsovereenkomst zou worden vastgelegd, voordat zij definitief met elkaar konden gaan samenwerken. De geciteerde tekst bevestigt het betoog van HPU dat het daarbij ging om de drie elementen: 1) technische kwaliteit, 2) planning en 3) prijs. Blitta heeft in dit kader gesteld dat de onderhandelingen alleen zagen op de kwaliteit van het project, dat wil zeggen de technische haalbaarheid, maar niet zozeer op een budget of bouwschema. Volgens haar zouden deze onderwerpen aan de orde komen in de besprekingen van het in te stellen bouwteam. Een en ander valt echter niet te rijmen met de tekst van de definitieve intentieovereenkomst en ook niet met de tekst van de door Blitta opgestelde conceptversie. Onder het kopje ‘werkwijze’ staat immers:
“ABC Nova (Het platform Utrecht bv) en Blitta zullen gezamenlijk streven naar voor alle partijen aanvaardbare oplossingen. Hierbij gelden de volgende criteria: (…) + technische haalbaarheid (...) + budgettaire uitgangspunten.”
Uit de voorgeschiedenis, weergegeven onder de feiten en randnummer 4.10., volgt dat ook de prijs en de planning essentiële onderwerpen waren in het voorbereidings- en onderhandelingstraject. HPU en BAM hebben twee jaar met elkaar onderhandeld over hun samenwerking aan Het Platform en deze onderhandelingen zijn gestrand op de prijs, zoals Blitta meerdere keren in een ander kader heeft benadrukt. Overigens komt de stelling dat partijen zonder planning of budget zouden werken ook ongeloofwaardig voor, gezien de omvang van en de grote financiële belangen rond Het Platform, de omstandigheid dat HPU de ontwikkeling en realisatie van het Platform moest afstemmen op de planning van de omliggende activiteiten en dat HPU de aan Blitta te betalen bedragen op haar beurt weer van haar opdrachtgever vergoed wilde krijgen. HPU heeft er voorts terecht op gewezen dat het betoog van Blitta – dat er geen vrijheid meer was om van een definitieve aannemingsovereenkomst af te zien, in het geval het project doorging – zou betekenen dat HPU ermee heeft ingestemd dat zij in een onmogelijke onderhandelingspositie werd geplaatst. HPU zou dan zijn gedwongen met elke door Blitta genoemde prijs akkoord te gaan, gelet ook op de naderende opleverdatum. Er zijn geen aanknopingspunten om van deze, vergaande, consequentie uit te gaan. In tegendeel, uit de bepaling in de intentieovereenkomst:
“De nu voorliggende (voor)-opdracht betreft slechts de engineering. Voor het verdere verloop kunnen partijen wederzijds hier geen rechten aan ontlenen anders dan de uitgesproken intentie.”
blijkt genoegzaam dat beoogd is dat
beidepartijen onderhandelingsvrijheid hadden. Het verwijt van Blitta aan het adres van HPU – dat zij deze vage bepaling in de intentieovereenkomst heeft opgenomen en achteraf het argument over onderhandelingsvrijheid heeft gecreëerd – gaat niet op. Blitta heeft het eerste concept opgesteld, de handgeschreven aanpassingen van HPU onverkort overgenomen en vervolgens de eindversie ondertekend. Bovendien blijkt uit het door Blitta opgestelde concept dat het werkelijk de bedoeling is geweest – ook van Blitta – om een intentieovereenkomst te sluiten. De bepaling sluit verder aan op de bepaling dat als geen overeenkomst met Blitta tot stand komt Blitta recht heeft op vergoeding ter grootte van de vooropdracht. Uitgangspunt is derhalve dat Blitta heeft ingestemd met en daarom gebonden is aan deze bepaling. Tot slot duidt ook de door partijen afgesproken deadline,
16 februari 2018, op de mogelijkheid dat geen definitieve aannemingsovereenkomst tot stand komt en daarmee tevens op de vrijheid om niet tot een definitieve aannemingsovereenkomst te komen. Deze stelling van Blitta wordt dus verworpen
.
4.14.
Blitta heeft geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat partijen hebben afgesproken uitsluitend met elkaar te onderhandelen. De tekst van de intentieovereenkomst wijst er, anders dan Blitta stelt, veeleer op dat partijen de intentie hadden om exclusief samen met elkaar te engineeren, produceren en monteren dan dat zij de intentie hadden om exclusief met elkaar te onderhandelen. Andere aanknopingspunten om van het door Blitta gestelde uit te gaan ontbreken.
4.15.
Nu niet is komen vast te staan dat de intentieovereenkomst de door Blitta genoemde verplichtingen inhoudt, kan niet worden geoordeeld dat HPU tekort is geschoten in de nakoming van die verplichtingen.
4.16.
Overigens, zelfs als er met Blitta van wordt uitgegaan dat partijen hebben afgesproken exclusief met elkaar te onderhandelen, kan het betoog van Blitta haar niet baten. Dit betoog houdt immers in wezen in dat HPU het voorbereidings- en onderhandelingstraject heeft ondermijnd en laten mislukken door met AKS Bouw te gaan praten. Blitta heeft deze stelling, tegenover de betwisting door HPU, niet onderbouwd. Niet is komen vast te staan dat het gesprek van HPU en AKS Bouw ertoe heeft geleid dat er geen definitieve aannemingsovereenkomst is gekomen. Sterker nog, uit de door Blitta overgelegde gespreksverslagen komt een beeld naar voren waarin beide partijen zich hebben ingezet om tot een overeenkomst te komen. Vaststaat dat partijen tot aan de gestelde deadline met elkaar in gesprek zijn gebleven. Dit sluit aan op de verklaring van [A] , die inhoudt dat hij slechts informatief met AKS Bouw heeft gesproken en dat dit onverlet liet dat hij er op heeft ingezet met Blitta samen te werken, mits er overeenstemming werd bereikt. Daarmee treft ook dit betoog van Blitta geen doel.
4.17.
Partijen hebben het afgesproken voorbereidings- en onderhandelingstraject doorlopen. Vaststaat verder dat zij vóór de overeengekomen deadline géén overeenstemming hebben bereikt over de drie essentiële kwesties, te weten 1) de technische kwaliteit, 2) de planning en 3) de prijs. Voor wat betreft de technische kwaliteit ging het niet om ondergeschikte details, maar om grote essentiële kwesties (zoals het draagvermogen van de gevel en de plaats en de wijze waarop de gevel zou worden geconstrueerd). Verder is niet weersproken dat Blitta niet binnen de gestelde termijnen kon aanleveren wat HPU vroeg en bovendien staat vast dat Blitta uiteindelijk een prijs heeft genoemd die ruim twee miljoen euro hoger lag dan de eerder door haar genoemde prijs. HPU heeft niet ontkend dat aan het afprijzen pas zou worden toegekomen nadat er duidelijkheid was over de technische haalbaarheid en het daaruit volgende bestek, en dat daarna zou worden geoptimaliseerd en bezuinigd. Onweersproken is echter dat dit moet worden gezien in de context dat Blitta – nog op 21 december 2017 – aan HPU de indicatie heeft gegeven dat de prijs uiteindelijk rond de 7.3 miljoen euro zou uitkomen. Toen HPU op 9 januari 2018 aandrong op een concretere richtprijs, en Blitta uitkwam op een prijs van meer dan 9 miljoen euro, zijnde een verhoging van meer dan 25%, betrof dit een ernstige complicatie in de onderhandelingen. Blitta heeft betoogd dat partijen desondanks nog – in openheid en transparantie – tot overeenstemming hadden kunnen komen wat betreft de budgetoverschrijding. Dit – door HPU bestreden – betoog wordt verworpen. De door Blitta voorgestelde bezuinigingen, voor zover blijkt uit de overgelegde stukken, waren niet zodanig dat de overschrijding zou kunnen worden overbrugd. Bovendien bleek dat de partner van Blitta, Sorba, niet meer de benodigde gevelbeplating zou gaan leveren, zodat een nieuwe externe leverancier moest worden gezocht. Daarmee kwam, naar HPU onweersproken heeft gesteld, tevens het financieel voordeel van het partnerschap tussen Blitta en Sorba te vervallen, zodat het daarom maar zeer de vraag is of de budgetoverschrijding door middel van bezuinigingen bijgesteld had kunnen worden, zoals Blitta betoogt. HPU kon zich in een en ander niet vinden. Bij dit alles komt tot slot dat HPU onweersproken heeft gesteld dat ook geen ‘begin van een schriftelijke concept-aannemingsovereenkomst’ is opgesteld of door de ene partij aan de andere partij voorgelegd. Ook overigens kan dus niet worden geoordeeld dat HPU op enigerlei wijze tekort geschoten is in de nakoming van de intentieovereenkomst. Dit betekent dat HPU de onderhandelingen mocht afbreken.
4.18.
Bij deze stand van zaken mocht Blitta vanzelfsprekend ook niet gerechtvaardigd vertrouwen dat
desondankseen aannemingsovereenkomst met HPU tot stand zou komen. Het afbreken van de onderhandelingen was dus niet onaanvaardbaar. Van onrechtmatig handelen door HPU is evenmin sprake.
4.19.
Blitta heeft nog aangevoerd dat de verdiencapaciteit van een gevelbouwer, zoals zijzelf, niet zit in de engineering maar in het werk, dat zij in het voortraject al de nodige investeringen had gedaan en dat zij daarom ook graag de definitieve opdracht gegund wilde krijgen. Dit leidt niet tot een ander oordeel. Nog daargelaten of deze (op zichzelf niet door HPU weersproken) omstandigheid voor HPU kenbaar was, waren partijen niet gehouden de onderhandelingen voort te zetten. Hoezeer ook begrijpelijk is dat Blitta een definitieve aannemingsovereenkomst had willen sluiten om zo haar investeringen terug te verdienen, lijkt zij de, gerechtvaardigde, belangen van HPU bij het afbreken van de onderhandelingen over het hoofd te zien.
4.20.
Na het afbreken van de onderhandelingen met Blitta, heeft HPU met AKS Bouw een nieuwe aannemingsovereenkomst gesloten. Dat HPU aan AKS Bouw andere technische eisen heeft gesteld dan aan Blitta, welke eisen mogelijk eenvoudiger te realiseren zijn, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Voor de beoordeling van de vorderingen van Blitta is doorslaggevend hetgeen zij met HPU is overeengekomen, alsmede hetgeen in hun onderlinge verhouding uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit.
4.21.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen van Blitta zullen worden afgewezen.
4.22.
Blitta zal als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten van HPU worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van HPU worden begroot op:
- griffierecht € 4.030,00
- salaris advocaat
€ 6.198,00(2,0 punten × tarief VII € 3.099)
Totaal € 10.228,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt Blitta in de kosten van dit geding, aan de zijde van HPU tot op heden begroot op € 10.228,00 te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
5.3.
verklaart de veroordeling in de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Alt-van Endt en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2019.