4.4.1Dagvaarding I
Wettelijk kader
Aan de verdachte is mensenhandel ten laste gelegd zoals omschreven in artikel 273f, eerste lid, sub 1, 4, 6 en 9 Sr. Wezenlijk bestanddeel van de diverse varianten van het delict mensenhandel is dat sprake is van uitbuiting en/of dat het oogmerk van de verdachte daarop is gericht. Van een uitbuitingssituatie in de prostitutie kan worden gesproken, wanneer de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin de “gemiddelde mondige prostituee in Nederland” pleegt te verkeren, derhalve de prostituee die zelf bepaalt voor wie, maar ook waar, wanneer, met wie en onder welke omstandigheden zij werkt.
Bij de beoordeling van de vraag of de ten laste gelegde mensenhandel kan worden bewezen, dient voorts te worden vastgesteld of sprake was van (een) handeling(en), te weten werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en/of opnemen, en van middelen, te weten dwang, geweld, bedreiging met geweld, een andere feitelijkheid, misleiding, misbruik uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van de kwetsbare positie. Daarnaast moet het oogmerk van de verdachte op uitbuiting worden vastgesteld.
In deze zaak zal dus allereerst beoordeeld moeten worden of de verdachte voor de feitelijke
handelingen, zoals deze aan hem zijn ten laste gelegd, gebruik heeft gemaakt van
middelenin de zin van artikel 237f eerste lid, aanhef en onder 1, Sr. Daarbij is van belang dat, zodra het hanteren van een van deze middelen bewezen wordt verklaard, de (eventuele) instemming van aangeefster met de uitbuitingssituatie niet meer relevant is.
Verklaring van [slachtoffer]
heeft – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende verklaard. Zij heeft de verdachte eind oktober 2013 via social media leren kennen. Zij was op dat moment al werkzaam in de prostitutie. In november 2013 heeft zij de verdachte voor het eerst in Leeuwarden bezocht. De verdachte stelde voor dat zij in Leeuwarden (als thuiswerker) in de prostitutie zou gaan werken. Kort hierna is [slachtoffer] bij de verdachte ingetrokken. Zij werkte vrijwel elke dag als prostituee, zowel in privéhuizen als bij de verdachte thuis. Tijdens haar (thuis)werk moest zij aan de verdachte doorgeven wanneer zij klanten ontving en wat haar verdiensten waren. Het geld dat zij met haar prostitutiewerkzaamheden verdiende, moest zij aan de verdachte afstaan. Ook is [slachtoffer] meermalen door de verdachte mishandeld en bedreigd. In december 2014 is [slachtoffer] , nadat zij had ontdekt zwanger te zijn, bij de verdachte weggegaan.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft de hem ten laste gelegde mensenhandel ontkend. Hij stelt dat het klopt dat hij in die periode een relatie met [slachtoffer] heeft gehad en dat zij in de prostitutie werkte, maar dat hij haar daartoe op geen enkele manier heeft gedwongen en dat zij haar geld niet aan hem hoefde af te staan. Hij heeft wel eens WhatsApp-contact met haar gehad over klanten die kwamen, maar dat was omdat deze klanten bij hem thuis kwamen en hij dan weg moest zijn, aldus de verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op de ontkenning van de verdachte ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of de verklaring van [slachtoffer] , zoals de officier van justitie heeft gesteld, in voldoende mate wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Op basis van het dossier kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat [slachtoffer] zich tijdens de ten laste gelegde periode in verschillende privéhuizen ( [naam] ) en in de woning van de verdachte heeft geprostitueerd. Ook staat voldoende vast dat zij in die periode door de verdachte is geslagen. Bovendien kan uit de beschikbare WhatsApp-berichten – die overigens alleen zien op de eerste paar weken dat [slachtoffer] en de verdachte een relatie hadden – worden afgeleid dat de verdachte enige bemoeienis heeft gehad met de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] . Echter, voor de conclusie dat [slachtoffer]
voorde verdachte in de prostitutie werkzaam was, bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende (steun)bewijs. Behalve uit de aangifte blijkt namelijk onvoldoende dat [slachtoffer] in de ten laste gelegde periode (een groot deel van) het door haar in de prostitutie verdiende geld aan de verdachte heeft afgestaan, dat hij haar daartoe op enigerlei wijze heeft gedwongen of bewogen of dat hij opzettelijk voordeel heeft getrokken uit onvrijwillige prostitutie van [slachtoffer] . Hoewel, zoals overwogen, uit het dossier voorts in voldoende mate blijkt dat de verdachte aangeefster heeft mishandeld, ziet de rechtbank onvoldoende steun voor de stelling dat deze mishandeling is gepleegd om [slachtoffer] te dwingen of te bewegen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard, of daar op enige wijze voordeel uit te trekken. Het causaal verband tussen de mishandeling(en) en deze arbeid of diensten kan, behalve uit de aangifte, niet uit het dossier worden afgeleid. Hetzelfde geldt, naar het oordeel van de rechtbank, voor het bestaan van andere dwangmiddelen en/of hun relatie met de prostitutie van [slachtoffer] .
Aangezien deze essentiële onderdelen van de tenlastelegging geen of onvoldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte de hem bij dagvaarding I ten laste gelegde mensenhandel -in alle ten laste gelegde varianten- heeft begaan. De verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
4.4.2Dagvaarding II
4.4.2.1 Vrijspraak feit 3
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte het onder 3 (primair en subsidiair) ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. Onder 3 is immers een wapen van categorie III ten laste gelegd, terwijl het hier blijkens het dossier gaat om een wapen van categorie II.
4.4.2.2 Beoordeling van de feiten 1, 2, 4, 5 en 6
Inleiding
Tijdens onderzoek aan de telefoons van de verdachte, te weten een Samsung Galaxy S5 SM-G900F en Samsung Galaxy Note, zijn vele foto’s aangetroffen waarop wapens, althans op vuurwapens gelijkende voorwerpen, en munitie staan afgebeeld. Ook zijn WhatsApp-gesprekken aangetroffen waarin (in verhullende taal) wordt gesproken over verschillende soorten vuurwapens en hun prijzen. De afbeeldingen en de WhatsApp-berichten zijn door de politie onderzocht.Hieruit kan het volgende worden afgeleid.
Ten aanzien van feit 1
Op 20 mei 2016, omstreeks 13:22 uur, ontvangt de verdachte via WhatsApp een viertal foto’s van ene “Mr T Suwhoop General” met de berichten: “Taurus .357 mag 6 shot kan ook .38 special in" en "Maar 4 x meet test shot verder helemaal nieuw". De verdachte geeft daarop aan dat hij gaat kijken. Vervolgens stuurt de verdachte de vier foto’s iets meer dan een uur later om 14:31 uur door naar “Fruz” met de vraag of hij nog wat nodig heeft. De verdachte zegt dat ze “22 vragen” en vraagt of dat kan. Fruz geeft aan dat dat duur is. Later die dag geeft de verdachte aan Fruz door dat “dat ding” in de buurt van Rotterdam is.
Op 12 april 2017 ontvangt de verdachte van “T Suwhoop Da Boss 18 Ganggang” twee foto’s met het bericht: “Taurus 357 mag €1600”. In reactie daarop geeft de verdachte aan dat hij gaat “checken”.
Uit het proces-verbaal van de politie blijkt dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden gesteld dat op voornoemde foto’s twee revolvers van het Braziliaanse merk Taurus, model 66, staan afgebeeld.
Ten aanzien van feit 2
Op 8 maart 2017 ontvangt de verdachte van “T Suwhoop Da Boss 18 Ganggang” (hierna: T) een foto met daarbij het bericht dat allen “32 zijn, behalve die bruine, die is 7.62.” De verdachte vraagt naar de prijs. Daarop zegt T: “Boven is 1550. Allebij nieuw. Onder is 700. Ook nieuw.” De verdachte zegt dat hij gaat kijken en vraagt of T “die linksboven” wil vasthouden, omdat hij aan het sparen is.
Op 24 maart 2017 ontvangt de verdachte van T een bericht waarin T zegt: “7.62cal en €1350”. Vervolgens stuurt T een viertal foto’s naar de verdachte. De verdachte vraagt vervolgens of alleen deze over is en of de anderen al “challa” zijn. De verdachte gaat “checken”, zegt hij. Vervolgens zegt de verdachte: “Ik ben zelf aan kijken om iets te droppe. Heb snel weer pipe nodig man.”
Uit het proces-verbaal van de politie blijkt dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden gesteld dat op voornoemde foto’s telkens een pistool van het Russische merk Tokarev, model TT33, staat afgebeeld met bijbehorende munitie.
Ten aanzien van feit 4
Op 16 februari 2015, omstreeks 18:09 uur, ontvangt de verdachte van “Rasta Heechterp” een foto. Rasta Heechterp geeft daarbij aan dat “deze” ook te koop is. De verdachte vraagt hoeveel de “uz” kost. Daarop reageert Rasta Heechterp met de berichten: “de Glock wel 30”, “vragen ze ervoor” en “2500”.
Op 1 februari 2017, omstreeks 14:47 uur, ontvangt de verdachte van Ceo Da Boss Suwhoop (hierna: Ceo) twee foto’s met het bericht: “G is gl26”. De verdachte geeft daarop aan dat iemand zegt dat “26 wel kan”. Ook zegt de verdachte dat een Glock hoofdpijn is in Rotterdam. Vervolgens stuurt de verdachte de foto’s door naar Damien 2017 (hierna: Damien). Damien vraagt naar de prijs. De verdachte antwoordt: “denk 25”. Daarop zegt Damien dat hij gelijk komt kopen.Op de Cd-rom die zich in het dossier bevindt waarop onder meer de gesprekken tussen de verdachte en Damien (WhatsApp-gesprek 18) nader zijn uitgewerkt is te lezen dat Damian vervolgens zegt dat hij die “26” sowieso echt wil hebben ook al is die “2900”. De verdachte geeft dan aan dat Damien hem morgen kan ophalen voor 2900 en dat Damien misschien “face to face” nog kan onderhandelen over de prijs.
Uit het proces-verbaal van de politie blijkt dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden gesteld dat op voornoemde foto’s telkens een semi automatisch pistool van het Oostenrijkse merk Glock, model 26, staat afgebeeld.
Ten aanzien van feit 5
Op 5 augustus 2017, omstreeks 19:23 uur, vraagt de verdachte via WhatsApp aan “OG Patje” of hij nog wapens kan regelen. Daarop stuurt OG Patje een foto van een wapen en bespreken zij hoeveel dat wapen waard is. Even later heeft de verdachte via WhatsApp een gesprek met “Topcat Roffa”. Topcat Roffa geeft aan dat hij op zoek is naar “Tools”. Ook heeft hij serieuze klanten die op zoek zijn. Vervolgens hebben ze het over “G...locks”, die tussen de 25 en 32 kosten. De verdachte vindt dat duur. Hij kan wel “roulette Torries” regelen voor € 1000 of € 900. Even later stuurt de verdachte de foto, die hij eerder van OG Patje heeft ontvangen, door naar Topcat Roffa met de getallen 765 en 1350.
De verdachte heeft op 14 augustus 2017, omstreeks 22:45 uur, opnieuw via WhatsApp, contact met OG Patje. De verdachte vraagt OG Patje wederom of hij nog wapens heeft. OG Patje stuurt de verdachte vervolgens een foto van wapens en zij bespreken hoeveel de wapens waard zijn.
Uit het proces-verbaal van de politie blijkt dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden gesteld dat op voornoemde foto’s telkens een pistool van het Joegoslavische merk Crvena Zastava, model 70, staat afgebeeld.
Ten aanzien van feit 6
“Mr T Blood Suwhoo Capo” (hierna: Mr T) stuurt de verdachte op 24 mei 2015, omstreeks 11:01 uur, via WhatsApp een aantal foto’s waarop wapens en kogelwerende vesten staan afgebeeld. Mr T geeft vervolgens aan hoeveel de afgebeelde goederen kosten. In reactie daarop laat de verdachte weten dat hij gaat “checken”. Vervolgens zegt Mr T: "Kaki maby ook voor je zelf kill die 32 kan ik krijgen voo 7 g". De verdachte reageert daar positief op. Mr T biedt aan om de verdachte te helpen met betalen.
Op 11 april 2016, omstreeks 12:12 uur, ontvangt de verdachte via WhatsApp een foto van “Gilly Goon” met daarbij de berichten: “32” en “11 bar”. De verdachte geeft daarop aan dat hij komt checken als hij genoeg heeft. Gilly Goon vraagt de verdachte of de prijs “boeng” (de rechtbank begrijpt: goed) is. De verdachte antwoordt dat hij voor een 32 nooit hoger zou gaan dan een doezoe (de rechtbank begrijpt: duizend). Vervolgens merkt de verdachte op dat een Walther een duur merk is en dat de prijs dan oké is, maar voor “die yugo merk shit niet”.
Uit het proces-verbaal van de politie blijkt dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden gesteld dat op voornoemde foto’s telkens een semi automatisch pistool van het Joegoslavische merk Zastava, model 70, staat afgebeeld.
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 4, 5 en 6
Prijzen wapens
Uit een proces-verbaal van bevindingen volgt dat de in de WhatsApp-gesprekken genoemde prijzen in combinatie met de afgebeelde vuurwapens volgens de politie reële prijzen zijn voor scherp schietende vuurwapens. De prijzen zijn gerelateerd aan het (criminele) circuit waarin de wapens worden verhandeld.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij via WhatsApp over wapens heeft gesproken en plaatjes van wapens heeft ontvangen en doorgestuurd.De verdachte ontkent echter te hebben gehandeld in wapens; het waren slechts “stoere praatjes”.
4.4.2.3 Overwegingen van de rechtbank
Gaat het om echte wapens?
Met betrekking tot de vraag of op voornoemde foto’s daadwerkelijk echte vuurwapens staan afgebeeld, overweegt de rechtbank als volgt. De wapenexpert van de Forensische Opsporing stelt dat met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden gesteld dat het steeds om echte wapens gaat. Ook de prijzen die in de WhatsApp-gesprekken worden genoemd passen bij scherp schietende wapens. Voorts kan – naar het oordeel van de rechtbank – uit de aard en inhoud van de WhatsApp-gesprekken worden afgeleid dat het om echte wapens gaat. Er wordt immers gesproken over testschoten en “hoofdpijn in Rotterdam”. Ook is er een foto van munitie bij één van de wapens te zien waarbij het volgens de expert ook bijna zeker moet gaan om echte kogels. Voorts blijkt uit geen van de talloze gesprekken ook maar een aanwijzing dat het slechts om nep/namaak vuurwapens zou gaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat gelet op al deze feiten en omstandigheden het niet anders kan zijn dan dat de wapens die op voornoemde foto’s staan afgebeeld, de echte scherp schietende vuurwapens betreffen zoals ten laste gelegd.
Is sprake van ‘bedrijfsmatig verhandelen’ als bedoeld in artikel 9 Wet wapens en munitie (WWM)?
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het
bedrijfsmatig verhandelenvan vuurwapens en/of munitie, zoals bedoeld in artikel 9 WWM. Hoewel de term verhandelen niet is gedefinieerd in de wettekst van de WWM of de daarbij behorende Memorie van Toelichting, gaat de rechtbank - anders dan de verdediging - uit van een ruime interpretatie, die meer omvat dan de in- en verkoop van wapens en/of munitie of overdracht daarvan. De rechtbank overweegt daartoe dat overeenkomstig de Richtlijn (EU) 2017/853onder
verhandelenniet alleen de activiteiten van een wapenhandelaar, maar ook de activiteiten van een wapen
makelaarvallen. Als wapenmakelaar kan worden beschouwd iedere natuurlijke of rechtspersoon wiens handel geheel of gedeeltelijk bestaat uit het onderhandelen over of regelen van transacties voor de aankoop, verkoop of levering van vuurwapens, essentiële onderdelen daarvan of munitie.
Uit voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, kan worden afgeleid dat de verdachte actief kopers en verkopers van wapens en munitie heeft samengebracht. Uit de WhatsApp-gesprekken is voorts een patroon af te leiden, waarbij de verdachte op de hoogte wordt gebracht van het aanbod van bepaalde wapens en munitie, de verdachte vervolgens aangeeft dat hij gaat kijken/checken en in een aantal gevallen ook daadwerkelijk contact legt met een (mogelijk) geïnteresseerde koper. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze handelingen van de verdachte aan te merken als wapenmakelarij. Daarbij is van ondergeschikt belang of tussen kopers en verkopers daadwerkelijk een koop is gesloten, dan wel of de wapens uiteindelijk van eigenaar zijn gewisseld. Immers, ook als een transactie uiteindelijk niet is doorgegaan, laat dat onverlet dat de verdachte de onderhandelingen over die transactie heeft gevoerd en in die zin dus als wapenmakelaar heeft opgetreden en aldus bedrijfsmatig heeft verhandeld in de zin van artikel 9 WWM. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte als wapenmakelaar de in de tenlastelegging genoemde wapens en munitie heeft verhandeld, zonder dat daarbij van belang is of hij daadwerkelijk zelf de wapens en munitie voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen. Dit maakt ook direct dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de steeds cumulatief ten laste gelegde overtredingen van de artikelen 26 (voorhanden hebben) en 31 (overdragen) van de WWM.
Uit het dossier volgt dat de verdachte deze wapens en munitie heeft verhandeld zonder dat hij daarvoor een erkenning (wapenvergunning) had. Hoewel het delictsbestanddeel
zonder erkenningniet in de tenlastelegging is opgenomen, zal de rechtbank dit als een kennelijke verschrijving beschouwen en de tenlastelegging in die zin verbeterd lezen. De kern van het verwijt ligt immers in het verbod te handelen in wapens en munitie en daar is in onderhavige zaak sprake van.
Tussenconclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte gedurende de periode van februari 2015 tot en met augustus 2017 in strijd met artikel 9 WWM vuurwapens heeft verhandeld ten aanzien van de in de feiten 1, 4, 5 en 6 genoemde wapens en een vuurwapen en bijpassende munitie ten aanzien van het/de in feit 2 genoemde wapen en munitie.
Is sprake van medeplegen?
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen. De rechtbank overweegt daartoe dat de verdachte – blijkens het dossier – steeds zelfstandig heeft gehandeld als wapenmakelaar. Hoewel de verdachte in die hoedanigheid koper en verkoper heeft samengebracht, kan niet bewezen worden verklaard dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en de (ver)kopende partij
bij het verhandelen.
Heeft de verdachte van het verhandelen van wapens zijn beroep/gewoonte gemaakt?
Het handelen van de verdachte, waaronder de vijf bewezen verklaarde feiten, en zijn vuurwapenhandel gerelateerde uitlatingen in voornoemde WhatsApp-gesprekken, wijzen op het vaste voornemen om illegaal wapens en/of munitie te verhandelen. Hij heeft over een lange periode met een zekere regelmaat geprobeerd om kopers en verkopers van verschillende wapens bij elkaar te brengen. Geïnteresseerden wisten hem te vinden en andersom. Dit wijst op een zekere mate van expertise bij de verdachte, mede gelet op het aantal verschillende merken wapens waar hij in handelde. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte van het handelen in wapens en munitie een gewoonte heeft gemaakt.
Conclusie van de rechtbank
Gelet op al het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte de feiten 1, 2, 4, 5 en 6 primair (bedrijfsmatig handelen) heeft begaan en dat de verdachte daar een gewoonte van heeft gemaakt.