Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , geboren op [geboortedag] 1961, van onbekende nationaliteit, eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Zware gronden
(x) c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
(x) d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit.
(x) d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
“De lichte gronden voor bewaring uit artikel 5.1b, vierde lid Vreemdelingenbesluit kunnen als volgt worden gemotiveerd: U heeft een langdurig vreemdelingrechtelijk traject achter de rug. U leidt een zwervend bestaan. Door geen vaste woon- of verblijfplaats te hebben onttrekt u zich daarmee aan het toezicht en ontwijkt/belemmert u de voorbereidingen van uw vertrek en/of de verwijderingprocedure. Met uw verblijf zonder bestaansmiddelen heeft u een onwettige situatie laten ontstaan, waardoor onttrekking aan het toezicht meer aannemelijk is dan het vertrek van U. (Op basis van welke aanwijzingen/ gedragingen/ uitingen de lichte gronden van bewaring (nog steeds) worden aangenomen.”.
“Gelet op de aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegde omstandigheden bestaat er geen aanleiding om aan u een lichter middel op te leggen. U hebt bovendien geweigerd om tijdens de inbewaringstelling actief en volledig mee te werken aan terugkeer. Ik ben dan ook van oordeel dat er geen andere afdoende maar minder dwingende maatregelen doeltreffend kunnen worden toegepast. Er is voorts niet gebleken van omstandigheden waaruit blijkt dat de detentie voor u onredelijk bezwarend is geworden.”