ECLI:NL:RBDHA:2019:13555

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
NL18.18094
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag van Congolese vrouw met ongeloofwaardige herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 november 2019 uitspraak gedaan in het beroep van een Congolese vrouw tegen de afwijzing van haar opvolgende asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vrouw, geboren in de Democratische Republiek Congo (DRC), had eerder een asielaanvraag ingediend die was afgewezen op basis van ongeloofwaardigheid. In haar opvolgende aanvraag stelde zij dat zij afkomstig was uit Zuid-Kivu en dat zij tot de bevolkingsgroep van de Banyamulenge behoort. De staatssecretaris weigerde de aanvraag, omdat de herkomst van de vrouw niet geloofwaardig werd geacht en de overgelegde documenten vals waren of niet authentiek konden worden vastgesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw niet in staat was om de authenticiteit van de documenten te bewijzen en dat zij geen contra-expertise had laten uitvoeren. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de vrouw kan terugkeren naar de DRC, met uitzondering van Zuid-Kivu, en dat er geen reëel risico op ernstige schade bestaat. De rechtbank heeft het beroep van de vrouw ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de asielzoeker om de herkomst en identiteit aannemelijk te maken, vooral in het licht van eerdere afwijzingen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.18094
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] eiseres

(gemachtigde: mr. P.R. Klaver),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, daaronder mede begrepen haar rechtsvoorgangers, verweerder
(gemachtigde: mr. R.A.P.M. van der Zanden).

ProcesverloopBij besluit van 28 september 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de opvolgende asielaanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond. Tevens is aan eiseres een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.

Eiseres heeft op 3 oktober 2018 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn ingediend op 5 oktober 2018. Bij brieven van 8, 11, 12 en 19 oktober en 5 december 2018 heeft eiseres aanvullende documenten overgelegd.
Partijen zijn op 12 oktober 2018 uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van het beroep op 1 november 2018. Op verzoek van verweerder heeft de rechtbank de mondelinge behandeling van het beroep uitgesteld in verband met een door het Bureau Documenten uit te voeren onderzoek.
Verweerder heeft op 9 januari 2019 de rapportage van het Bureau Documenten van 24 december 2018 aan de rechtbank gezonden.
Eiseres heeft bij brief van 8 februari 2019 een “fase 1 contra-expertise” opgesteld door Makano International (Makano) ingediend en verzocht om verder uitstel van de mondelinge behandeling voor het uitvoeren van een “contra-expertise fase 2”.
Verweerder heeft op 22 en 25 februari 2019 verweerschriften ingediend, met daarbij een weerwoord van het Bureau Documenten van 22 februari 2019. Eiseres heeft bij brieven van 26 en 27 februari 2019 hierop gereageerd. Hierbij heeft eiseres een reactie gevoegd van Makano van 27 februari 2019 op het weerwoord van Bureau Documenten.
Het beroep is, samen met de zaak NL18.18095, op 28 februari 2019 ter zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Jansen. Tevens was aanwezig als tolk K.S. Hathie-Akka. Ter zitting is de behandeling van de zaak aangehouden, om eiseres in de gelegenheid te stellen tot het laten uitvoeren van een fase 2 contra-expertise door Makano.
Op 29 maart 2019 heeft verweerder een aanvullend verweerschrift ingediend.
Bij brief van 9 april 2019 heeft eiseres verzocht om verdere aanhouding van de behandeling van het beroep, om een contra-expertise uit te kunnen laten voeren door het Nationaal Forensisch onderzoeksinstituut.
Eiseres heeft op 11 april 2019, 23 april 2019, 7 mei 2019, 22 mei 2019 en 29 mei 2019 aanvullende stukken ingediend.
Op 4 juli 2019 heeft verweerder een aanvullend verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft partijen op 17 juli bericht dat zij het voornemen heeft om zonder nadere mondelinge behandeling uitspraak te doen. Bij brief van 23 juli 2019 heeft eiseres aan de rechtbank meegedeeld dat zij een nadere behandeling ter zitting wenst.
Op 24 juli 2019 en op 25 september 2019 heeft eiseres aanvullende stukken overgelegd.
Het beroep is, samen met de zaak NL18.18095, verder ter zitting behandeld op 21 oktober 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Ter zitting is het onderzoek in de zaak gesloten.
Op 28 oktober 2019 heeft eisers een aanvullend stuk ingediend. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiseres bericht dat dit stuk niet bij de beoordeling van het beroep zal worden betrokken.

Overwegingen

1. Eiseres bezit de nationaliteit van de Democratische Republiek Congo (DRC) en is geboren op [geboortedatum] . Verweerder heeft haar asielaanvraag van 14 december 2012 afgewezen bij besluit van 18 september 2014. Daarbij heeft verweerder overwogen dat eiseres ongeloofwaardig heeft verklaard over haar gestelde verblijf in Bukavu/Zuid-Kivu in de periode vanaf maart 2011 tot en met oktober 2012 en over de aldaar in die periode ondervonden problemen. Het beroep van eiseres tegen dit besluit is bij uitspraak van 16 januari 2015 door deze rechtbank, zittingsplaats Groningen [1] ongegrond verklaard. Op 28 april 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [2] de uitspraak in hoger beroep bevestigd.
2. Op 26 september 2018 heeft eiseres een opvolgende asielaanvraag ingediend. Eiseres stelt dat zij afkomstig is uit Zuid-Kivu en dat zij behoort tot de bevolkingsgroep van de Banyamulenge. Zij is op jonge leeftijd vertrokken naar Tanzania, waarna zij op latere leeftijd naar Zuid-Kivu is teruggekeerd. Eiseres zegt dat zij zowel in Tanzania als in de DRC slachtoffer is geworden van seksueel geweld en mishandeling. Eiseres stelt dat zij als alleenstaande vrouw niet kan terugkeren naar de DRC en in het bijzonder Zuid-Kivu.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond [3] , omdat de gestelde herkomst van eiseres niet geloofwaardig wordt geacht. Verweerder verwijst daarbij allereerst naar de eerdere asielprocedure. De bij de aanvraag overgelegde documenten leiden volgens verweerder niet tot een andere uitkomst, omdat deze na onderzoek van het Bureau Documenten vals zijn bevonden, dan wel omdat de authenticiteit niet is vastgesteld. Het is aan eiseres om de authenticiteit van de documenten te onderbouwen. Eiseres is in de gelegenheid geweest een contra-expertise te laten uitvoeren, maar heeft dat niet gedaan. De door eiseres overgelegde iMMO [4] -rapportage van 22 januari 2018 maakt haar gestelde herkomst niet aannemelijk. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat de door eiseres gestelde gebeurtenissen hebben plaatsgevonden in Bukavu, Zuid-Kivu. Niet is gebleken dat eiseres behoort tot een groep die systematisch een reëel risico loopt op ernstige schade of behoort tot een door de staatssecretaris aangewezen kwetsbare minderheidsgroep in haar land van herkomst. De omstandigheid dat de betrokkene een alleenstaande vrouw is, levert volgens verweerder geen specifiek onderscheidend kenmerk op. Eiseres kan zich vestigen in Kinshasa. Voor zover in het bestreden besluit subsidiair is opgenomen dat het daarbij gaat om een vestigingsalternatief, heeft verweerder ter zitting op 28 februari 2019 verklaard dat die passage als niet geschreven moet worden beschouwd.
4. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij de mogelijkheid moet krijgen om het oordeel van het Bureau Documenten te weerleggen met een contra-expertise. Daarnaast stelt zij dat het niet in geschil is dat zij afkomstig is uit Congo. Zij is Banyamulenge en zij spreekt Kinyamulenge. Dit bewijst dat zij voor haar vertrek in Zuid-Kivu heeft gewoond. Ook heeft zij voldoende informatie verstrekt over haar leefomgeving. Verweerder heeft de iMMO-rapportage ten onrechte naast zich neergelegd. Dit rapport maakt duidelijk dat terugkeer naar de DRC in strijd is met artikel 3 van het EVRM [5] .
Daarnaast heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat zij als Banyamulenge niet veilig is in de DRC. Daarbij heeft zij erop gewezen dat zij een voor een Banyamulenge karakteristiek Rwandees uiterlijk heeft. Zij stelt dat vrouwen met een uiterlijk als dat van haar in de DRC het slachtoffer worden van verkrachting. Eiseres heeft in dit verband verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 6 juni 2017 [6] en naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 16 augustus 2019 [7] .
5. Verweerder heeft zich in reactie op het beroep op het standpunt gesteld dat de iMMO-rapportage niet kan leiden tot een inhoudelijke beoordeling van het asielrelaas omdat eiseres haar herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiseres heeft de conclusies van het Bureau Documenten niet weten te weerleggen met de overgelegde contra-expertise fase 1. Met de overigens door eiseres in beroep overgelegde documenten heeft eiseres volgens verweerder haar gestelde herkomst evenmin alsnog aannemelijk gemaakt.
6. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) [8] hebben asielmotieven slechts betekenis tegen de achtergrond van de herkomst, identiteit en nationaliteit van een vreemdeling. In rechte staat vast dat eiseres haar gestelde herkomst eerder niet aannemelijk heeft weten te maken. Het is dan aan eiseres om dit met nieuwe elementen of bevindingen alsnog te doen. De bewijslast hierbij ligt meer dan in de eerste asielprocedure bij eiseres. Eiseres moet de authenticiteit van de ter onderbouwing van haar herkomst overgelegde documenten aantonen. De beoordeling door het Bureau Documenten doet niet af aan die eigen verantwoordelijkheid van eiseres.
7. Uit de verklaring van onderzoek van 19 februari 2018 van het Bureau Documenten blijkt dat twee van de bij de aanvraag overgelegde documenten vals zijn en dat de authenticiteit van de twee andere stukken niet kan worden vastgesteld omdat er geen vergelijkingsmateriaal is. Eiseres heeft in beroep de originelen van de laatstgenoemde twee stukken overgelegd. Uit een verklaring van onderzoek van het Bureau Documenten van 24 december 2018 blijkt dat de documenten met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven.
8. De beide verklaringen van het Bureau Documenten zijn inzichtelijk gemotiveerd. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid, dan wel aan de wijze van totstandkoming van de daarin neergelegde bevindingen. Verweerder mocht dan ook uitgaan van deze deskundigenoordelen. Verder stelt de rechtbank vast dat eiseres geen daadwerkelijke contra-expertise heeft laten uitvoeren. Het rapport van de overgelegde ‘fase 1 contra-expertise’ van Makano bevat immers geen uitspraken over de authenticiteit van de door dit bureau onderzochte documenten. Dit betekent dat eiseres de authenticiteit van de bij de asielaanvraag overgelegde documenten niet heeft aangetoond. Deze documenten kunnen dan ook niet dienen om de herkomst van eiseres aannemelijk te maken.
9. Met de overige in beroep overgelegde stukken heeft eiseres evenmin aannemelijk gemaakt dat zij voor haar vertrek in Zuid-Kivu heeft verbleven en daar de door haar gestelde problemen heeft ondervonden. Uit de verklaring van de Congolese ambassade over haar Congolese nationaliteit en haar geboorteplaats Minembwe (in Zuid-Kivu), noch uit de verklaring van UBUNTU over de Banyamulenge etniciteit van eiseres kan dit worden afgeleid. Verweerder stelt verder niet ten onrechte dat de schriftelijke verklaring van [naam2] , een kennis van eiseres, niet afkomstig is van een objectief verifieerbare bron, omdat de verklaring vermoedelijk op verzoek van eiseres is opgesteld en de identiteit van de steller niet valt te controleren.
De omstandigheid dat eiseres blijkens het proces-verbaal van 10 november 2012 van de Vreemdelingenpolitie bij aankomst in Nederland in het bezit was van Congolese Francs zegt niets over de verblijfsplaats van eiseres in de gestelde periode.
De omstandigheid dat eiseres Kinyamulenge spreekt, levert geen nieuwe inzichten op. Verweerder heeft terecht verwezen naar de taalanalyse van 23 januari 2013 in de vorige procedure, waarbij is gebleken dat de eiseres eenduidig niet herleidbaar is tot de DRC.
De door eiseres overgelegde documenten en genoemde rechterlijke uitspraken die ingaan op de situatie van Banyamulenge in de DRC of in Zuid-Kivu zijn in dit verband niet relevant.
10. Omdat de gestelde herkomst van eiseres niet wordt geloofd, is het door haar overlegde iMMO-rapport niet van betekenis voor de beoordeling van de aanvraag. Niet kan worden vastgesteld dat de gestelde problemen, waarvoor het rapport eventueel medisch steunbewijs kan bevatten, zich hebben afgespeeld in het gestelde herkomstgebied.
11. Verweerder heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiseres kan terugkeren naar de DRC, uitgezonderd Zuid-Kivu. Daarbij kan zij verblijven in de hoofdstad Kinshasa. Wat eiseres in beroep heeft aangevoerd geeft geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij behoort tot een groep die een reëel risico loopt op ernstige schade. Voor zover eiseres stelt Banyamulenge te zijn, oordeelt de rechtbank dat de Banyamulenge niet zijn aangewezen als kwetsbare minderheidsgroep in de DRC. De door eiseres overgelegde documenten die ingaan op de positie van de Banyamulenge in de DRC zien hoofdzakelijk op de provincie Zuid-Kivu, waar een situatie als bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn [9] wordt aangenomen. Voor zover in sommige van de documenten wordt gesteld dat Banyamulenge nergens in de DRC veilig zijn, wordt dat niet concreet onderbouwd. Het beroep van eiseres op de uitspraken van zittingsplaatsen Zwolle en ’s-Hertogenbosch gaat niet op, aangezien in die zaken anders dan in het geval van eiseres niet in geschil was dat de betrokken vreemdelingen eerder in de DRC waren verkracht. Dat het uiterlijk van eiseres mogelijk vergelijkbaar is met dat van enkele door haar genoemde vrouwen die in Nederland in het bezit zijn gesteld van een verblijfsvergunning, betekent niet dat sprake is van vergelijkbare gevallen. De rechtbank volgt niet dat het enkele uiterlijk van eiseres zodanige onderscheidende kenmerken oplevert dat alleen al daarom aannemelijk moet worden geacht dat eiseres bij terugkeer naar de DRC een behandeling wacht in strijd met artikel 3 van het EVRM.
12. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Loonstra-Hoekstra, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Bijlage
Documenten overgelegd bij de aanvraag
- een geboorteakte afgegeven door het ziekenhuis te Minembwe, van 5 september 1992;
- een geboorte uittreksel afgegeven door de gemeente, van 8 september 1992;
- een kopie verklaring van de burgemeester van Commune d’Ibanda van 28 augustus 2014;
- een kopie verklaring van de secretaris van de provinciale onafhankelijke
verkiezingen, van 20 augustus 2014;
- een iMMO-rapportage van 22 januari 2018.
Documenten overgelegd in beroep
- een originele verklaring van de burgemeester van Commune d’Ibanda van 28 augustus 2014;
- een originele verklaring van de secretaris van de provinciale onafhankelijke
verkiezingen, van 20 augustus 2014;
- een verklaring van psycholoog G.A. Steenbergen van 11 oktober 2018;
- een verklaring van 16 oktober 2018 van Frits Schregardus, werkzaam bij INLIA Groningen;
- een verklaring van Ubuntu, gevestigd te Brussel, van 14 januari 2014;
- een ‘Attestation de nationalité’ van 9 april 2019 van de ambassade van de DRC te Brussel;
- een verklaring van 22 april 2019 van [naam3]
- een verklaring van 2 mei 2019 van [naam4]
- een kopie van de verkiezingspas van [naam5] ;
- het proces-verbaal van intake van 10 november 2012 bij de Vreemdelingenpolitie;
- een ongedateerde verklaring van [naam6] ;
- foto’s van Banyamulenge vrouwen;
- een afschrift van de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ‘s -Hertogenbosch, van 16 augustus 2019, ECLI:NL:RBOBR:2019;
- een update van juli 2015 over de Banyamulenge in de DRC afkomstig van de organisatie Ubuntu;
- een ongedateerd bericht over -onder andere- een aanval op 4 mei 2019 door de Mai Mai op Banyamulenge;
- een stuk van het Congo Today Project van 16 september 2019.

Voetnoten

2.Zaaknummer 201501314/1/V1
3.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4.instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
8.Zie AbRS 17 april 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW4349 en AbRS 24 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:4061.
9.Richtlijn (EU) nr. 2011/95.