ECLI:NL:RBDHA:2019:13501

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2019
Publicatiedatum
16 december 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1316
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen door termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 september 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2012. Eiser, werkzaam voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken, had bezwaar aangetekend tegen de navorderingsaanslag die op 16 december 2017 was opgelegd. De Belastingdienst verklaarde het bezwaar op 21 december 2018 niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding, omdat het bezwaar te laat was ingediend. Eiser stelde dat hij de uitspraak op bezwaar pas later had ontvangen, omdat zijn postadres niet was aangepast na zijn terugkeer naar Nederland vanuit Nigeria.

De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift op 1 februari 2019 eindigde en dat het beroepschrift pas op 20 februari 2019 door de rechtbank was ontvangen, wat te laat was. De rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst de uitspraak op bezwaar op de juiste wijze had verzonden naar het laatst bekende postadres van eiser. Eiser had de verantwoordelijkheid om zijn postadres tijdig aan te passen, zodat hij tijdig op de hoogte zou zijn van belangrijke correspondentie.

De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees erop dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding was. Ook werd het beroepschrift niet als bezwaarschrift tegen de gedeeltelijke afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering in behandeling genomen, omdat dit verzoek buiten de wettelijke termijn was ingediend. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen konden binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 19/1316

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

12 september 2019 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 21 december 2018 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser voor het jaar 2012 opgelegde navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) (aanslagnummer [aanslagnummer] ).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2019.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] .

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Eiser is werkzaam voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Vanaf juli 2015 was eiser gestationeerd in Lagos, Nigeria. In 2018 is eiser naar Nederland teruggekeerd. Sinds 7 augustus 2018 staat eiser in de Basisregistratie personen (Brp) ingeschreven op het adres [adres] te [woonplaats] . Bij verweerder was als postadres van eiser het adres van eisers werkgever, het Ministerie van Buitenlandse Zaken te Den Haag (post Lagos), bekend.
2. Met dagtekening 16 december 2017 heeft verweerder aan eiser voor het jaar 2012 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 62.007. Eiser heeft daartegen met dagtekening 10 januari 2018 bezwaar aangetekend.
3. Bij uitspraak op bezwaar van 21 december 2018 heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Verweerder heeft de uitspraak op bezwaar verzonden naar eisers postadres als vermeld onder 1. Verweerder heeft het bezwaarschrift tevens aangemerkt als een verzoek tot ambtshalve vermindering van de navorderingsaanslag en het belastbaar inkomen uit werk en woning verminderd tot € 58.898.
4. Tegen de uitspraak op bezwaar heeft eiser met dagtekening 20 februari 2019 beroep ingesteld. Het beroepschrift is diezelfde dag door de rechtbank ontvangen.
5. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. Deze termijn begint op de dag na die van dagtekening van de uitspraak op bezwaar, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. Dit volgt uit artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
6. Een beroepschrift is tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn door de rechtbank is ontvangen. Als het beroepschrift per post wordt verstuurd, is het ook tijdig ingediend wanneer het voor afloop van de termijn op de post is gedaan en door de rechtbank is ontvangen binnen een week na afloop van de termijn. Dit volgt uit artikel 6:9, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
7. Indien het beroepschrift te laat wordt ingediend, moet de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig indienen van het beroepschrift betrokkene niet kan worden toegerekend. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring als gevolg van die te late indiening achterwege.
8. Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 21 december 2018 is. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 1 februari 2019. Gelet op artikel 6:9, tweede lid, van de Awb moet het beroepschrift in ieder geval vóór 8 februari 2019 door de rechtbank ontvangen zijn. Het beroepschrift is door de rechtbank ontvangen op 20 februari 2019 en is dus te laat ingediend.
9. Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring van het beroep achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener ervan in verzuim is geweest.
10. Eiser heeft gesteld dat hij de uitspraak op bezwaar pas veel later heeft ontvangen, omdat de voor hem bestemde post door het Ministerie van Buitenlandse Zaken werd doorgestuurd naar de diplomatieke vertegenwoordiging in Lagos (Nigeria) waar eiser op enig moment gestationeerd is geweest. Ten tijde van de verzending van de uitspraak op bezwaar was eiser daar echter niet meer werkzaam.
11. Tussen partijen is niet in geschil dat de uitspraak op bezwaar met dagtekening
21 december 2018 aan eiser is toegezonden op het postadres en dat deze niet onbestelbaar is teruggezonden. Het gebruikte adres was het bij verweerder laatst bekende postadres van eiser. Aan verweerder kan derhalve niet worden tegengeworpen dat hij de uitspraak op bezwaar naar dit adres heeft verzonden. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de uitspraak op bezwaar op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt (vgl. ECLI:NL:GHDHA:2013:3181) en dat de beroepstermijn op de dag na dagtekening van de uitspraak op bezwaar is gaan lopen.
12. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is geen sprake. De gevolgen van het feit dat eiser, eenmaal teruggekeerd in Nederland, zijn postadres niet heeft aangepast (als gevolg waarvan de voor hem bestemde post ook na zijn terugkeer naar Nederland nog werd doorgestuurd naar Nigeria), komen voor zijn risico. Het had op eisers weg gelegen om, eenmaal teruggekeerd in Nederland, zijn postadres aan te passen opdat eventuele post van verweerder hem tijdig zou bereiken.
13. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
14. Het beroepschrift kan tevens worden aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de (gedeeltelijke) afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering van de navorderingsaanslag. Nu het verzoek om ambtshalve vermindering echter buiten de in artikel 45aa van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 bedoelde termijn van vijf jaar is ingediend als gevolg waarvan (verdere) ambtshalve vermindering van de navorderingsaanslag niet mogelijk is, ziet de rechtbank geen aanleiding verweerder op te dragen het beroepschrift als bezwaarschrift tegen de (gedeeltelijke) afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering in behandeling te nemen.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E. Schotte, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Vijverberg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
12 september 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.