In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het bezwaar van belanghebbende tegen een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 2002. Belanghebbende, die tot 11 november 2002 in Nederland woonde, verhuisde daarna naar Groot-Brittannië en keerde op 6 juli 2007 terug naar Nederland. De inspecteur legde op 25 juli 2005 een aanslag op, die naar een adres in Groot-Brittannië werd gestuurd. Belanghebbende maakte in oktober 2010 bezwaar tegen de aanslag, maar de inspecteur verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Belanghebbende stelde dat hij de aanslag nooit had ontvangen omdat deze naar een onjuist adres was gestuurd. Het Hof oordeelde dat belanghebbende of zijn gemachtigde geen adreswijzigingen aan de belastingdienst had doorgegeven, waardoor het voor zijn risico kwam dat post naar het oude adres niet aankwam. De aanslag was op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt, en het bezwaar was terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het Hof bevestigde de uitspraak van de inspecteur en vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank die het bezwaar ontvankelijk had verklaard.