In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 5 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. D.K. Bos, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpenerwaard, vertegenwoordigd door mr. F.L. Oudshoorn. Het geschil betreft de verlenging van het grafrecht voor een graf op de algemene begraafplaats te Krimpen aan de Lek. Eiseres heeft in 2017 verzocht om verlenging van het grafrecht, dat oorspronkelijk was verleend voor een periode van dertig jaar. Verweerder heeft het verzoek afgewezen en het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het grafrecht op 24 november 1980 voor een periode van dertig jaar is verleend en dat dit recht op 25 november 2012 is vervallen. Eiseres betoogde dat het grafrecht voor onbepaalde tijd was verleend en dat verweerder niet tijdig had gecommuniceerd over de vervaltermijn. De rechtbank oordeelde dat het grafrecht van rechtswege is vervallen na afloop van de termijn en dat de stelling van eiseres over een eeuwigdurend recht niet kon worden onderbouwd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het late indienen van het verweerschrift door verweerder geen gevolgen had voor de procesgang.
Eiseres heeft verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank heeft geoordeeld dat de procedure inderdaad te lang heeft geduurd en heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 500,- als schadevergoeding voor immateriële schade. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en de proceskosten aan de zijde van eiseres toegewezen.