Uitspraak
SGR 18/670, SGR 18/671, SGR 18/672, SGR 18/674, SGR 18/675, SGR 18/676,
SGR 18/677, SGR 18/678, SGR 18/679 en SGR 18/1571
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de voldoeningen op aangifte van de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) voor verschillende maanden. De inspecteur van de Belastingdienst heeft de bezwaren van eiseres niet-ontvankelijk verklaard vanwege termijnoverschrijding, maar heeft wel ambtshalve een vergoeding voor immateriële schade toegekend van in totaal € 37.500 voor de vijftien bezwaren. Eiseres is in beroep gekomen omdat zij een schadevergoeding per auto wenst in plaats van per bezwaar.
De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard, omdat de toekenning van immateriële schadevergoeding niet valt onder de besluiten die de belastingrechter kan beoordelen volgens artikel 26 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr). De rechtbank oordeelt dat de belastingrechter niet bevoegd is om over dit besluit te oordelen, en dat de algemene bestuursrechter ook niet bevoegd is, aangezien deze alleen kan oordelen over besluiten die de publiekrechtelijke bevoegdheid zelf betreffen.
De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie die bevestigt dat de belastingrechter en de algemene bestuursrechter niet bevoegd zijn om te oordelen over beslissingen van de inspecteur met betrekking tot immateriële schadevergoeding. Eiseres dient zich tot de burgerlijke rechter te wenden als zij deze beslissingen in rechte wil aanvechten. De uitspraak is gedaan door mr. E.E. Schotte en is openbaar uitgesproken op 21 november 2019.