ECLI:NL:RBDHA:2019:11870
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER en de afhankelijkheidsrelatie met een minderjarig kind
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 september 2019 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, een Nigeriaanse man, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsdocument EU/EER door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had de aanvraag ingediend op 10 april 2018, die op 6 december 2018 werd afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 19 april 2019 ongegrond verklaard. Eiser stelde dat hij verblijf wilde bij zijn minderjarige dochter, die hij op 1 maart 2018 had erkend. De staatssecretaris weigerde de aanvraag omdat eiser niet had aangetoond dat er een afhankelijkheidsrelatie bestond tussen hem en zijn dochter, zoals vereist door het arrest Chavez-Vilchez. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd dat er geen relevante afhankelijkheidsrelatie was. De rechtbank vond dat eiser wel degelijk zorg- en opvoedingstaken verrichtte en dat de staatssecretaris ten onrechte een te strenge toetsing had toegepast. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken opnieuw op het bezwaar te beslissen. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.