ECLI:NL:RBDHA:2019:11625

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 november 2019
Publicatiedatum
1 november 2019
Zaaknummer
C/09/485400 / HA ZA 15-367
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake proceskosten in civiele procedure tussen The Football Association Premier League Limited en Ecatel Ltd

In deze civiele procedure, die voor de Rechtbank Den Haag is aangespannen, heeft The Football Association Premier League Limited (FAPL) als eiseres in conventie en Ecatel Ltd als gedaagde in conventie op 6 november 2019 een vonnis gekregen. Dit vonnis is een vervolg op een tussenvonnis van 24 januari 2018, waarin eerder beslissingen zijn genomen over de vorderingen van FAPL. De rechtbank heeft in dit vonnis de proceskosten in conventie en reconventie beoordeeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat FAPL in de kosten van het geding in conventie met betrekking tot de gedaagden [A] en [B] wordt veroordeeld tot een bedrag van € 190,05, te vermeerderen met wettelijke rente. Ecatel wordt veroordeeld in de kosten van het geding in conventie, die tot op heden zijn begroot op € 71.608,84, eveneens te vermeerderen met wettelijke rente.

In reconventie heeft Ecatel haar vorderingen ingetrokken, waardoor de rechtbank enkel een beslissing over de proceskosten heeft genomen. Ecatel wordt veroordeeld in de kosten van het geding in reconventie, die zijn begroot op € 7.875,-, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de rechters E.F. Brinkman, M. Knijff en C.T. Aalbers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/485400 / HA ZA 15-367
Vonnis van 6 november 2019
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
THE FOOTBALL ASSOCIATION PREMIER LEAGUE LIMITED,
te Londen (Verenigd Koninkrijk),
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A. Tsoutsanis te Amsterdam,
tegen
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
ECATEL LTD,
te Folkestone (Verenigd Koninkrijk),
2.
[A],
te [woonplaats 1] ,
3.
[B],
te [woonplaats 2] ,
gedaagden in conventie,
de rechtspersoon sub 1 tevens eiseres in reconventie,
advocaat voor gedaagden 1 en 3, voorheen mr. Chr.A. Alberdingk Thijm te Amsterdam,
advocaat voor gedaagde 2, mr. A.M. van Aerde te Amsterdam.
Partijen zullen hierna wederom FAPL en Ecatel c.s. genoemd worden en gedaagden in conventie (gedaagde sub 1 tevens eiseres in reconventie) afzonderlijk Ecatel, [A] en [B] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 24 januari 2018 (hierna: het tussenvonnis);
  • de akte houdende verzoek terugkomen op eindbeslissingen deelvonnis 24 januari 2018, uitlating status hoger beroep in verband met aanhouding vorderingen, vermindering van eis in conventie en overlegging producties van 28 maart 2018 van FAPL, met producties 81 tot en met 84;
  • de antwoordakte van Ecatel c.s., met productie 48;
  • de e-mail van 9 april 2018 van de rechtbank aan partijen dat in het tussenvonnis besloten ligt dat de vorderingen jegens [A] en [B] zijn afgewezen, waartegen hoger beroep mogelijk is, en dat de rechtbank niet terugkomt op de aangevallen eindbeslissing;
  • de (rol)berichten namens FAPL van 24 juli 2019 en 23 september 2019 alsmede namens [A] van 7 augustus 2019 , waarin zij mededelen dat het hoger beroep tegen het tussenvonnis van 24 januari 2018 is doorgehaald en dat zij (eind)vonnis wensen in deze procedure.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie

2.1.
De rechtbank blijft bij hetgeen in het tussenvonnis is overwogen en beslist. De rechtbank heeft in het tussenvonnis een eindbeslissing gegeven op de vorderingen van FAPL genoemd in r.o. 3.1. onder I en II. Naar aanleiding daarvan heeft de rechtbank ten laste van Ecatel het in r.o. 5.1 van het tussenvonnis geformuleerde bevel afgegeven. Deze vorderingen van FAPL zijn ten aanzien van [A] en [B] beide afgewezen.
2.2.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank de beslissing op de vorderingen genoemd in r.o. 3.1 onder III, IV, V en VI van het tussenvonnis, evenals de beoordeling van de proceskosten, aangehouden totdat in hoger beroep zou zijn beslist op hetgeen de voorzieningenrechter bij vonnis van 28 april 2015 heeft geoordeeld over het al dan niet in stand kunnen blijven van de op verzoek van FAPL afgegeven ex parte beschikkingen tegen Ecatel (zie r.o. 2.11 tot en met 2.14 en 4.23 van het tussenvonnis). Die vorderingen zien op de op grond van die beschikkingen verbeurde dwangsommen en vergoeding van schade. Bij haar akte van 28 maart 2018 heeft FAPL gemeld dat (mede) vanwege het eenstemmige verzoek van partijen tot doorhaling van dat hoger beroep, zij de vorderingen III tot en met VI jegens Ecatel c.s. intrekt.
2.3.
Gelet op het voorgaande resteert in conventie enkel nog een beslissing ten aanzien van de proceskosten.
2.4.
Daarbij stelt de rechtbank voorop dat FAPL onweersproken heeft aangevoerd dat 70% van de door partijen gemaakte proceskosten kan worden toegerekend aan de procedure in conventie en 30% aan de procedure in reconventie en dat in conventie 90% ziet op het IE-deel en 10% op het niet-IE-deel (bestuurdersaansprakelijkheid: onrechtmatige daad). De rechtbank zal bij de begroting van de proceskosten daarom deze percentages aanhouden.
2.5.
Nu geen van de jegens [A] en [B] ingestelde vorderingen worden toegewezen, zal FAPL als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van [A] en [B] worden veroordeeld. Aangezien de jegens [A] en [B] ingestelde vorderingen gegrond zijn op bestuurdersaansprakelijkheid, betreft dit het niet-IE-deel en is ter zake het liquidatietarief (zoals geldend vanaf 1 mei 2018) van toepassing. Omdat alle jegens [A] en [B] ingestelde vorderingen van onbepaalde waarde zijn, zal tarief II worden gehanteerd en worden de kosten begroot op (10% x 3,5 punt à € 543,- =) € 190,05, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente.
2.6.
Vanwege het op vordering van FAPL bij tussenvonnis aan Ecatel gerichte bevel, zal Ecatel als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van FAPL worden veroordeeld. FAPL vordert vergoeding van volledige proceskosten op de voet van artikel 1019h Rv. De rechtbank verwerpt het verweer van Ecatel dat artikel 1019h Rv toepassing mist omdat Ecatel een tussenpersoon is die zelf geen auteursrechtinbreuk maakt, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 29 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:1046 (Brein / Ziggo, XS4ALL, r.o. 3.6.2). FAPL heeft specificaties van haar kosten (inclusief griffierecht, verschotten, kosten NetResult en exclusief BTW) van in totaal € 155.540,39 overgelegd. Van dit bedrag ziet € 100.523,50 op advocaatkosten.
2.7.
Teneinde de redelijkheid en evenredigheid van de opgevoerde kosten te kunnen beoordelen, wordt aansluiting gezocht bij de Indicatietarieven in IE-zaken (versie april 2017). De daarin vermelde tarieven worden geacht redelijk en evenredig te zijn. Bij de bepaling tot welke categorie de onderhavige zaak behoort, neemt de rechtbank in aanmerking dat gelet op de intrekking door FAPL van de vorderingen als genoemd in r.o. 3.1 van het tussenvonnis onder III, IV, V en VI, verschil bestaat in de waardering van de procedure van voor die intrekking (en waarop het door FAPL opgevoerde bedrag aan advocaatkosten ziet) en van de waardering van de zaak na die intrekking. Zo is door de intrekking van deze vorderingen in elk geval verandering gekomen in de omvang van het relevante feitencomplex, de juridische waardering daarvan en het financiële belang van de zaak voor partijen. Onderhavige zaak is naar het oordeel van de rechtbank daarom niet langer als complex aan te merken, maar als normaal tot complex, zodat het midden tussen die categorieën liggende tarief van € 26.250,- (het midden tussen € 17.500,- en € 35.000,-) als redelijk en evenredig voor vergoeding van de advocaatkosten in deze zaak, in dit geval voor zowel de conventie als de reconventie tezamen, heeft te gelden. Hiermee wordt ook tegemoet gekomen aan het bezwaar dat Ecatel c.s. heeft gemaakt tegen de redelijkheid en evenredigheid van de door FAPL opgevoerde advocaatkosten.
2.8.
Van dit tarief van € 26.250,- komt (€ 26.250,- x 70%) x 90% =) € 16.537,50 voor vergoeding aan FAPL in aanmerking, nu 70% van de proceskosten op de conventie ziet en 90% daarvan op het IE‑deel. Dit bedrag dient in ieder geval vermeerderd te worden met het griffierecht van € 613,- en de betaalde verschotten van in totaal € 3.800,55. Daarnaast heeft FAPL voor kosten handhaving en controle aan NetResult een bedrag van € 50.603,34 betaald. Voor zover Ecatel heeft aangevoerd (zie haar pleitnotities bij de comparitie van
8 december 2015) dat de werkzaamheden van NetResult geen betrekking hebben gehad op deze procedure, althans slechts voor een zeer beperkt deel, verwerpt de rechtbank dit verweer. Uit het tussenvonnis volgt dat de verklaringen en resultaten van NetResult relevant zijn geweest voor de beslissingen in de onderhavige procedure. Ook deze kosten komen derhalve voor vergoeding in aanmerking, zodat de begroting van de proceskosten in conventie sluit op (€ 16.537,50 + € 613,- + € 3.855,- + € 50.603,34 =) € 71.608,84, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente, waarbij de termijn daarvoor zal worden bepaald op zeven dagen na betekening van het onderhavige vonnis.
in reconventie
2.9.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen (zie r.o. 4.24) dat het oordeel in reconventie (eveneens) samenhangt met hetgeen in het hoger beroep ter zake de vernietiging van de ex parte-bevelen zal worden beslist, zodat ook de zaak in reconventie in het tussenvonnis is aangehouden. Nu Ecatel bij haar antwoordakte de vorderingen in reconventie heeft ingetrokken, resteert ook in reconventie enkel een beslissing over de proceskosten.
2.10.
Ecatel zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van FAPL worden veroordeeld. Van de (zie hiervoor|) opgevoerde advocaatkosten is 30% te beschouwen als in reconventie gemaakt, zodat dit op basis van het toepasselijke Indicatietarief sluit op een bedrag van (26.250,- x 30% =) € 7.875,-. Dit bedrag komt voor vergoeding in aanmerking, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente, waarbij de termijn daarvoor zal worden bepaald op zeven dagen na betekening van het onderhavige vonnis.

3.De verdere beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt FAPL in de kosten van het geding in conventie met betrekking tot [A] en [B] , tot op heden begroot op € 190,05, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek indien dit bedrag niet binnen acht dagen na betekening van het onderhavige vonnis is voldaan;
3.2.
veroordeelt Ecatel in de kosten van het geding in conventie, tot op heden aan de zijde van FAPL begroot op € 71.608,84, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek indien dit bedrag niet binnen zeven dagen na betekening van het onderhavige vonnis is voldaan;
3.3.
verklaart de proceskostenveroordeling onder 3.1 en 3.2 uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
3.5.
veroordeelt Ecatel in de kosten van het geding in reconventie, tot op heden aan de zijde van FAPL begroot op € 7.875,-, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek indien dit bedrag niet binnen zeven dagen na betekening van het onderhavige vonnis is voldaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.F. Brinkman, mr. M. Knijff en mr. C.T. Aalbers en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2019.