Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[A],
[B],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 24 januari 2018 (hierna: het tussenvonnis);
- de akte houdende verzoek terugkomen op eindbeslissingen deelvonnis 24 januari 2018, uitlating status hoger beroep in verband met aanhouding vorderingen, vermindering van eis in conventie en overlegging producties van 28 maart 2018 van FAPL, met producties 81 tot en met 84;
- de antwoordakte van Ecatel c.s., met productie 48;
- de e-mail van 9 april 2018 van de rechtbank aan partijen dat in het tussenvonnis besloten ligt dat de vorderingen jegens [A] en [B] zijn afgewezen, waartegen hoger beroep mogelijk is, en dat de rechtbank niet terugkomt op de aangevallen eindbeslissing;
- de (rol)berichten namens FAPL van 24 juli 2019 en 23 september 2019 alsmede namens [A] van 7 augustus 2019 , waarin zij mededelen dat het hoger beroep tegen het tussenvonnis van 24 januari 2018 is doorgehaald en dat zij (eind)vonnis wensen in deze procedure.
2.De verdere beoordeling
in conventie
8 december 2015) dat de werkzaamheden van NetResult geen betrekking hebben gehad op deze procedure, althans slechts voor een zeer beperkt deel, verwerpt de rechtbank dit verweer. Uit het tussenvonnis volgt dat de verklaringen en resultaten van NetResult relevant zijn geweest voor de beslissingen in de onderhavige procedure. Ook deze kosten komen derhalve voor vergoeding in aanmerking, zodat de begroting van de proceskosten in conventie sluit op (€ 16.537,50 + € 613,- + € 3.855,- + € 50.603,34 =) € 71.608,84, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente, waarbij de termijn daarvoor zal worden bepaald op zeven dagen na betekening van het onderhavige vonnis.