In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 februari 2019 een beschikking gegeven inzake de wijziging van kinderalimentatie. Het verzoekschrift is ingediend door de vader, [Y], die verzocht om de kinderalimentatie voor zijn dochter [minderjarige] op nihil te stellen, met als argument dat er sprake was van een wijziging van omstandigheden. De moeder, [X], voerde verweer en stelde dat de vader niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat hij relevante wijzigingen van omstandigheden heeft aangevoerd. De rechtbank heeft echter ook de argumenten van de moeder in overweging genomen, die stelde dat de overeengekomen alimentatie niet zomaar kon worden aangepast zonder een ingrijpende wijziging van omstandigheden.
De rechtbank heeft de feiten in de zaak beoordeeld, waaronder de achtergrond van de ouders en de huidige situatie van de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds juli 2018 in een gezinshuis woont en dat de vader sinds de eerdere beschikking van 6 maart 2015 geen financiële bijdrage meer hoeft te betalen voor het verblijf van de minderjarige. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vader in redelijkheid kan verwachten dat de moeder kan aantonen dat zij nog steeds relevante kosten voor de minderjarige heeft, ondanks dat zij niet meer bij haar woont.
Uiteindelijk heeft de rechtbank beslist dat de vader vanaf 1 maart 2019 een kinderalimentatie van € 25,- per maand moet betalen voor de minderjarige, en dat de proceskosten worden gecompenseerd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de minderjarige, zodra zij 18 jaar is, zelf een bijdrage kan vragen aan haar ouders voor haar kosten van levensonderhoud en studie.