1.2In september 2009 is eiseres teruggekeerd naar het Verenigd Koninkrijk (VK). Tussen 30 september 2009 en 15 februari 2018 heeft eiseres in het VK gestudeerd en per 1 oktober 2018 is zij werkzaam bij [bedrijf] Eiseres heeft stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij in de periode van december 2013 tot en met augustus 2016 meerdere keren Nederland heeft bezocht, in duur variërend van een paar dagen tot twee weken.
2. Verweerder heeft in het primaire besluit het verblijfsrecht “duurzaam verblijf als burger van de Unie” beëindigd. Verweerder heeft dit standpunt in het bestreden besluit gehandhaafd. Verweerder heeft hiertoe van belang geacht dat uit de Basisregistratie Personen is gebleken dat eiseres sinds 3 januari 2014 is vertrokken uit Nederland en zich sindsdien elders heeft gevestigd. Eiseres heeft voorts erkend dat zij haar hoofdverblijf langer dan twee jaar geleden heeft verplaatst naar het VK. Verder wordt onder het begrip ‘afwezigheid’ in de zin van artikel 8.18, eerste lid, aanhef en onder a, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) verstaan de verplaatsing van het centrum van haar belangen. Volgens verweerder is het zwaartepunt van het bestaan van eiseres sinds 2009 naar het VK verplaatst. Dat duidt op een reëel verblijf aldaar en afwezigheid uit Nederland. Verweerder verwijst verder naar artikel 16, derde lid, van de Verblijfsrichtlijnwaarin wordt vermeld welke tijdelijke afwezigheden zijn toegestaan zonder dat het ononderbroken karakter van het verblijf wordt beïnvloed. De afwezigheid uit Nederland van eiseres gedurende tien jaar en het aannemen van een baan in het VK duidt op de intentie om het centrum van haar belangen naar het VK te verplaatsen en niet langer in Nederland te verblijven. Verweerder heeft een belangenafweging gemaakt en geconcludeerd dat het algemeen belang om het verblijfsrecht te beëindigen prevaleert boven het individuele belang van eiseres om het duurzaam verblijfsrecht voor verblijf in Nederland te behouden omdat eiseres slechts voor familiebezoeken aan haar ouders zich naar Nederland wenst te begeven. Dat eiseres mogelijk in de toekomst in Nederland zou willen werken, doet hier niet aan af, aldus verweerder in het bestreden besluit.
3. Eiseres voert aan dat zij haar duurzaam verblijf niet heeft verloren, omdat zij niet twee achtereenvolgende jaren afwezig is geweest zoals staat in artikel 16, vierde lid, van de Verblijfsrichtlijn en artikel 8.18, eerste lid, aanhef en onder a, van het Vb. Het begrip ‘afwezigheid’ betekent volgens eiseres slechts een fysieke afwezigheid van het grondgebied van de gastlidstaat. Eiseres heeft erkend dat zij sinds september 2009 in het VK woont en haar hoofdverblijf verplaatst heeft van Nederland naar het VK, maar dat zij regelmatig haar familie en vrienden in Nederland heeft bezocht. Met deze bezoeken heeft zij haar afwezigheid uit Nederland telkens onderbroken, zodat niet kan worden gezegd dat zij twee achtereenvolgende jaren afwezig is geweest. Ter ondersteuning van dit standpunt heeft eiseres onder andere verwezen naar pagina 199-200 van “The EU Citizenship Directive, A Commentary”.Hieruit blijkt volgens eiseres dat slechts één dag aanwezigheid op het grondgebied van de gastlidstaat al voldoende is om de ‘klok terug te zetten’ voor de berekening van twee jaar afwezigheid die tot verlies van duurzaam verblijf leidt. Eiseres verzoekt verder prejudiciële vragen te stellen over de vraag wat met afwezigheid voor meer dan twee achtereenvolgende jaren wordt bedoeld.
4. Volgens artikel 16, vierde lid van de Verblijfsrichtlijn, kan wanneer het duurzame verblijfsrecht eenmaal is verkregen, het slechts worden verloren door een afwezigheid van meer dan twee achtereenvolgende jaren uit het gastland. Dit artikel is geïmplementeerd in artikel 8.18, eerste lid, aanhef en onder a, van het Vb, waarin is opgenomen dat duurzaam verblijfsrecht slechts kan worden beëindigd bij afwezigheid van meer dan twee achtereenvolgende jaren uit Nederland.