ECLI:NL:RBDHA:2019:11222
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening met betrekking tot Italië en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 27 september 2019 heeft eiser betoogd dat hij vanwege zijn medische problematiek kwetsbaar is en dat er aanvullende garanties van Italië nodig zijn voor een adequate opvang na overdracht. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zonder deze garanties in Italië geen adequate zorg kan krijgen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de toezegging van verweerder om relevante informatie over de medische behoeften van eiser uit te wisselen met de Italiaanse autoriteiten voldoende is om aan te nemen dat eiser de benodigde zorg zal ontvangen.
Eiser heeft verder een beroep gedaan op een interim measure van het EHRM, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat deze maatregel niet van toepassing is op de situatie van eiser, aangezien hij niet in vergelijkbare omstandigheden verkeert als de betrokkenen in de zaak waar de interim measure op betrekking heeft. De rechtbank heeft het verzoek om aanhouding in afwachting van de uitspraak van het EHRM afgewezen. Eiser heeft ook verwezen naar eerdere uitspraken van andere rechtbanken, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de situatie van eiser niet vergelijkbaar is met die van de betrokkenen in die uitspraken. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.