Correctie
Box 1
Aangegeven verzamelinkomen volgens de aangifte € 42.486
Bij: Belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden € 5.200
Het verzamelinkomen box 1 zal nader worden vastgesteld op € 47.686.”
10. De navorderingsaanslag voor het jaar 2008 is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 47.686 (€ 42.486 + € 5.200). Daarbij is het bedrag van
€ 5.200 dat eiser van [Ltd. 2] Ltd. heeft ontvangen aangemerkt als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden. De in rekening gebrachte heffingsrente bedraagt € 561.
11. Ook voor het jaar 2009 is een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd. Die navorderingsaanslag is bij uitspraak van 20 december 2018 (SGR 18/5630) door de rechtbank vernietigd. De rechtbank heeft in die procedure overwogen dat verweerder, met de enkele verwijzing naar het onder overweging 8 genoemde gespreksverslag, niet aannemelijk heeft gemaakt dat de van [Ltd. 2] Ltd. ontvangen bedragen dienden te worden aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden.
12. In geschil is of de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2008 terecht is opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of door eiser de vereiste aangifte is gedaan nu hij de op het aangifteformulier het hokje over betrokkenheid bij een trust of ander doelvermogen niet aangekruist heeft. Daarnaast is in geschil of het door eiser van [Ltd. 2] Ltd. ontvangen bedrag moet worden aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden.
13. Eiser stelt zich op het standpunt dat de navorderingsgaanslag ten onrechte is opgelegd. Volgens eiser is de vereiste aangifte gedaan en bestaat geen grond voor omkering en verzwaring van de bewijslast. Voorts voert eiser aan dat het door [Ltd. 2] Ltd. aan hem betaalde bedrag van € 5.200 een borgstellingsprovisie betreft en geen resultaat uit overige werkzaamheden.
14. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de navorderingsaanslag terecht is opgelegd. Daartoe voert verweerder aan dat eiser niet de vereiste aangifte heeft ingediend zodat sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast. Volgens verweerder heeft eiser niet doen blijken dat het van [Ltd. 2] Ltd. ontvangen bedrag een borgstellingsprovisie betreft.
Beoordeling van het geschil
15. De rechtbank stelt voorop dat betrokkenheid van een belastingplichtige bij een trust of ander doelvermogen van dien aard kan zijn dat deze gevolgen heeft voor de heffing van inkomstenbelasting van betreffende belastingplichtige. Kennisneming van betrokkenheid is derhalve van belang voor de belastingheffing en naar eventuele betrokkenheid mag worden gevraagd.
16. Gelet op het doel van [Foundation] Foundation zoals geformuleerd in de onder overweging 2 geciteerde oprichtingsakte dient [Foundation] Foundation te worden aangemerkt als doelvermogen. Voorts staat vast dat eiser vermogen heeft afgezonderd in en adviseur is van [Foundation] Foundation. Volgens het gespreksverslag van 7 april 2011 was eiser daarbij gerechtigd tot 97% van de baten van [Foundation] Foundation. Gelet hierop had eiser tenminste een wezenlijke betrokkenheid bij [Foundation] Foundation. Naar het oordeel van de rechtbank had eiser de vraag of hij betrokken was bij een trust of ander doelvermogen dan ook niet onbeantwoord mogen laten. Eiser heeft nog gesteld dat de vraag niet behoefde te worden beantwoord omdat zijn betrokkenheid bij [Foundation] Foundation voor het jaar 2008 niet zou resulteren in belastbaar inkomen. De rechtbank kan deze stelling, wat daar ook van zij, niet volgen. Doordat eiser zijn betrokkenheid niet kenbaar heeft gemaakt, heeft verweerder niet kunnen vaststellen of sprake is van belastbaar inkomen uit deze bron.
17. Met de vraag naar betrokkenheid bij een trust of ander doelvermogen werd opgave verlangd van een gegeven waarvan de kennisneming van belang kan zijn voor de onderhavige heffing. Met inachtneming van artikel 7, eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) in verbinding met artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Awr was eiser dan ook gehouden die vraag duidelijk, stellig en zonder voorbehoud te beantwoorden. Nu belanghebbende niet aan deze verplichting heeft voldaan heeft hij niet de vereiste aangifte gedaan.
18. Nu eiser de vereiste aangifte niet heeft gedaan, dient ingevolge artikel 27e, eerste lid, van de Awr het beroep ongegrond te worden verklaard, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar van verweerder (omkering en verzwaring van de bewijslast) onjuist is. Daarbij is uitgangspunt dat de berekening van het nagevorderde bedrag jegens de belanghebbende redelijk en dus niet willekeurig behoort te zijn. Voor de beoordeling of aan deze maatstaf wordt voldaan dient mede in aanmerking te worden genomen in hoeverre de inspecteur beschikt over gegevens voor het opleggen van een (navorderings)aanslag en in hoeverre ervan mag worden uitgegaan dat de belastingplichtige in staat is opening van zaken te geven (vgl. HR 15 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BN6324). In een geval waarin sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast behoeft verweerder dus niet onder iedere omstandigheid te stellen en aannemelijk te maken welke bron van inkomen aan de navorderingsaanslag ten grondslag ligt (vgl. HR 17 augustus 2018, ECLI:NL:HR:2018:1311). 19. De rechtbank acht de omvang van het nagevorderde bedrag redelijk en niet willekeurig nu door eiser in 2008 € 5.200 is ontvangen van [Ltd. 2] Ltd. en in het gespreksverslag van 7 april 2011 is opgenomen dat de van [Ltd. 2] Ltd. ontvangen bedragen niet in de aangifte IB/PVV voor het jaar 2008 zijn opgenomen. Dat het gespreksverslag, dat door de fiscaal adviseur van eiser is opgesteld, op dit punt niet accuraat zou zijn, is niet aannemelijk gemaakt.
20. Aangezien de betaling niet met stukken is onderbouwd en door eiser ook anderszins geen duidelijkheid is verschaft omtrent de aard van de betaling, kan niet in redelijkheid van verweerder worden gevraagd dat hij aannemelijk maakt welke bron van inkomen aan de navorderingsaanslag ten grondslag ligt. Door eiser wordt gesteld dat het bedrag ziet op een mondeling overeengekomen borgstellingscommissie, maar deze stelling is niet met stukken onderbouwd. Eiser heeft ook niet anderszins doen blijken dat het bedrag van € 5.200 ten onrechte door verweerder in aanmerking is genomen als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden. Naar het oordeel van de rechtbank is de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2008 terecht en naar een juist bedrag opgelegd.
21. Tegen de in rekening gebrachte heffingsrente heeft eiser geen afzonderlijke gronden aangevoerd. Gesteld noch gebleken is dat deze rente naar een onjuist bedrag of in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht in rekening is gebracht.
22. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
23. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.