In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eisers, een gezin met minderjarige kinderen van Eritrese afkomst, in beroep zijn gegaan tegen besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De Staatssecretaris had de asielaanvragen van de eisers niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, met als argument dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van hun asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers kwetsbare asielzoekers zijn, zoals gedefinieerd in het arrest Tarakhel van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Dit arrest stelt dat bij kwetsbare asielzoekers voldoende waarborgen moeten worden ontvangen van de overdragende lidstaat inzake opvangcapaciteit en leefomstandigheden.
De rechtbank heeft overwogen dat de Staatssecretaris onvoldoende garanties heeft gevraagd aan de Italiaanse autoriteiten om te waarborgen dat de eisers, en met name de minderjarige kinderen, bij overdracht naar Italië verzekerd zijn van adequate opvang. De rechtbank heeft twijfels geuit over de circular letter van 8 januari 2019 van de Italiaanse autoriteiten, die stelt dat de opvangstructuren adequaat zijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de beroepsgrond van de eisers slaagt, en heeft de bestreden besluiten vernietigd. De rechtbank heeft de Staatssecretaris opgedragen om nieuwe besluiten te nemen op de aanvraag van de eisers, met inachtneming van deze uitspraak, en heeft de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eisers tot een bedrag van € 1.024,-.