Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
De rechtbank oordeelt als volgt.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een beroep van een Eritrese vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling, eiser, heeft op 20 november 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning op basis van nareis, maar zijn aanvraag werd afgewezen omdat hij zijn identiteit niet kon aantonen. Eiser heeft geen officiële identificerende documenten overgelegd, wat volgens de rechtbank in strijd is met de vastgestelde gedragslijn van de staatssecretaris. Tijdens de zitting op 25 september 2019 heeft eiser zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. P.C.M. van Schijndel, en waren ook een referente en een tolk aanwezig. De staatssecretaris is niet verschenen.
De rechtbank heeft overwogen dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd van zijn identiteit. De rechtbank heeft de stelling van eiser verworpen dat het Algemeen Ambtsbericht Eritrea niet betrouwbaar is, en heeft geconcludeerd dat eiser niet in bewijsnood verkeert. Eiser heeft enkele documenten overgelegd, zoals een Israëlische ‘conditional release’ en een kerkelijke huwelijksakte, maar deze zijn niet door de Eritrese autoriteiten afgegeven en zijn dus niet substantieel bewijs van zijn identiteit. De rechtbank heeft ook de argumenten van eiser over de werkinstructie van de staatssecretaris verworpen, omdat deze instructie niet meer geldig was op het moment van de aanvraag.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, omdat eiser niet heeft aangetoond dat hij over officiële identificerende documenten beschikt. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 8 oktober 2019, en tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.