ECLI:NL:RBDHA:2019:10052
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op basis van ongeloofwaardige verklaringen over illegale uitreis uit Eritrea
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 september 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Eritrese vrouw, had op 18 april 2019 een aanvraag ingediend voor een zelfstandige verblijfsvergunning asiel, maar deze werd afgewezen als ongegrond. De staatssecretaris oordeelde dat de verklaringen van eiseres over haar illegale uitreis uit Eritrea ongeloofwaardig waren, omdat zij tegenstrijdige en bevreemdingwekkende verklaringen had afgelegd.
Eiseres had eerder een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gekregen, maar haar aanvraag voor een zelfstandige verblijfsvergunning was gebaseerd op de stelling dat zij samen met haar minderjarige dochter Eritrea illegaal had verlaten. De rechtbank oordeelde dat het aan eiseres was om de illegale uitreis aannemelijk te maken, maar dat de staatssecretaris terecht twijfelde aan de geloofwaardigheid van haar verklaringen. De rechtbank wees op de inconsistenties in de verklaringen van eiseres en de onwaarschijnlijkheid van haar verhaal over de rol van twee militairen die haar zouden hebben geholpen bij de uitreis.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet onterecht had geoordeeld dat eiseres niet geloofwaardig was in haar verklaringen over de illegale uitreis. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en eiseres werd geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.