Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
€ 248,83 te voldoen, onder de voorwaarde dat hij (ineens) een bedrag van € 1.000,-- aanbetaalt. Dit laatste bedrag heeft [eiser] voldaan, maar voor het overige is hij de regeling niet nagekomen.
3.Het geschil
"Gegijzeld door het systeem". Voorts is de duur van de vervangende hechtenis disproportioneel. Net als in het geval van gijzeling in het kader van verkeersboetes, zou deze maximaal 15 dagen mogen bedragen. Tot slot is onbegrijpelijk dat geen beslagvrije voet is toegepast.
4.De beoordeling van het geschil
magmaar ook (ongewijzigd)
moetworden ten uitvoer gelegd. Het CJIB, dat is belast met de executie van onder andere schadevergoedingsmaatregelen, heeft een ruime beleidsvrijheid, wat meebrengt dat de voorzieningenrechter in kort geding de beslissingen van het CJIB in beginsel slechts marginaal kan toetsen. De wijze waarop het CJIB een schadevergoedingsmaatregel ten uitvoer legt, is in hoofdlijnen neergelegd in de 'Aanwijzing executie' en wordt in de rechtspraak van de Hoge Raad bevestigd.
vervangendehechtenis de verplichting van [eiser] om de schade te vergoeden niet
vervangt- en daarmee de lading in feite niet dekt - maakt het bovenstaande niet anders.
moetde aan die maatregel verbonden vervangende hechtenis worden tenuitvoergelegd. Uit vaste jurisprudentie volgt dat betalingsonmacht daaraan niet in de weg kan staan. Zo heeft onder meer de Hoge Raad in zijn arrest van 20 juni 2000 (ECLI:NL:HR:2000:AA6246) geoordeeld dat uit de wetsgeschiedenis kan worden afgeleid dat door de wetgever onder ogen is gezien dat de bij de oplegging van een schadevergoedingsmaatregel te bepalen vervangende hechtenis ook ten uitvoer kan worden gelegd in gevallen waarin de veroordeelde de schadevergoedingsmaatregel niet kan voldoen. Anders dan bij (dreigende) gijzeling op grond van verkeersboetes, waarmee - zoals hiervoor overwogen - de hier aan de orde zijnde vervangende hechtenis niet op één lijn kan worden gesteld, vormt betalingsonmacht in dit geval geen grond om van de vervangende hechtenis af te zien. Op het Openbaar Ministerie rust dan ook niet de plicht om bij het uitblijven van betaling te onderzoeken of sprake is van betalingsonwil of betalingsonmacht. Dat de detentie aan voldoening van de schadevergoeding in de weg staat, komt voor rekening en risico van de veroordeelde. Het hiervoor onder 4.1 al aangehaalde beleid van het CJIB laat bij de tenuitvoerlegging van schadevergoedingsmaatregelen niet het maatwerk toe dat thans bij gijzeling wel mogelijk is. Aan [eiser] is echter wel de mogelijkheid geboden om via een betalingsregeling de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te voorkomen, maar hij heeft na de eerste aanbetaling verzuimd vervolgbetalingen te verrichten. Daarmee is in feite enige vorm van maatwerk geleverd door het CJIB, maar daarbij is door [eiser] niet voldaan aan de gestelde voorwaarden. Gelet hierop heeft het CJIB dan ook terecht - en in lijn met het gebruikelijke beleid - opnieuw een arrestatiebevel uitgevaardigd, zonder voorafgaande beslaglegging. Op grond hiervan kan [eiser] niet worden gevolgd in zijn stelling dat ten onrechte geen beslagvrije voet is toegepast. Een en ander betekent ook dat de tenuitvoerlegging van 53 dagen vervangende hechtenis, waarbij rekening is gehouden met het door [eiser] betaalde bedrag ad € 1.000,--, proportioneel moet worden geacht.