ECLI:NL:RBDHA:2018:9047
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag uitstel van vertrek op basis van medische gronden in vreemdelingenrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Eritrese eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet, welke was afgewezen door de Staatssecretaris. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris het bezwaar van de eiser ongegrond heeft verklaard, en dat de eiser zich niet kon verenigen met deze beslissing. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat het BMA-advies aangaf dat de eiser medisch gezien in staat was om te reizen en er geen reëel risico op een medische noodsituatie bestond bij terugkeer naar Eritrea. De rechtbank heeft verder overwogen dat de jeugdige leeftijd van de eiser en zijn geworteldheid in Nederland geen aanleiding gaven voor het verlenen van uitstel van vertrek, aangezien dit enkel op medische gronden kan worden verleend. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de zaak van eiser niet onder de werking van het Paposhvili-arrest valt, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.