ECLI:NL:RBDHA:2018:8202

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2018
Publicatiedatum
11 juli 2018
Zaaknummer
17.473
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Afghaanse eiser op grond van ongeloofwaardig asielrelaas en bekering tot het christendom

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 juli 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Afghaanse nationaliteit, een beroep had ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 28 november 2015 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij stelde dat zijn vader een jihadi was en hem had willen rekruteren voor de jihad. Daarnaast claimde hij dat hij afstand had genomen van de islam en geïnteresseerd was geraakt in het christendom. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, waar de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

Tijdens de zitting op 25 mei 2018 heeft de rechtbank de verklaringen van de eiser beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser over zijn vader en diens rol in de jihad niet geloofwaardig waren. De rechtbank vond de verklaringen vaag en summier, en oordeelde dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat zijn moeder niet eerder had kunnen helpen bij zijn vlucht uit Afghanistan. Ook de gestelde afvalligheid van de islam en de interesse in het christendom werden door de rechtbank als ongeloofwaardig beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de eiser zijn asielmotieven niet aannemelijk had gemaakt en verklaarde het beroep ongegrond.

De uitspraak werd gedaan door rechter mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. A.A. Dijk. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.4730

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juli 2018 in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. P.Th. van Alkemade),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

ProcesverloopEiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 13 juni 2017 (het bestreden besluit).

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 mei 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen D. Madjlessi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser is van Afghaanse nationaliteit. Hij is geboren op [geboortedatum] . Op 28 november 2015 heeft hij een asielaanvraag ingediend. Aan deze aanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat zijn vader een jihadi is en wilde dat eiser ook zou deelnemen aan de jihad. Op een dag heeft zijn vader hem geblinddoekt meegenomen in de auto. Toen eiser uitstapte, zag hij gewapende mannen met lange baarden in traditionele Afghaanse kleding. Enige tijd later kwam er een man naar eiser toe die zei dat de jihad verplicht was voor hem en dat hij educatie zou krijgen en daarna training in wapens en bommen. Eiser werd ziek en na een aantal dagen heeft zijn vader hem weer naar huis gebracht. Zijn moeder heeft er toen voor gezorgd dat eiser kon vluchten uit Afghanistan. Eiser heeft verder aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij afstand heeft genomen van de islam en geïnteresseerd is in het christendom. Eiser heeft verklaard dat hij met [naam1] , een vriend uit het asielzoekerscentrum, mee is gegaan naar een Nederlandse familie, waar hij les kreeg over Jezus Christus. Later heeft deze familie eiser een aantal keer meegenomen naar de kerk. Hierdoor is hij geïnteresseerd geraakt in het christendom en heeft hij een afkeer van de islam gekregen.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder acht eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. De verklaringen over eisers vader acht verweerder niet geloofwaardig. Verweerder acht evenmin geloofwaardig dat eiser afstand heeft genomen van de islam en geïnteresseerd is in het christendom.
Op wat eiser daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers verklaringen over zijn vader en diens poging om hem te rekruteren voor de jihad niet geloofwaardig zijn. Daartoe heeft verweerder terecht overwogen dat eisers verklaringen vaag, summier en niet aannemelijk zijn. Zo weet eiser niet tot welke groepering zijn vader behoort, wie de leider van die groepering is, sinds wanneer zijn vader jihadi is, wat zijn vader precies voor rol heeft bij de groepering en waarom zijn vader veel aanzien geniet. Eisers stelling dat zijn vader dit soort dingen niet met hem besprak en hij zijn vader daar ook niet naar kon vragen, is onvoldoende om tot een ander oordeel te leiden. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiser vaak in de moskee kwam en dat hij heeft verklaard dat iedereen wist wie zijn vader was. Van hem mag daarom verwacht worden dat hij meer kan vertellen over zijn vader. Verder heeft verweerder terecht aan eiser tegengeworpen dat niet valt in te zien dat zijn moeder niet eerder heeft geprobeerd om eiser te laten vluchten. Uit eisers verklaringen blijkt immers dat zijn moeder wist wat er zou gaan gebeuren toen eiser werd meegenomen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn moeder eerder niet in de gelegenheid zou zijn geweest om hem te helpen.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers gestelde afvalligheid en interesse in het christendom niet geloofwaardig zijn. Omdat eiser afkomstig is uit een islamitisch land, waar afvalligheid of bekering tot het christendom maatschappelijk onacceptabel of strafbaar is, heeft verweerder bij zijn beoordeling terecht veel gewicht toegekend aan eisers verklaringen over zijn motieven om zich van het islamitische geloof af te keren en het proces wat hij heeft doorgemaakt. Verweerder heeft vervolgens terecht geconstateerd dat eiser vaag en summier heeft verklaard over de manier waarop hij geïnteresseerd is geraakt in het christendom. Verder heeft hij geen overtuigende verklaringen afgelegd over zijn persoonlijke motieven, hij verklaart slechts in algemeenheden. Ook heeft verweerder terecht aan eiser tegengeworpen dat hij vaag en summier heeft verklaard over zijn kerkgang. Omdat hij heeft verklaard dat hij zich vanwege zijn interesse in het christendom heeft afgekeerd van de islam, mag van hem verwacht worden dat hij overtuigende verklaringen kan afleggen over de redenen van die interesse.
Eiser heeft ter zitting verwezen naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 17 oktober 2017 (ECLI:NL:RBDHA:2017:15645) en naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s Hertogenbosch, van 17 januari 2018 (ECLI:NL:RBDHA:2018:3000), waarbij hij heeft gesteld dat het in die zaken (ook) ging om minderjarigen, pubers, die zich nooit verbonden hebben gevoeld met de islam en er daarom geen moeite mee hadden om zich af te wenden van de islam. Dit is onderdeel van de puberteit en het proces van volwassen worden, aldus eiser.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt deze vergelijking niet. Daargelaten dat de individuele verklaringen in deze zaken zich slecht laten vergelijken, geldt in dit geval dat eiser heeft verklaard dat hij in Afghanistan leefde volgens de islam en vaak naar de moskee ging, maar dat hij zich in Nederland van de islam heeft afgekeerd, juist vanwege zijn interesse in het christendom.
Verweerder heeft niet ten onrechte geoordeeld dat eiser zijn asielmotieven niet aannemelijk heeft gemaakt.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel