In deze zaak gaat het om de asielaanvraag van eiser, een Hazara afkomstig uit Afghanistan, die een derde asielaanvraag heeft ingediend. Eiser stelt dat het gevaarlijk is voor Hazara's in zijn thuisdistrict en dat hij tot het christendom is bekeerd. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser niet tot een kwetsbare minderheidsgroep zou behoren en zijn bekering ongeloofwaardig zou zijn. De rechtbank heeft de zaak op 17 oktober 2017 behandeld en is van oordeel dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de bekering van eiser ongeloofwaardig is bevonden. De rechtbank heeft daarbij de verklaringen van eiser, getuigen en rapporten van de commissie in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat de situatie voor Hazara's in Afghanistan zorgelijk is, maar dat eiser niet als lid van een kwetsbare minderheidsgroep kan worden aangemerkt. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens worden de proceskosten van eiser vergoed.