ECLI:NL:RBDHA:2018:8199

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2018
Publicatiedatum
11 juli 2018
Zaaknummer
18.2323
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Afghaanse vrouw met gezin in Griekenland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Afghaanse vrouw die in Nederland een asielaanvraag had ingediend. Eiseres, die met haar gezin vanuit Iran naar Griekenland was gevlucht, vorderde bescherming in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had haar aanvraag afgewezen op 29 januari 2018, omdat hij van mening was dat eiseres niet voldeed aan de criteria voor vluchtelingenstatus. Eiseres was van mening dat zij en haar dochters in Iran gevaar liepen, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiseres niet als alleenstaande vrouw kon worden aangemerkt, aangezien haar echtgenoot nog in Griekenland verbleef. De rechtbank concludeerde dat er geen reëel risico was op vervolging of schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Afghanistan. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat eiseres niet had aangetoond dat er persoonlijke omstandigheden waren die haar vrees voor vervolging rechtvaardigden. De uitspraak werd gedaan door rechter M.J.L. Holierhoek, in aanwezigheid van griffier A.E. Paulus. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.2323

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juni 2018 in de zaak tussen

[naam] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.A. Vermeij),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Leijtens).

ProcesverloopEiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 29 januari 2018

(het bestreden besluit).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 mei 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A.R. Izadkhast. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] in Afghanistan (Bamiyan). Op ongeveer zevenjarige leeftijd heeft zij met haar ouders Afghanistan verlaten. Tot aan haar vertrek uit Iran heeft zij in Iran gewoond. Daar is zij getrouwd en heeft zij kinderen gekregen. Eiseres heeft de Afghaanse nationaliteit, behoort tot de Hazara bevolkingsgroep en is sjiitisch moslim. Vanuit Iran is eiseres met haar gezin naar Griekenland gevlucht. Eén van haar dochters is verder gereisd naar Nederland en vervolgens is ook eiseres naar Nederland doorgereisd. De man van eiseres verblijft nog in Griekenland.
2. Op 23 november 2017 heeft eiseres in Nederland een asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft zij ten grondslag gelegd dat zij bang was dat haar dochters in Iran zouden worden misbruikt. Haar dochter [naam1] is gedurende één dag vermist geweest.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. Verweerder gaat uit van Afghanistan als land van herkomst, omdat eiseres de Afghaanse nationaliteit heeft. Verweerder heeft daarom alleen getoetst of eiseres in Afghanistan te vrezen heeft voor vluchtelingenrechtelijke vervolging, dan wel een reëel risico loopt op schending van
artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Hiervan is volgens verweerder geen sprake. Volgens verweerder voldoet eiseres niet aan de criteria om als alleenstaande vrouw te worden aangemerkt. Zij behoort ook niet tot een risicogroep dan wel een kwetsbare minderheidsgroep. Verder heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade.
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Op hetgeen door haar is aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
5. Niet in geschil is dat Afghanistan voor eiseres als land van herkomst wordt beschouwd. De problemen die eiseres in Iran stelt te hebben ondervonden, heeft verweerder daarom terecht niet beoordeeld.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht eiseres niet aangemerkt als alleenstaande vrouw op grond van het landgebonden beleid inzake Afghanistan [1] . Immers, eiseres is nog altijd getrouwd en heeft tot aan haar komst naar Nederland met haar echtgenoot (en kinderen) verbleven. Met de enkele stelling dat haar echtgenoot nog in Griekenland verblijft, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij als alleenstaande vrouw naar Afghanistan zal moeten terugkeren. Daarbij heeft verweerder terecht van belang geacht dat de echtgenoot nog in beeld is, dat eiseres nog contact met hem heeft en dat zij door eigen toedoen van haar gezin in Griekenland is gescheiden.
7. De rechtbank volgt ook niet de stelling van eiseres dat zij als
feitelijkalleenstaande, kwetsbare vrouw naar Afghanistan zal moeten terugkeren. Immers, niet aannemelijk is gemaakt dat eiseres niet met haar Afghaanse man naar Afghanistan kan terugkeren dan wel dat zij zich daar niet kunnen herenigen.
8. De vraag is vervolgens of eiseres te vrezen heeft voor vervolging dan wel een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Afghanistan.
9. Uit de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 maart 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:915 en ECLI:NL:RVS:2018:979) volgt dat, hoewel de veiligheidssituatie in sommige provincies zorgelijker is dan in andere, in Afghanistan geen sprake is van een situatie waarbij een burger die in het geheel niet verbonden is met één van de strijdende partijen louter door zijn aanwezigheid daar een reëel risico loopt op een bedreiging als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, onderdeel 3, van de Vw.
Voorts geldt dat de algehele situatie in Afghanistan niet zodanig is dat vreemdelingen die behoren tot de Hazara-bevolkingsgroep zonder meer als vluchteling zijn aan te merken.
Het is gelet op deze stand van zaken in Afghanistan aan eiseres om aannemelijk te maken dat er voor haar persoonlijk betreffende feiten en omstandigheden bestaan die vrees voor vervolging in vluchtelingenrechtelijke zin rechtvaardigen. Hierin is zij niet geslaagd, nu zij heeft verklaard dat zij in Afghanistan geen persoonlijke problemen heeft ondervonden.
10. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. Holierhoek, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E. Paulus, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Voetnoten

1.Paragraaf C7/2 van de Vreemdelingencirculaire 2000