ECLI:NL:RVS:2018:979
Raad van State
- Hoger beroep
- M. Verheij
- J.J. van Eck
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 10 oktober 2016 afgewezen. De rechtbank Den Haag verklaarde het daartegen ingestelde beroep op 27 juli 2017 ongegrond. De vreemdeling heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 12 januari 2018 waren zowel de vreemdeling, bijgestaan door zijn advocaat mr. N. Brands, als de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. E.C. Pietermaat en mr. J.V. de Kort, aanwezig.
De vreemdeling klaagt in zijn tweede grief dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er in Afghanistan, met name in Herat, geen uitzonderlijke situatie is die bescherming biedt onder artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, onderdeel 3, van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft deze vraag in een eerdere uitspraak beantwoord en concludeert dat de grief niet kan leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
De overige grieven van de vreemdeling zijn eveneens niet toereikend om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen. De aangevoerde argumenten zijn niet van zodanige aard dat zij vragen oproepen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moeten worden. Daarom wordt met het oordeel volstaan dat het hoger beroep ongegrond is en de aangevallen uitspraak bevestigd dient te worden.