Op 10 juli 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een imam die een gebiedsverbod was opgelegd in het kader van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding (Twbmt). Het gebiedsverbod, dat oorspronkelijk op 15 augustus 2017 was opgelegd, werd met zes maanden verlengd door de minister van Justitie en Veiligheid. Eiser, de imam, had beroep ingesteld tegen deze verlenging, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank behandelde de zaak versneld, zoals voorgeschreven in de Twbmt, en oordeelde dat de minister voldoende onderbouwing had gegeven voor de verlenging van het gebiedsverbod. Eiser had geen specifieke beroepsgronden aangevoerd tegen de verlenging, maar herhaalde enkel de gronden van zijn eerdere beroep tegen het oorspronkelijke besluit. De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die het eerdere besluit had bekrachtigd, onherroepelijk was geworden. De rechtbank concludeerde dat de minister de verlenging van het gebiedsverbod gerechtvaardigd had, gezien de nieuwe feiten en omstandigheden die aan de verlenging ten grondslag lagen, waaronder de verspreiding van jihadistisch gedachtegoed door eiser. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.