5.5Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht op het standpunt gesteld dat de gedragingen van eiser een gevaar vormen voor de nationale veiligheid en dat is voldaan aan het criterium van artikel 2 van de Twbmt voor het opleggen van een gebiedsverbod.
6. De rechtbank acht, anders dan eiser, de duur van de opgelegde maatregel niet disproportioneel. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat in het bestreden besluit onder verwijzing naar de bestuurlijke rapportage wordt gesteld dat eiser al sinds 1992 actief is in de Schilderswijk en Transvaal, sinds 2002 in verband wordt gebracht met het prediken van geweld en het oproepen tot het vernietigen van de vijanden van de Islam en sinds 2012 probeert in de Schilderswijk locaties te vinden voor gebedsdiensten. Gelet op deze omstandigheden staat de thans opgelegde maatregel voor de duur van zes maanden in redelijke verhouding tot het nagestreefde legitieme doel, namelijk de bescherming van de nationale veiligheid.
7. Het betoog dat het gebiedsverbod een ongerechtvaardigde inbreuk betekent op het in artikel 2, derde lid, van het Vierde Protocol bij het EVRM gewaarborgde recht om zich vrij te mogen bewegen, slaagt niet. Een inbreuk op fundamentele rechten moet bij wet zijn voorzien, een legitiem doel hebben, noodzakelijk en proportioneel zijn. Aan deze vereisten is, zoals hiervoor is overwogen, naar het oordeel van de rechtbank voldaan.
Voor zover eiser betoogt dat door het gebiedsverbod zijn vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst, en de vrijheid van vergadering en betoging ongerechtvaardigd wordt beperkt, kan hij daarin niet worden gevolgd. De rechtbank is van oordeel dat, nu het gebiedsverbod een gerechtvaardigde beperking inhoudt van zijn recht zich vrij te mogen bewegen, daarmee gegeven is dat beperkte uitoefening van andere grondrechten door eiser binnen het aangewezen gebied gerechtvaardigd is.
Dat verweerder van zijn bevoegdheid tot het opleggen van de maatregel een ander gebruik zou hebben gemaakt dan waarvoor deze bevoegdheid is bedoeld, is niet gebleken.
8. Het betoog van eiser dat hij voorafgaand aan het nemen van het bestreden besluit ten onrechte niet is gehoord, slaagt niet. De burgemeester van Den Haag heeft op 10 augustus 2017 de [stichting X] gesommeerd te stoppen met de activiteiten die afwijken van het gebruik als bedrijfsruimte in het pand aan de [straat] [huisnummer] en [huisnummer] te Den Haag. Op 11 augustus 2017 is geconstateerd dat, ondanks deze sommatie, onder leiding van eiser een gebedsdienst in het betreffende pand werd gehouden, waaraan ongeveer 100 personen deelnamen. Deze feiten zijn niet betwist. Gelet op de conclusies uit de bestuurlijke rapportage zoals die zien op eisers gedragingen in het verleden, de negatieve invloed die eiser heeft op zijn toehoorders in de twee genoemde wijken en de omstandigheid dat eiser geen gehoor heeft gegeven aan de sommatie van 10 augustus 2017, heeft verweerder, in aanmerking nemend het belang van de nationale veiligheid, in redelijkheid kunnen besluiten de zienswijze achterwege te laten en direct over te gaan tot het instellen van het gebiedsverbod met onmiddellijke ingang.
9. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.